Uw zoekacties: Provinciale commissie Groningen voor het nationaal huldeblij...

456 Provinciale commissie Groningen voor het nationaal huldeblijk, 1900 - 1901 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Toen op 16 oktober 1900 officieel mededeling werd gedaan van de verloving van Koningin Wilhelmina met Hertog Hendrik van Mecklenburg Schwerin voelde de commissie die namens het Nederlandse volk de aftredende Regentes Emma in 1898 een Huldeblijk had aangeboden, zich geroepen een nieuwe inzameling te organiseren, om de Koningin ter gelegenheid van haar huwelijk te gaan huldigen. Zowel in het landelijke Hoofdcomit als in de provinciale Groningse commissie bleken veelal dezelfde personen actief te zijn als in 1895-1898. Zo was Jhr. mr. W.C.A. Alberda van Ekenstein opnieuw provinciaal voorzitter, terwijl ook de heren J.E. Scholten, A.A.J.M. Verheijen, G. Alberda van Menkema en D. Knol Welt nog zitting hadden in de thans uitgebreide provinciale commissie.
Mr. J.A. Feith, die in 1892 een rol had gespeeld in het stedelijke comit dat de vorstinnen Wilhelmina en Emma bij hun bezoek aan Groningen een geschenk had aangeboden, vervulde de functie van secretaris.
Juist rond deze samenstelling van de commissie ontstond onverwachte onenigheid, toen van Anti- revolutionaire zijde kritiek kwam op het ontbreken van vertegenwoordigers van hun groepering. In het archief bevinden zich meerdere brieven waarin aan deze irritatie uiting werd gegeven. Zo waarschuwde J.C. Wirtz Cz. uit Bedum, voorzitter van het provinciale comit van Anti-revolutionaire kiesverenig ingen, zelfs voor onthouding van het AR-volksdeel, waarmee het nationale karakter van het Huldeblijk verloren zou gaan. Hij raadde de commissie dan ook aan alsnog enige vooraanstaande vertegenwoordigers uit AR-kring op te nemen. Ook de burgemeesters van Baflo en Nieuwe Pekela, de heren J. Doornbosch en F.H. Boels, toonden zich teleurgesteld over het ontbreken van verwante geesten. Eerstgenoem de, "in effecten en assurantiën" stuurde de penningmeester als zijn bijdrage "één coupon Russische Spoorwegen, 6e emmissie ter waarde van 2 roebel 50", wat moeilijk anders gezien kan worden dan als een bewijs van protest. Op 6 december 1900 verscheen een kort artikel in de Nieuwe Provinciale Groninger Courant, waarin dreigende taal werd gebruikt: "kent men ons niet bij de samenstelling der provinciale commissie, dan mag men ons ook gerust passeren, als men de lijsten aanbiedt".
Deze protesten hadden effect. Op 13 december verzocht Feith het Anti-revolutionaire Statenlid P. Dijkhuis uit Midwolda zich bij het provinciale comit aan te sluiten, hoewel "genoemde commissie is saamgesteld zonder daarbij op politieke of godsdienstige richtingen te letten". Ook al had hij persoonlijk nooit kritiek op de samenstelling gehad, toch nam Dijkhuis de uitnodiging graag aan, waardoor deze zaak met een sisser afliep. Overigens leek de animo voor de inzameling niet erg groot, wat door sommigen werd toegeschreven aan de korte tijd die was verstreken sedert het vorige beroep op de vrijgevigheid van de Groningers. Burgemeester de Sitter van Appingedam meende een tweede oorzaak te kunnen aanwijzen. Hij schreef dat de aandacht in zijn gemeente zodanig door de Zuid-Afrikaanse strijd in beslag werd genomen dat hij wanhoopte voor enig ander doel gelden bijeen te brengen. Inderdaad was de landelijke opbrengst in 1901 relatief gering: f 250.000,- tegen f 300.000,- in 1898.
Tot 2 februari 1901 was in de provincie Groningen f 3.817,06+ bijeengebracht. Door de plaatselijke comité's uit de stad Groningen, Slochteren en Warffum was toen nog niets afgedragen. Het aandeel Russische Spoorwegen van de heer Doornbosch had Feith weten te verkopen. Het bracht f 4,82 op.
Herkomst:

Het ligt voor de hand dat dit archief door de secretaris, de Rijksarchivaris mr. J.A. Feith, aan het Rijksarchief is overgedragen.

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Provinciale commissie Groningen voor het nationaal huldeblijk aan te bieden aan koningin Wilhelmina ter gelegenheid van haar huwelijk met prins Hendrik
Bewerker:
E.J. Reker
Behoort tot collectie:
Provincie Groningen
Laatste Publicatie:
1986
Omvang:
0,12 m standaardarchiefberging
Categorie: