Uw zoekacties: Familie Van Brienen van de Groote Lindt

0171-01 Familie Van Brienen van de Groote Lindt ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Het archief der familie van Brienen bestaat eigenlijk uit twee delen, dat betreffende de familie van Brienen zelf en dat van de familie Heereman van Zuytwijck. Van deze beide is dat van de familie Heereman van Zuytwijck het oudste, reden om daarmede te beginnen.
Het geslacht Heereman was reeds in de eerste helft van der 16e eeuw te Amsterdam gevestigd. In een inleiding op de inventaris van het familiearchief wordt melding gemaakt van Maria Heermansdochter die met een zekere Gijsbrecht huwde. *  Heereman Gijsbrechtszoon trouwt in 1552 Jacobje Jacobsdr Bam, hun jongste zoon Claes (1562-1650) zette het geslacht voort. Van diens vele zonen uit het huwelijk met Volckje Vastardsdochter kreeg alleen Vastard, die de achternaam Heereman ging dragen, nakomelingschap. De familie Heereman stond medio 17e eeuw te Amsterdam bekend als Roomsgezind en schatrijk. Silvester Heereman huwde in 1636 Anna Dirksdochter van Swieten, weduwe van Joost Boelens.
Zijn zoon Dirk was in 1658 aanwezig bij de kroning van keizer Leopold te Frankfurt en werd bij deze plechtigheid in de adelstand verheven. Dirk huwde in 1660 Anna Maria Ramp van Rolland, dochter van Andries (uit een Rooms-Katholiek Haarlems geslacht) en Cornelis Panser. Hun zoon mr Frederik Jacob Heereman maakte aantekeningen over zijn vader en zijn oom Johan. Frederik Jacob huwde in eerste echt met Agatha Maria van der Goes, welk huwelijk gezegend werd met een zoon Sylvester Andreas. Hij hertrouwde met Elisabeth Catharina van Scherpenseel tot Rumpt, vrouwe van de heerlijkheid Lisse en het aldaar gelegen huis Dever. *  Als hun kinderen worden in 1771 genoemd: Agatha Barbara, Francois Ernestus Hyacinth, Theodora Johanna Ignatia, Dirk Johan Heer van Dever en Lisse, Frederik William oud Heer van Oudegijn en Anna Hester. Francois Ernestus Hyacinth huwde in 1755 Maria Anna von Wrede-Melschede. Hun kinderen waren o.a.: Maria Alexandrine gehuwd met de Heer von Kerkering zu Borg te Munster; Theodoor Joseph Louis Vincent wonende te Keulen; Engelbert Antoine Aloys Cyriac gehuwd met Ferdinandine von Haxthausen. De kinderen van Theodoor Joseph Louis Vincent huwden met leden van de Duitse adel.
De heerlijkheid Zuidwijk - niet Wassenaar en Zuidwijk - maar een kleine heerlijkheid aan de Gouwe bij Boskoop - werd verlijd aan: Silvester Heereman bij opdracht van de gestelde curateurs van Gualterus van Halewijn, 1656 december 21. Dirk Heereman bij dode van zijn vader Silvester, 1674 oktober 25. Frederik Jacob Heereman bij dode van zijn vader Dirk, 1679 juni 22. Francois Ernestus Hyacinth Heereman bij dode van zijn vader Frederik Jacob, 1746 maart 14. Theodoor Joseph Louis Vincent Heereman bij dode van zijn vader Francois Ernestus Hyacinth bij dode van zijn vader, 1781 april 6. Volgens het aardrijkskundig Woordenboek van van der Aa was zij in 1851 in het bezit van (Matthias Alexander en zijn nakomelingen) Heereman wonende te Surenberg bij Munster. Matthias Alexander was een kleinzoon van Frederik William oud Heer van Oudegijn, een broeder van Francois Ernestus Hyacinth Heereman. Het deel van het familiearchief Heereman van Zuidwijk dat zich in het Algemeen Rijksarchief bevindt (de renteboeken, de inventarissen der nalatenschappen, de stukken betreffende het onroerend bezit zijn grotendeels nog te Surenberg gebleven) is afkomstig uit het kasteel Surenberg in Westfalen. In de verzameling Iconografia Batava bevinden zich 18 portretten van leden der familie Heereman. Zij hadden over hun goederen in Nederland beheerders aangesteld: Schonenberg over hun goederen bij Amsterdam, Nieuwer-Amstel en Edam: Schiefbaan over hun goederen te Monster en Den Haag; Rooselaar over hun bezit te Schoten en Schotervlielant; Zulb over hun land in de polder de Zijpe en de Huyswaarder polder bij Alkmaar.
