51 Abdij van Berne, benoemingsrecht koster
Vandaag op 18 februari 1693 verschenen voor mij Hendrick Delis Weijgergancks oud ca. 70 jaar en Jan Zijmons oud ca. 65 jaar, verder Jaexken Jacobs weduwe van Wijnant Mathijssen van Goch oud ca. 57 jaar, allen wonend te Middelrode in de heerlijkheid van Berlicom, allen met een goede reputatie die op verzoek van Rutger van Oosterwijck, schoolmeester, koster en voorlezer in Middelrode samen het volgende hebben verklaard. Het is hen bekend dat voor de *reduktie* (overgave) van de Meierij van Den Bosch aan de kapelaan van de kapel van Middelrode die destijds door de abt van Berne werd aangesteld, als zijn woning een zeker huis met teul- en hopland en weiland ter beschikking stond staande aan de rivier de Aa nabij de genoemde kapel, welk huis eigendom van de abdij van Berne was en thans wordt gebruikt door Jan Tijssen van Dijck, zoals het na de reduktie door de laatste kapelaan tijdens diens leven is gebruikt, welk huis na de dood van heer Joachim in zeer slechte staat en vervallen is geraakt en afgebroken en de requirant daarna van genoemde kapelaan geen tuin of warmoeshof meer had voor zijn onderhoud zoals vele andere schoolmeesters in de Meierij wel een tuin bij hun huis hebben en hij alleen de woning heeft die aan de kapel is aangebouwd. De twee eerste deponenten verklaren op het eerste punt dat zij in hun jeugd nabij deze kapel zijn opgegroeid en dat de kapelaan van Middelrode destijds altijd de vruchten en opbrengst van zijn tuin heeft gehad en ze dat van jaar tot jaar hebben gezien. De laatste deponente verklaart dat zijn en haar ouders bij genoemde kapelaan heer Joachim hebben ingewoond toen hij leefde. Samen verklaren ze nog dat in de meeste dorpen van de Meiereij de schoolmeesters daar een warmoestuin tot hun beschikking hebben. Na voorlezing volharden ze in hun verklaring en zijn bereid die onder ede te bevestigen.