171 en verantwoording, door Pompen als meede momboir en geweesen ontfanger van penningen moet aan den boedel verantwoordt worden om ’t welk te doen van mijn zijde wordt afgeslaegen.
Hier komt al nog te goedt en wordt in ontfangst ingebragt ’t welk ik op het erfhuijs heb gekogt, 65-0-6.
Als nog uijt de erfhuijspenningen in contante ontfangen, 426-4-8.
Als nog ontfangen van de heer Stokheijm wegens kanne genever volgens sijn Edele seggen nog verschult, 0-14-0.
Van Bartel Cuijpers volgens seggen, 14-16-0.
Van Marcelis Cuijpers voor den claver op den Lange Woort en weij door hem in 1776 gebruijkt, 70-0-0.
De contante penningen in ’t huijs volgens inventaris te saamen getrokken in differente specien, 335-18-0.
(subtotaal) 912-12-14.
(plus) 149-7-14.
(plus) 2437-0-0.
Totaal 3499-0-12.
N.B. den optrek is gedaan door de heer hofraedt en landschrijver van Duren aan de handt te zien.

42 Schepenen verklaren ter instantie van Lambert van Boxtel, pachter Hoeve van het convent van de Fraters, gelegen te Nuland, dat zij verschillende keren hebben gezien dat de eusels en weilanden als ook de claver velden in deselve hoeve, bij regenachtig weer onder water moeten blijven staan tot werkelijke schade voor de pachter, en bederf van de landerijen door het water, omdat het water geen aftocht heeft en zal moeten blijven staan. Met kleine kosten zou dit te verhelpen zijn. Door 3 houten zeiltiens van eenen voet vierkant, de twee ieder op een lengte van 20 voeten en de ene omtrent 12 voeten. Het ene zal gelegd worden onder door den Somerdijck, het tweede door den gemeijne Schotsheuvelse straat en de derde door de Wolfdijkse straat, als het regenwater uit de genoemde hoeve ende zo voorts zijne aftocht soude connen hebbentot in de polder van Nulant, sonder daardoor iemand te beschadigen. Tekenen: G Croon, Jan Jansen van der Ven

157 Antonis Jansen [tekent: dit merck heeft gestelt Antonis Jansen] inwoonder van Geffen verklaart ter instantie van Abram van Lent als pachter van slants groote thiende alhier gelegen dat hij in 1694 een halff stuck lant gelegen in eene van de groote thiende van Geffen competerende eenige particuliere persoonen, die met slants thiende neffens die van de erfgenamen van dheer colonel Ruijs alle jaeren is rijdende, met garst ende claversaet heeft besaeijt gehadt, welcke garst ende claver gemaeijt ende tot hoopen ende garsten gemaeckt en gericht sijnde, hij deponent sijn huijsvrou heeft gevraeght als wanneer die wilde invoeren, off de selve oock was uijt gethient, die daer op antwoorde van jae dat eenen Adriaen Janssen van Tilbeurgh off sijnen knecht de thiende daer uijt hadde gehaelt.
Getuijgen waeren Derck Jansen Spiringhs [tekent: Dierck Janssen Spiereckx] ende Peter Brock [tekent: Peter Brock], schepenen in Geffen.

134 Henderick Aertsen moelenaer [tekent: dit merck heeft gestelt Henderick Aerts] alhier verklaart ter instantie van Abram van Lent als pachter van slants groote thiende alhier tot Geffen in dese voorleeden oucxt dat hij sigh aen Antoni van Lent als geautoriseerde van sijnnen voorn. soon Abram heeft geadreseert ende aengegeven om een plackie lant met claver, garst ende boeckweijt onder malkanderen besaeijt tgeene hij had laeten maeijen, uijt te thienden, dat hij comparant metten voors Antoni van Lent is geaccordeert ende overcomen om tselve lant niet uijt te theinden waer voor hij comparant oock op staende voet in het huijs van Peter Schonck den voorn. Van Lent met eenen .. brandewijn heeft gecontenteert ende voldaen.
Getuijgen waeren G. Croon [tekent: G. Croon] drossart, Henderick van den Boogart [tekent: Hendrick vanden Boogaert] president ende Jan Gijsbert Jongers [tekent: Jan Gijsbert Jongerts], schepenen in Geffen.