In 1818 werden de goederen te Schoten en Schotervlielant, de bezittingen aan de Amsteldijk, onder Amstelveen, te Osdorp, Ouder-Amstel, Ouderkerk, Monster, Alkmaar, Heilo, In de Zijpe, Limmen, Castricum en Bergen verkocht. Van de opbrengst ging de helft naar de erfgenamen van Francois Ernestus Hyacinth en de andere helft naar Matthias Alexander Heereman. In 1820 verkopen de erfgenamen van Francois Ernestus Hyacinth aan Matthias Alexander hun helft in de erfpachten ten laste van het vroegere graafschap Megen; uit de sluis en visserij te Edam; uit 9 morgen 475 roeden onder Monster; uit Zorgvliet buiten Den Haag een eeuwige erfrente groot 25 gld 18 st. ten laste van W.G.F. graaf Bentinck. In 1849 verkoopt Matthias Alexander de woning aan de hoek van het Loopveld aan de Amsteldijk, Bonte Botterskamer aan de Amsteldijk, bezittingen onder Amstelveen en Achthoven. Tussen 1847 en 1852 werd het grootste deel van de bezittingen in Nederland door Matthias Alexander verkocht. Van 1821-1851 was de advocaat van der Horst in Den Haag algemeen beheerder van de bezittingen in Nederland geweest. In het familiearchief Heereman van Duidwijk wordt de naam van Brienen niet aangetroffen als koper van bezittingen. Toch moet dit wel het geval zijn geweest, daar een verwantschap tussen de beide Katholieke families niet valt aan te wijzen.
De stamreeks der Van Brienens vangt aan met Anthonie van Brienen, een apotheker uit Amersfoort die in 1653 te Rotterdam huwde met Hillegonda Pinckeveer. Zijn kleinzoon Wilhelmus van Brienen, geboren te Leiden op 31 maart 1697, stichtte te Amsterdam het handelshuis Willem van Brienen en Zoon. Hij trad te Amsterdam op 26 oktober 1725 in het huwelijk met Anna de Jonge, dochter van Arent Heer van de Groote Lindt en Maria van Schoonderwoert en overleed aldaar op 26 januari 1770. Zijn zoon Arnout Jan van Brienen, geboren te Amsterdam op 28 juni 1735, was daar regent van het Maagdenhuis. Hij huwde op 9 augustus 1759 te Den Haag Sophia Maria Half Wassenaer, dochter van mr Jacob Adamse Heer van Stad aan 't Haringvliet en Ruffina Johanna de Jonge. Sophia Maria bracht door dit huwelijk de halve eigendom van de buitenplaats Clingendaal aan de familie van Brienen van de Groote Lindt. Het oorspronkelijke huis Clingendaal dat de ontvanger-generaal der Unie Philips II Doubleth had doen bouwen moet maar klein zijn geweest. Nicodemus Tessin die in 1687 Den Haag bezocht schrijft in zijn reisjournaal: "Santannelandt (St Annaland zoals Clingendaal ook wel genoemd wordt naar de heerlijkheid die in het bezit was van deze tak van het geslacht Doubleth) lieget nicht weit von hier, gehört einem Herrn zu der f 100.000 einkommen hat. Er heist Heer von Santannenlandt, ist sehr curieux und hat sonsten keinen Dienst. Dass Hauss ist sehr klein, nur von ettzlichen zimbern, die gar klein und nur 4 seyndt".
