Frans Pieters wonende op het Maarland komt overeen met Leendert Jans Baas stuurman dat de laatste Pieter Pieters de broer van Frans zal opvoeden en onderhouden gedurende 6 jr en hem de visserij leren. Hij mag zijn verdiende loon gedurende die tijd gebruiken doch moet hem daarne een pak beste kleren, een pak gewone kleren, een pak zeekleren en 2 bakwants, de een nieuw en de andere half versleten, een mantel en 12 gulden aan geld geven, alsmede 6 hemden, 6 kragen, 6 neusdoeken behalve zijn zeehemden.

Matthijs Jans opperbrouwer komt overeen met Aart Joris scheepstimmerman dat deze Hendrik Matthijs zoon van Matthijs voorsz. gedurende 3 jr het vak van scheepstimmerman zal leren waarvoor Aart aan Hendrik heteerste jaar per dag zal vergoeden 8 stuivers en hem een paar spaanse leren schoenen, een paar kousen en een nieuwe hoed zal geven, het volgende jaar 10 stuivers per dag alsmede een paar leren spaanse schoenen en een paar kousen en het 3e jaar 15 stuivers per dag, een paar leren spaanse schoenen en een paar kousen. Getuigen Huig Pieters van Poortugaal en Leendert Hermans.

Jacob Jacobs Hocke korenmolenaar wonende Geervliet ter eenre, Hugo Mattheus Landheer JM ter tweede en Philip Philips Vermaat ter derde zijde komen overeen dat Jacob Hugo als leerling aanneemt voor 2 achtereenvolgende jaren waarvoor hij hem volledig zal verzorgen en Hugo zal gedurende die tijd zijn plicht als knecht in alle ordentelijkheid waarnemen en Philip is borg voor Hugo om aan Jacob te betalen het 1e jr 80 gld en het 2e jaar 60 gld en mocht Hugo binnen het 1e jr sterven zo zal Philip toch de 80 gld betalen. Getuigen Pieter van Ree en Pieter van der Lucht.