Comparanten: - Otto van Gessel en - Henrick van Renseler, vanwege - mr. Johannes Gesselius, voor zijn zoon - doctor Cornelius Gesselius, bruidegom, ter ene zijde. - Willem van Lielaer de jonge en - Gijsbert van Lielaer, uit naam van Willem van Lielaer, voor diens dochter - Joanna van Lielaer, bruid, ter andere zijde. Condities: De ouders van de bruidegom geven hun zoon zekere rentebrieven mee van 1.400 carolus gulden hoofdsom, waarover jaarlijks rente wordt betaald, naar evenredigheid de 16e penning, ten laste van de Heeren Staten van Holland, met de rente vandien welke in mei 1613 zal vervallen. Nog een obligatie van 200 gulden hoofdsom of zoveel in contant geld, ter optie van de vader van de bruidegom. (N.B. in de kantlijn staat iets dat door strakke inbinding van het boek moeilijk te begrijpen is; er valt uit op te maken dat indien bruid en bruidegom hierdoor schade zullen lijden, dit gedragen zal worden door de vader van de bruidegom, maar in een ander geval zullen bruid en bruidegom dit dragen.) Hiertegenover geven Willem van Lielaer en zijn huisvrouw aan hun dochter, de bruid, mee 4½ dammaten land, gelegen in de polder van de Oude Slaech, gemeenschappelijk met het Convent van St. Cecilia te Utrecht en de erfgenamen van Johan ten Bosche, zijnde vrij, zonder lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden (grondbelasting). Nog een obligatie van 300 gulden hoofdsom, waarover jaarlijks 18 gulden rente wordt betaald, ten laste van Jonkheer Johan van Doornick, met lopende rente, welke in november 1612 zal vervallen. Wel te verstaan dat de ouders van de bruid de pacht van het voornoemde land zullen ontvangen, welke aanstaande Martini (11 november) zal vervallen.