Over de tuin was hij beter te spreken. "Das beste von Garten so hier umb Haag zu finden ist". Arnout Jan van Brienen kocht in 1782 van Henricus Gerardus de Jonge de ambachtsheerlijkheid van de Groote Lindt; 16 morgen 1' hond land leengoed in de Hoge Nesse; 20 morgen leengoed in het Oosteinde van de Hoge Nesse; de heerlijkheid Dortsmonde c.a.; 3 morgen onder het dorp Meerdervoort; tienden onder de heerlijkheid Meerdervoort; alle de rietenbieslanden, de visserij onder de heerlijkheid van de Groote Lindt; alles tesamen voor f 91.500-. Wij komen Arnout Jan van Brienen in 1803 - een jaar voor zijn overlijden - nog tegen als executeur testamentair van wijlen Jacob Hendrik baron van Wassenaar, Alkemade, Vrijenhaak, Nieuwerkerk en Werve. Arnouts zoon Willem Joseph, Heer van de Groote Lindt, Dortsmond, Stad aan 't Haringvliet was op 31 december 1760 te Amsterdam geboren, was lid der firma van Brienen en Zoon aldaar, in 1803 raad van Amsterdam, in 1807 staatsraad in buitengewone dienst en kamerheer honorair, wethouder in 1808, maire van Amsterdam in 1811. Bij open brief van keizer Napoleon d.d. 3 januari 1812 werd hij verheven tot baron de l'Empire. Bij besluit van de Souvereine Vorst d.d. 9 december 1814 werd hij benoemd in de ridderschap van Holland; bij K.B. van 12 januari 1825 werd hij met zijn zoon jhr. Arnoud Willem verheven tot baron. Bij K.B. van 26 oktober 1835 nr. 70 werd dit diploma veranderd in een van erkenning met de titel van baron(es).
Hij trad op 26 mei 1782 te Haarlem in het huwelijk met Margaretha Thimothea Johanna Ram van Schalkwijk, dochter van Eduard Pieter Heer van Weerdesteyn en Schalkwijk en Agatha Oem vrouwe van Sandelingenambacht. Haar zusters waren Anna Catharina Maria en Thimothea Maria. Hun voogden waren Denis Roest en Joan Schadé. Zij waren nichten en erfgenamen van Pieter van Borssele die gehuwd was met Maria Catharina Roest. Willem Joseph liet Clingendaal naar de smaak van zijn tijd moderniseren. Hij kocht op 2 februari 1832 van mr. Adam Anthony Stratenus de buitenplaats "Oosterbeek" met drie percelen weiland daarbij en de bouwmanswoning "Overbosch" met een stuk teelland daarachter. Zijn oudste zoon Arnoud Willem werd op 5 april 1783 te Amsterdam geboren, was daar lid van de raad en van 1815-1854 regent van het Maagdenhuis. Evenals zijn vader was hij kamerheer des konings en lid der Eerste Kamer. Ook was hij nog chef der garde nationaal te Amsterdam. Hij huwde op 5 maart 1813 te Amsterdam met Angelica Louisa van Wijkerslooth van Grevenmachern, geboren aldaar 24 februari 1795, dochter van des H.R. Rijksbaron Cornelis Gerardus Josephus en Gertruda Maria Roest van Alkemade. De familie van Wijckerslooth van Grevenmachern was erfgename van jkvr. A.G.M. Schadé, dochter van mr. Pieter Schadé en Cornelia Elisabeth van Schoorel die weer een nicht was van dr. Cornelis van Gessel. Uit dit eerste huwelijk van Arnoud Willem sproten twee kinderen; Willem Diederik Arnold Maria en Adelaide Henriëtte Angélique. Hij hertrouwde te Beveren in Oost Vlaanderen op 18 mei 1825 met Carolina Francisca Josephina van Brouckhoven van Bergeijck, geboren te Brussel op 12 augustus 1802, dame du palais van Koningin Anna Paulowna, dochter van Charles Francois de Paul comte de Bergeyck en Carolina Josephina Maria des comtes Roose de Baisy.
