Gemeente Pijnacker sectie B : De geel ingekleurde gedeelten langs de Z. kant van de Oostwatering (ged.n van het perceel Pijnacker B 1004) zijn groot 610 ca. Ook aan de N. zijde van de Oostwatering is in den loop der jaren (sinds 1830) een gedeelte van het water bij het land aangeplemt en wel een gedeelte groot 700 ca. Dit gedeelte behoort nog bij het perceel B 1004, maar wordt gebruikt door den eigenaar van de percelen B nos. 86, 87, 1372

[Tekstblok:] Caerte ende metinge bij mij onders[reven] gesworen landm[ete]r gedaen vande twee bovenstaende parthijen lants gelegen inde Kleijnen Vettenoort, beginnende vanden Delflantsen Maesdijck, streckende suijtwaert aen tot het Scheur toe, toecomende de Westambachten van Delfland, gestelt op hare grootte sooals bij ijder percheel is aengeteijckent met hare caden ende buijtenrietlant, gemeten met Rijnlant ende Delflantse mate opden VII julij 1668. Abraham Bollaert 1668. [Losse tekst:] Mase, buijtengors sijnde rietlant groot 293 ro[e]den, groot 72 r[oeden], buijtengors sijnde rietlant groot 472 r[oeden], cade groot 155 r[oeden], cade groot 43 r[oeden], cade groot 158 r[oeden], west Jacob Jorisse[n], groot dese parthije gelegen binnen de cade vijf morgen eenhondert drijëntseventich roeden, groot dese parthije binnen de cade een morgen 227 roeden, groot dese parthije binnen de cade vijf morgen eenhondert sevenentachentich roeden, oost Sijmon Aellewijns, den Delflantschen Maesdijck

Op huden XIe augusti a[nn]o XVIc vijfendertich, hebbe ick, Johan van Beest openbaer lantmeter bij den Hove van Hollant geadmitteert, residerende binnen de stadt Delft, ten versoecke ende overstaen van den penninckmeester van Delflant vanwegen de heeren hoge heemraden mede van Delflant, gemeten rontomme ten halven de sloten, de hier boven afgebeelde weijlanden, toekomende de acht westslusen, gelegen in Vlaerdingerambacht in de Clene Vettenoirt, ende hebbe ick daervan bevonden De kampe E twee margen een hont veertich roeden. De kampe F eene marge vijf hont eene roede. De kampe G eene marge vijf hont vijfenvijftich roeden. De somerkade daer en 't eijnde een hont negenenveertich roeden. Ende het butenlant drie hont dertich roeden. Bedragende dit streckweer dat Matheus Dircxz. van Adrichem gebruijct ses margen vier hont vijfentseventich roeden. De kampe A drie margen twee hont dertich roeden. De kampe B drie morgen drie hont dertich roeden. De somerkade daer en 't eijnde C een hont eenentachtich roeden. Ende het butenlant D vier hont sevenentsestich roeden. Beloopende tesamen veertien margen vier hont sesentsestich roeden Delflantse maet. Ten oirconden hebbe ick desen onderteeckent Joan van Beest, 1635 Losse tekst: Claes Claesz. Trapper, Cornelis Janszoon Hartochvelt, den somerdijck, den grooten Maesdijck, de Maes In dorso: Caerte vande Cleijne Vettenoort 11den aug[ustus] 1635