Aert Henricxzn. van Beeck, weduwnaar van Beertgen van de Veen, is erfgenaam van Geertruyt Aerts, hun dochter, die bij hem woonde. Hij verklaart dat hij Goort Verhaer, als gewezen momber en oom van zijn dochter, bedankt voor de administratie die hij heeft beheerd van haar goederen en dat hij accoord gaat en waardeert al hetgeen door hem in genoemde kwaliteit is gedaan zoals de inventaris en daarop volgende boedelscheiding, waarvoor hij hem bij deze quiteert. Hij wenst dat Goort Verhaer met hem in de huidige situatie het onderhoud zal verrekenen dat zijn dochter hem nog schuldig was. Goort Verhaer heeft, als mede comparant, zijn voornoemde zwager, Aert H. van Beeck, vergoed hetgeen hem terzake van het onderhoud nog zou toekomen. Alsmede hetgeen nog resteert voor Goort Peterzn. te Bueren (Buren), alsmede van de kooppenningen van het huis aldaar dat aan Dirck Janzn. Craus is verkocht. Ook hetgeen resteert terzake de verkochte hof te Brakel, genaamd Moelenaershoff. Goort Verhaer verklaarde dat hij niets ontvangen heeft van voornoemde Goort Peterzn. of van de hof te Brakel. Goort Verhaer heeft aan Aert H. van Beeck de originele koopovereenkomst overhandigd die met Dirck Janzn. Craus is afgesloten, alsmede de verklaring van Wouter Thoniszn., schout te Brakel, die gaat over de koopovereenkomst van de voornoemde hof, die verkocht was voor 212 gulden, en de opdracht van 48 gulden en 10 stuivers betreffende de goederen van Harman Smith te Beeck.. Aert H. van Beeck bedankt zijn zwager Goort Verhaer en verzoekt hiervan akte, bij deze. Akte ter woonplaats van Goort Verhaer. Getuigen zijn Otto van Rossem en dr. Evert van de Schuer.