Uit dit huwelijk sproten: Hendrik Jan; mr. Karel Hendrik Joseph; mr. Jacob Diderik Lodewijk Emanuel; Angélique Adelaide Louise Carolina. Arnoud Willem breidde ook door koop zijn bezittingen uit. Hij kocht in 1846 de hofstede "Het Oosterveld" onder Maurik en Ingen; in 1848 een stuk bouwland genaamd "de Dopmaat" onder Maurik; het volgend jaar kocht hij van J.H. baron van Zuylen van Nievelt tot den Schaffelaar de hofsteden "Het Haagje" en "de Perzik" onder Maurik en Ingen. In 1850 rondde hij zijn bezittingen af door de aankoop van de ridderhofstad "Kuilenburg" onder Maurik. Hij woonde te Amsterdam op de Herengracht over de Warmoesgracht (wellicht het perceel Herengracht 284) wijk LL nr. 156. Hij overleed op 26 oktober 1854 te Clingendaal. Hij had aan de huizinge Clingendaal in en uitwendig veel veranderd, zodat de bezitting van Philips II Doubleth niet meer herkenbaar was. Hij was commandant in de orde van de Nederlandse Leeuw, ridder met de ster van de eikenkroon, officier van het Legioen van Eer en van de orde der beide Siciliën etc. Van zijn kinderen valt het volgende te vertellen:
Willem Diederik Arnold Maria geboren te Amsterdam op 5 maart 1814, lid der Provinciale Staten van Zuid- Holland, kamerheer des Konings, woonde in 1830 in Den Haag op Prinsegracht 2, wijk V 406. Hij huwde te Den Haag op 19 oktober 1836 met Ida Charlotte Nicolette Freiin Selby geboren te Kopenhagen op 25 november 1809, dochter van Freiherre Charles Joseph Borre till Oerupgaard en Christiane Louise Georgine Falbe. Uit dit huwelijk o.a. zijn zoon Arnoud Nicolaas Justinus Maria. Hij hertrouwde te Utrecht op 5 augustus 1847 met Adriana Maria barones van Zuylen van Nyevelt, geboren te Haarlem op 18 februari 1819 hofdame van prinses Frederik der Nederlanden, dochter van baron Jan Adriaan en Quirina Catharina Petronella Teding van Berkhoudt. Hij woont dan op Korte Voorhout nr. 6 van waar hij in 1859 verhuisd blijkt te zijn naar Korte Vijverberg nr. 2. Hij was lid van het Haagse scherpschuttersgilde Petit St Hubert (1844), maar is vooral bekend geworden door het kapitale huis dat hij liet bouwen op de hoek van het Lange Voorhout en het Vos in Tuinstraatje, waar in 1557 de herenhuizinge van jhr. Louis 't Seraets stond en later drie kleinere huizen waren verrezen. Toen in 1855 het blok huizen tussen het Kalkstraatje en de Vos in Tuinstraat in openbare veiling werd gebracht kocht de gemeente Den Haag het onder de hand aan om de Vos in Tuinstraat te kunnen verbreden. Het volgend jaar werd besloten het gehele blok na 1 mei 1857 te amoveren, de Vos in Tuinstraat te verbreden en het overschietend terrein te verkopen. Baron van Brienen van de Groote Lindt werd eigenaar. Zijn grote huis werd in 1857 aanbesteed en in april 1858 werd de eerste steen gelegd. Na zijn overlijden op 9 april 1873 kwam het huis in handen van F.J.G. Wirtz die daarin in het voorjaar van 1881 het Hotel des Indes opende.
Adelaide Henriëtte Angélique van Brienen, geboren te Amsterdam op 22 februari 1815, overleden op 4 mei 1871 te Ochain (Luik). Zij huwde op 17 september 1835 met Ch.J.F. graaf de Mercy d?Argenteau grondeigenaar te Ochain bij Luik. Het echtpaar kreeg twee zonen en twee dochters.
Hendrik Jan baron van Brienen, geboren te Amsterdam op 2 mei 1826, overleden te Parijs op 15 februari 1854. Hij trad te Brussel in het huwelijk op 20 april 1852 met Marie Philippe Mathilde Eugenie Ghislaine van der Linden baronne d'Hoogvorst, geboren aldaar 17 juni 1833, overleden op 4 september 1903 te Biarritz, dochter van baron Leon Joseph Ghislain en Marie Philippine Elisabeth baronne de Wal d'Anthinne. Hun enig kind Marie Elizabeth Caroline Josephine Ghislaine overlijdt op 28 jarige leeftijd op 22 mei 1883 in de villa van Brienen te Pau, haar moeder als haar erfgename achterlatend.
