[Achterzijde:] Kaart beneevens een memorij tot aanduijding van Hollands en Utrechts watergevaer en middelen tot voorkoming van 't zelve in augustus 1761 [Kader rechtsboven:] Kaart van den loop der rivieren de Rhijn, de Maas, de Waal, de Merwe, en de Lek, door de provinciën van Gelderland, Holland en Utrecht. N.B. De rivieren zijn in deeze kaart met voordragt doorgaans breder vertoond dan ze inderdaad zijn. Tekstregel bovenaan:] Kaart tot aanduijding van Hollands en Utrechts watergevaer vanweegens het afkomend bovenwater op de Lek [Tekstregel linkerkant boven:] De Lek aan het Beusekumse Veer in den jaare 1751 in Rhijnlandse voeten boven het Amsterdams Peil, [Tekstregel linkerkant onder:] De landen in Rhijn-, Delf-, en Schieland onder het Amsterdamse Peil [Tekstregel rechterkant:] Het gevaar voor den in schaarenden oever tot Herwen is in deesen jaare 1761 met een dijkbreuk in dezelve merkelijk vergroot: te meer dewijl tot besorging voor deezen winter weinig apparentie schijnt, soodat de inundaties aan den Needer Rijn en Lek, meer als voor deezen te dugten zijn [Losse tekst linker kolom:] Waterpeil den 23 maart 1751, gemiddelt tot 1ste april, gemiddelt tot 1ste meij, idem junij, julij en augustij, september en october, hooge Lek 1751 op Bergambacht, Schoor, alwaar den dijkbreuk gevallen 1760, de landen binn[en] de gedugten dijkbreuk, Slaperdijk te Sparendam, Wierikker- of Prinsendijk, Hoogen Rhijndijk, Amsterdamse Peil, gemiddelt IJe tot Sparendam, bepolderde landen in Rhijnland, idem Delf- en Schieland, droogmaakerijen in Rhijnland, idem Delf- en Schieland, landpeil

Leijdtschendam. 't Recht van den Leijdtschendam ofte nu van de duijckers en verlaten (door privilegie van Keijser Carel tot faveur der Delvenaren) in den Dam gemaeckt, heeft de stad gekoft van de gravinne van Arensbergen in den jare 1580. Zijnde daeronder begreepen een groot gedeelte van de gront van het dorp daerop veele huijsen onder regognitie tot believen en wederseggen van burgemeeseren van Delft staen

[Tekstblok rechtsonder:] Caarte vande polder genaamd het Nieuwelandt met zijne buijtenlanden ende gorssinge, midsgaders Banck ende Zijp, alle daaraan behoorende gelegen ontrent 's-Gravensande onder 't Sandt-Ambaght, nevens de omstandige gelegentheden van dien gemaakt door order van de edele e[erentfeste?] heeren dijkgrave en de hooftingelanden van 'tzelve dunct 't te weten voor zooveel het bedijkte nieuwelandt aangaat uijt de caarte gemaakt bij mr. Sijmon Fransen van Merwen, gedateerd den laasten april anno '91. Ende voor zooveel betreft de buijtenlanden gorssingen, Bank, Zijp ende omstandige gelegentheden, uijt ende volgens de perfecte afmetinge daarvan bij mij ondergeschreven landmeter des Hoffs van Hollandt gedaan inden jaare 1664 en 1665. Uijt welke afmetingen hebbe bevonden dat het Zuijdergors, gelegen tussen de groote rel ofte kreek mitsgaders den Nieuwenlandschendijk excluijs ten oosten, de strangh ten westen, het scheijdt van het Nieuwelandt ten zuijde ende het Vloejgadt ten noorden groot is vierhonderd en drieënvijfftig mergens, het Noordergors gelegen tussen den Nieuwelandsendijk incluijs ten oosten, de strangh ten westen, het scheijdt van't Nieuwelandt ten zujjden ende de noordzijde van't groote kaale vlek in dezen getekent met AAAA tweehonderdt mergens. De landen genaamt de Korte Bonnen tesamen negenenveertigh mergens ende vierhonderdt roeden ende ider partije van alsmede de Heuvels en Papendijk ende de landen getekent met AA , BB en CC, elk zoo veel Mergens ende roeden als er in deze opgeschreven staat, alles Delff- of Rijnlandse mate, 't welk affirmere desen 13 julij 1665. Was getekent Johannes Douw [Tekstblok linksonder:] Den 22 junij anno 1719 heb ik ondergeschreven landmeter bij den edele Hove van Holland geadmitteerd, residerende binnen Amsterdam, gemaakt deze bovenstaande tekening, zijnde gecopiëert en in kleinder formaat gereduceert na de kaart van Jan Pietersze Douw getekent den 13 juli 1665. Voorts daarbij gevoegt den inhoud der negen Zuijd- en