Leendert van Rijn, kastelein te Oudshoorn, nr. 180, namens de familieraad, met Jan de Zoete, hadden de nagelaten boedel van hun moeder en schoonmoeder Marijtje van Van Veen weduwe van Willem van Rijn, droegen over aan Jan de Zoete een hoekje grond, vanouds genaamd de Olijmolenwerf (werf van de oliemolen), gelegen in de Groote Polder te Oudshoorn, getekdn op de nieuwe kaart met nr. 106B. Koopsom 50 gulden, contant betaald. Getuigen: Philip Jan Sundorf, logementhouder en Philippus Johannis Anthonius Wilmes, logementhoudersknecht.

Heiltje Oosterzeel, weduwe en aanvaard hebbende de boedel van Fredrik Sjouwer, (omdat Willem Pouw en Adrianus de Kwaadsteniet bij proces-verbaal van de vrederechter van het kanton Woubrugge d.d. 23-06-1812, op 27-06-1812 door de familieraad benoemd zijnde tot voogden over de twee nagelaten kinderen van Grietje Pouw en Fredrik Sjouwer (eerder huwelijk dus) afstand hadden gedaan van de nalatenschap), arbeidster te Oudshoorn nr. 207, had verkocht aan Dirk Dwaaling, timmerman te Oudshoorn, een huis, schuur en erf staande en gelegen aan de noordzijde van de Ridderbuurt te Oudshoorn. (Huis getekend nr. 217, erf nr. 163). Koopsom 185 gulden. Getuigen: Hendrik Arend van den Brink en Arij van Tol.

Anna Schoonhoven, dochter van Pieter Schoonhoven, huisvrouw van Gerrit de Jeu, scheepmakersknecht te Oudshoorn, geassisteerd door haar man, mede namens haar absente broer Jan Schoonhoven; de nagelaten kinderen van Gooltje Schoonhoven en Pieter van der Hidde - t.w. Jan, Simon, Jacobus, Haasje (gehuwd met Nicolaas Paddenburg te Leiden) en Antje (huisvrouw van Cornelis Meurs pannenbakker te Aarlanderveen Rijnzijde); de nagelaten kinderen van Marijtje Schoonhoven en Jan Hogervorst - t.w. Jannetje (gehuwd met Jacob Breeveld, boerendaggelder te Rijswijk) en de minderjarige Antje. Zij verklaarden dat Kaatje Schoonhoven, weduwe van Meindert Van Kampen, overleden op 19-11-1811 aan de Lage Zijde van Aarlanderveen, bij haar testament bij notaris Cornelis van der Lee te Aarlanderveen allerlei dingen had geregeld. Kaatje was de zuster geweest van bovengenoemde Pieter, Gooltje en Marijtje Schoonhoven. Zij prelegateerde: 1e. aan Anna Schoonhoven dochter van Pieter een gouden ketting van zes strengen met een gouden boot met rode steentjes er aan; 2e. aan Jan Schoonhoven zoon van Pieter: een zilveren zakhorloge met een gladde zilveren kast en een zilveren ketting en een dito sleuteltje; 3e. aan haar dienstmeid Cornelia den Houdijker 150 gulden. Tot haar enige en algehele erfgenamen had zij aangewezen de kinderen van haar broer Pieter en haar zussen Gooltje en Marijtje, elk voor een derde deel. De meubilaire goederen werden door de nabestaanden verkocht. Volgde in de akte nu de opbrengst der inventaris en de betaalde kosten en lasten. Saldo te verdelen: 1.423 gulden 11 stuivers 1 penning. Dat betekende voor de kinderen van Kaatje's overleden broer en zusters per familie: 474 gulden 10 stuivers 5 1/3 penning. Gepasseerd ten sterfhuize van Kaatje te Aarlanderveen nr. 265. Getuigen Jpohannis Oomen, uitdrager en Frank van Rijk, pijpmaker, beiden wonende te Aarlanderveen. Getuigen: Philip Jan Sundorf, logementhouder, en Philippus Johannis Anthonius Wilmes, logementhoudersknecht.

Jan Houtman, koopman, en Marijtje Dam, zijn huisvrouw, wonend te Oudshoorn nr. 60, leenden van Fredericus Albertus Baake, smidsbaas te Oudshoorn, nr. 124, 1.000 gulden. Terug te betalen in gouden of zilveren munten. Stelden zich borg: Neeltje Walingsdr. Lelijveld, weduwe van Arij Dam, rentenierster te Oudshoorn, nr. 116, én Johannes Waalboer, stalmeester te Leiden. Getuigen: Hendrik Oosthoek, rentenier, en Cornelis lelijveld, rentenier, beiden te Oudshoorn.