Mr. Karel Hendrik Joseph baron van Brienen, Heer van Wezenstein. Geboren op 28 februari 1828 te Arnhem is hij in 1856 gezantschapssecretaris te Weenen. Zijn woonplaats is Wassenaar. Als hij op 4 maart 1858 kinderloos te Pau overlijdt zijn zijn erfgenamen zijn broeder Jacob Diederik Lodewijk Emanuel en zijn zuster Angéligue Adelaide Louise Caroline, die in 1859 als zodanig kregen toegedeeld uit de fideicommissaire nalatenschap van hun vader de hofstede "de Perzik" onder Maurik met het tiendrecht op koorn- en zaadproducten.
Mr. Jacob Diederik Lodewijk Emanuel van Brienen, Heer van Stad aan 't Haringvliet, geboren te Amsterdam op 25 februari 1830, overleden te Brussel op 3 november 1858, grondeigenaar en gewoond hebbende op "Eindenhout" te Heemstede. Zijn erfgenamen waren de oudste zoon van zijn halfbroer (Arnold Nicolaas Justinus Maria, zoon van W.D.A.M.) en de oudste zoon van zijn volle zuster (Thierry Arnaud Laurent Baudouin d'Alsace, zoon van A.A.L.C.). Uit zijn erfenis werd toegedeeld aan Thierry de inboedel van het perceel Keizersgracht 195 te Amsterdam, welke inboedel Thierry op 25 november 1884 overdroeg aan zijn moeder, met uitzondering van het zilverwerk en de kostbaarheden.
Angélique Adelaide Louise Caroline van Brienen, geboren te Amsterdam op 15 januari 1832, overleden te Parijs op 9 april 1921. Zij huwde te Amsterdam op 27 oktober 1852 Simon Gerard Louis prince d'Hénin comte d'Alsace, geboren te Parijs op 14 april 1832 en overleden aldaar op 28 oktober 1891, zoon van prince Charles Louis Albert en Laure Francoise Pauline des barons Durand de Pisieux. In 1859 woonde het gezin op het kasteel Bourlemont te Neufchateau in de Vogezen. Angélique erfde in 1856 van haar vader "de Dopmaat" en de hofsteden "Het Oosterveld" en het "Haagje" onder Maurik en Ingen. In 1886 werd haar uit haar vaders nalatenschap toegedeeld de ridderhofstad "Kuilenburg". Zij kocht ook zelf grond onder Maurik. Haar koop in 1860 van de hoeve "de Bremberg" onder Etten-Leur werd later ongeldig verklaard. Uit haar nalatenschap werden op 13 juli 1922 aan haar oudste zoon Thierry toegedeeld "Het Haagje", "de Perzik", "de Ossewaard", "Het Oosterveld" en de ridderhofstad "Kuilenburg". Een andere zoon van haar, Philippe Charles Comte d'Alsace d'Hénin Liétard, geboren Parijs op 16 juli 1856, reserve luitenant van de Franse generale staf, huwde te Wassenaar op 31 juli 1886 Eleonora Helena Louise barones van Brienen, dochter van Arnoud Nicolaas Justinus Maria baron van Brienen uit diens tweede huwelijk met Maria Louisa Ottolina Niagara barones van Tuyll van Serooskerken op 16 november 1865.
