81 Missive van ontvanger Lannoij te ’s-Hertogenbosch na verhoor van deurwaarder Mans en diens consideratie op een rekest van W. van Olphen binnenvader van het zgn. Blauwe of Vrouwe verbeterhuis te Schiedam te kennen gevende dat hij van Philippus Mans notaris en deurwaarder der gemene middelen te ’s-Hertogenbosch nog een bedrag zou mogen pretenderen van 405-18-6 zowel voor kostgeld als andere uitgaven gedurende het confinement van wijlen zijn huisvrouw Elisabeth de Rover zoals af te lezen is uit het authentieke extract uit des suppliants schuldboeken sub nr.3.- zie ook folio 369- zie ook folio 377v met o.a. een kostenoverzicht van de begrafenis

35 Rekest van Henricus Engelbertus Kuijpers predikant te Veghel en Erp in kwartier Peelland die op 21 november 1771 aldaar was aangesteld en bevestigd als adjunct-predikant en dat de emeritus predikant Petrus Godefridus Josselijn overleden was op 9 mei en te Schiedam is begraven zoals bleek uit het register der begravenen te Schiedam en Kuijpers verzoekt om een akte van betaling van het volle traktement zoals dat zijn voorganger heeft ontvangen.

7 Rekest van Isaac Vromans kunstschilder en inwoners van de stad Schiedam inhoudende dat de suppliant geconstateerd had dat tussen Tilburg en Loon op Zand en uit het kwartier Peelland in de Meierij van ’s-Hertogenbosch en ten dele in het land van Cuijk en aan de streek de Poele diverse moerassige stukken land lagen en delen die nog uit heide bestonden, over het algemeen onvruchtbare gronden en hij zou genegen zijn ze te brengen tot vruchtbaarheid.

29 Rekest van Nicolaas Boussou wonende te Luik inhoudende dat de suppliant op 25 en 31 augustus jl. zowel te Hoorn als te Schiedam had aangegeven en ’s lands gerechtigheid had betaald van 7 tot 13 paarden zoals blijkt uit de volgbrieven die aan het rekest waren toegevoegd om de genoemde paarden via Tilburg naar het land van Luik te kunnen transporteren welke volgbrieven waren inhoudende goed te zijn tot een dag na de 4e september; dat genoemde paarden toen tegen de avond van Gorcum zijnde overgebracht en geleid tot in de stad van de Rib onder Andel omtrent de middelweg tussen Gorcum en Waalwijk zijnde het eerste kantoor van Gorcum naar Tilburg en van daar de 5e september ’s avonds, alzo de paarden niet naders als bij nacht vervoerd konden worden, om ’s nachts te Waalwijk te zijn, maar twee paarden in een sloot waren gevallen waar ze niet anders dan met grote moeiten uit gehaald konden worden wat veel tijd had gekost en de paarden waren dusdanig afgemat dat de leider van de paarden genoodzaakt was weer terug te keren naar de stal van de Rib en aldaar de paarden te laten opknappen en een dag na de 5e komt bij pas te Waalwijk aan en de commies ziet de datering van de volgbrief en neemt de paarden in beslag en liet ze naar ’s-Hertogenbosch brengen en later zal de fiscaal van de admiraliteit van Rotterdam ze confisqueren waarmee veel tijd was verlopen; inmiddels was er een plakkaat verschenen waarbij de uitvoer van paarden werd verboden, maar na diverse procedures werden de paarden toch ontslagen uit hun arrest. – zie ook folio 693