Arnoud Nicolaas Justinus Maria van Brienen, de laatste in de mannelijke lijn van deze tak, oudste zoon van Willem Diederik Arnold Maria. Hij werd op 18 januari 1839 te Den Haag geboren, was lid van de raad van voogdij over Koningin Wilhelmina, kamerheer des Konings in buitengewone dienst en overleed op 4 januari 1903 op de Middellandse Zee. Hij trad op 7 augustus 1862 te Den Haag in het huwelijk met Justina Wilhelmina Adriana barones Rengers, dochter van baron Edzard Hobbe en Arnoldina Wilhelmina Cornelia barones van Pallandt vrouwe van Warmenhuizen. Met zijn overlijden in 1903 stierf het geslacht van Brienen van de Groote Lindt in de mannelijke linie uit. Een dochter uit zijn eerste huwelijk, Ida Cornelia Maria Adriana, geboren te Den Haag op 20 juni 1863 huwde aldaar op 12 mei 1881 mr. Louis Paul Marie Hubert baron Michiels van Verduynen, geboren te Roermond op 23 augustus 1855, wethouder van Den Haag, lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland, lid der Tweede Kamer, secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage, zoon van baron Ferdinand Gerard Hubert Hilaire Arnold en Joséphine Regina Hendrica Schaetzen. Dit huwelijk bracht de buitenplaats Clingendaal aan de familie Michiels van Verduynen, die haar op 23 januari 1953 doorverkocht aan de N.V. My "Laan van Meerdervoort". Bij Raadsbesluit d.d. 23 augustus 1954 werd het buiten door de gemeente Den Haag aangekocht en op 27 mei 1955 werd het park voor het publiek opengesteld.
Het familiearchief van Brienen van de Groote Lindt werd in 1955 door dhr. H. Wins aan de gemeente Den Haag geschonken. Bij de inventarisatie werden de titels van aankomst van de onroerende goederen geografisch ingedeeld. Een ordening van deze archivalia naar de boedels waaruit zij aan de familie van Brienen van de Groote Lindt ten deel vielen zou de ordening minder overzichtelijk hebben gemaakt.
Regestenlijst
72 (Hendrick van) Maeslant schout, Adriaen Aertssen Co(orn) en Ghijsbrecht Ockerssen schepenen van Achthoven in het land van Montfoort (ambachtsheer Anthonis Carel Parmentier Heer van Heeswijck etc) oorkonden dat Maerten Jacobssen Hollander wonende in het gerecht van Vlueten; Gerrit Jacobss Hollander te Achthoven; Tryntgen Jacobs Hollanders dochter voor zich en haar kinderen; Dignum Jacobssen als man van Janneken; Willem Claessen van Velthuysen als man van Teuntgen Jacob Hollanders dochters allen kinderen en erfgenamen van Jacob Cornelisz Hollander en Willemgen Meertensdochter van de Poll en vervangende hun oudste broeder Cornelis Jacobssen Hollander verklaarden aan Gerrit Jacobssoen Hollander te hebben toegedeeld: 1- 3 morgen land in Achthoven met het huis daarop, belend: O. 2 morgen leen van het burggraafschap Montfoort die hem ook toegedeeld zijn, W. het vrouwenklooster buiten Utrecht, strekkende uit de oude weteringe tot aan het overpad aan de Z. zijde van de boomgaard. 2- 1 morgen land met de vogelkooi in Achthoven, strekkende uit de oude weteringe tot de halve dwarssloot tussen deze morgen en het land van Jan Janssen Hollander, belend: O. Jan Hendricssen de Beus, W. een gasthuis te Utrecht 3- 11 hont land in het land van Iselsteyn strekkende uit de halve scheisloot tussen de jurisdictie van Achthoven (Sticht Utrecht) en de baronie van Ysselstein tot de halve vliet over de Ysseldijk toe. Belend: O. Jan Hendricssoen Beus, W. Geerloff Cornelissoen van Hoff. 4- 1 morgwn land buitendijks in het land van Ysselstein strekkende van de halve Ysseldijk af tot de halve dwarssloot toe. Belend: O. de weduwe van Aert Jacobssen Coorn, W. de erfgenamen van Dryllenburch. Comparanten verlarrden dat Maerten was toegedeeld een weer land in Achthoven strekkende uit tot de oude wetering tot aan het toepad te halver dwarssloot van het land nu in gebruik bij Jacob Adriaenssoen. Beland: O. Jan Gijsberts van der Maet, W. de erfgenamen van Dryllenburch.
78 Cornelis Sinapius, schout van het Hooghelandt, oorkondt met Steven Jacobs op Overzeldert en Gerrit Jansz in Nederseldert als schepenen dat Hebbeltje Claesdochter, Gerrit Claess Santhaer en Wouter Jacobs als voogd over de onmondige kinderen van wijlen Claes Gerrits Santhaer en Truijchen Jacobsdr - als erfgenamen van genoemde wijlen Claes Gerritss Santhaer - verklaarden getransporteerd te hebben aan mr, Dyrck van Lommetsum, advocaat, de hofstede "de Santhaer" c.a. op het Hoogeland, bestaande uit: een perceel strekkende van het land van de heer van Emmiclaer oostwaarts op tot aan het land van Aris Jansz Zuijder, belend aan de ene zijde de buerwech en St Pauwelsabdij te Utrecht en anderzijds de koper. Een huis c.a. strekkende van de hofstede van genoemde Aris Jansz oostwaarts op tot het kamp van de weduwe van Ds. Martinus, belend: N. en Z. genoemde abdij en de koper, een stuk land strekkende van het land van de weduwe van ds Martinus oostwaarts op tot aan de Hoochsteech, belend N. en Z. genoemde abdij en koper, een perceel england met een bosje en heetvelt strekkende vandaar oostwaarts op tot aan de Hoochsteech toe, belend: W. de weduwe van Gerard de Wijs, O. de Hoochsteech, Z. Gerrit Jansz te Hoevelaken met zijn england en de weduwe van ds. Martinus met 1,5 morgen land genaamd "de Ketel", N. de hofstede genaamd "Calveen" c.a. van genoemde weduwe. De koper moet 3/4 van 16 oudschilden op zich nemen (het resterende 1/4 is ten laste van de weduwe van ds. Martinus) en f 1000 kapitaal t.b.v. Petronella van Bronckhorst en f 400 t.b.v. de weduwe van Gerard de Wijs.
86 Anna Ysabelle van Beyeren en Schagen weduwe van Maurits graaf van Nassau van de Lecq, in leven Heer van de Lecq, Beverweert en Odijck, gouverneur en luitenant generaal van Vlaanderen, oorkondt dat zij als moeder van haar zoon Maurits bij overgifte van de executeurs testamentair van Henrick van Alckemade van Berkenrode en de Groote Lindt verlijt Hendrick Theodoor de Jongh Heer van de Groote Lindt met 3 percelen land groot 21 morgen 1,5 hont op de Hoge Nesse in Zuid-Holland vroeger annex de ambachtsheerlijkheid van Gerrit Hendricx of Sandelinghs ambacht: 1- een perceel groot 12 morgen belend: W. Floris van Kuyl nu Pietter Adriaensz en de kinderen van Cornelis Ploonen, O. de erfgenamen van Pietter van Persijn, N. de Zeedijk van Swindrecht, Z. de Nesdijk en nu belend: Z.O. genoemde Heer van der Lint, Z.W. de Nesdijk, N.W. de scheysloot tussen het oost- en westeinde van de Nesse, N.O. de 12 roeden van de Swindrechtsen waard. 2- een perceel groot 5 morgen vanouds belend: W. Adriaen van den Eynde, O. de weduwe van Adriaen van Blijenburgh, N. Adriaen van den Eynde, Z. de Nesdijk en nu: Z.O. de Heer van Swindrecht, Z. de Nesdijk, N.W. Rochus van Wesel, N.O. Isaack Aryens Maesdam. 3- een perceel groot 4 morgen 1,5hont vanouds gemeen met Floris van Kuyl in een camp van 8' morgen, belend: W. mr Pietter van Persijn met genoemde 12 morgen, nu genoemde Heer van de Lint, O. de erfgenamen van mr Cornelis de Koninck, N. genoemde Floris van Kuyl, Z.O. de gemene landsvliet, Z.W. de heer van de Lint.
125 Jacob Willem Dallens, schout van de heerlijkheid Monster, oorkondt met Hendrik Holierhoek en Cornelis Willemse van Spronssen als schepenen dat Arnoldus van Rijn als lasthebber van Zijtje Cornelisdochter Romeyn, weduwe Cornelis Jansz van der Hoeven verklaarde te transporteren aan jkvr. Theodora Johanna Ignatia Heereman van Zuydwijk te Roermond 8 morgen (volgens meting 7 morgen, 3 hont, 86 roeden) in het kwartier achter de dijk onder Monster. Belend: O. het convent van der Lee, W. het volgende perceel, Z. het Slimpad, N. de grote Gantel, waarin begrepen 3 morgen leenland van de Staten van Holland. 1 morgen (volgens meting 1 morgen 81,5 roede) verongeldende voor 1 morgen, 3 hont tuin of boomgaard bij Quintsheul onder Monster. Belend: Z.W. Joris Geesteranus c.s., Z.O. huis en erf van Jan van Straaten e.a., N.W. de kleine Gantel, N.O. Adriaan Boogert van Bloys. Dit perceel is verhuurd aan Jan Jacobse Hogerwoerd tot 1 januari 1798 voor f 60 per jaar. 1 morgen, 4 hont, 75 roeden in een kamp van 3 morgen, 2 hont in het kwartier achter de dijk bij het eerste perceel onder Monster belend volgens laatste transportakte d.d. 19 oktober 1764: O. juffrouw Stickers, Z. Nicolaas van der Dussen, W. de Heer van Bloys, N. de grote Gantel. De drie percelen zijn belast met een custingbrief groot f 3000 gepasseert d.d. 29 mei 1767 door Dirk en Jan van den Bogaard en Jan van der Horst t.b.v. genoemde jkvr. Van Zuydwijk en door hen d.d. 2 mei 1768 getransporteerd aan Cornelis Jansz van der Hoeven met een hypotheekbrief d.d. 2 mei 1768 door genoemde van der Hoeven t.b.v. genoemde jkvr. van Zuydwijk gepasseerd. De jongste opdrachtbrieven zijn d.d. 19 oktober 1764 en 2 mei 1768. Zie ook het onderhandse verbaal van akkoord voor het Hof van Holland d.d. 4 april 1770.
140 Pieter Cornelisz Duyvesteyn, schout van Wateringen, oorkondt met Pieter van Hoek en Nicolaas Reygersbergen als schepenen dat mr. Johan Anthony Schiefbaan in Den Haag als lasthebber van Aarnout Jan van Brienen. Heer van de Grote Lint, Dordmonde en Stad en van Jan van Schorrenberg als executeurs testamentair van wijlen Jacob Hendrik, baron van Wassenaar van Alkemade, Vrijenhaak, Nieuwerkerk en Werve (testament d.d. 6 oktober 1785 voor notaris Pieter Galenus van Hole te Amsterdam) verklaarde onderhands verkocht en overgedragen te hebben aan Hendrik van Leeuwen te Wateringen. Een huismanswoning c.a. en een partij moes- en weiland achter elkaar gelegen, bestaande uit verschillende percelen samen groot 5 morgen, 1 hont, 88 roeden in de Oudwateringveldsche polder onder het ambacht van Wateringen en leengoed van het Huis te Werve in Rijswijk, uitkomend met een laan en een brug op de heerweg en met vrije uitvaart in de banwatering. Het ene perceel is groot 2 morgen, 3 hont, 28 roeden strekkende van de banwatering tot het volgende perceel, belend: N.O. mr, Willem Hendrik Gael, Z.W. de weduwe van Jan van Weyer. Het andere perceel is groot 2 morgen, 4 hont, 60 roeden strekkende van het vorige perceel tot het land van Cornelis Hoek, belend: N.O. mr Willem Hendrik Gael, Z.W. de weduwe van Jan van Weyer. De koper moet aan de achtergelegen veenlanden vrij overpad tot aan de weg geven mits deze landen bijdragen aan de brug over de banwatering en het daaropstaande hek. De koopsom bedraagt 5800 gulden.

Kenmerken

Datering:
1400-1927
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de familie Van Brienen van de Groote Lindt
Omvang in m¹:
0,375
Auteur:
E.H. Wijks en A.M.J. de Haan
Openbaarheid:
Geheel openbaar