In crachte van octroij den 18 deser van den Ed. Hove van Utrecht. C.W. van Ebbenhorst benoemt als universele erfgename zijn echtgenote, bij haar vooroverlijden haar dochter Weijmtje Everts Daamen, geh. met Gijsbert Woutersen Hilhorst, mede wonend Soest (te komen op haar kind off kinderen).

(zoekterm: hofstede)

Aart Wouterse ten Bosch, Wouter Woutersen ten Bosch, Wouter Segersen ten Bosch als enige en nagelaten zoon van Seger Wouterse ten Bosch en Anthony Hoogland, zijnde een zoon van Aaltje Fransen en Frans Teunissen Hoogland, welke Aaltje Fransen is geweest de moeder en grootmoeder van alle voornoemde comparanten.
Zij verklaren uit hoofde van haar voornoemde moeder en grootmoeders nalatenschap nog gemeen te hebben 5 aparte woningen of kamers naast elkaar op de Cingel en Kleine Haagh bij 't weeshuis, door diverse mensen bewoond. Zij willen deling.
Anthony Hoogland worden de 5 woningen toegewezen.
De huur blijft gemeenschappelijk tot mei 1724 en de ongelden (= grondbelastingen) gemeen tot Pasen 1724.
Anthony zal binnen 8 dagen aan ieder van de anderen uitbetalen de somma van 281 gulden 5 stuivers.

Uit zijn 1e huw. een zoon Willem Hendricksen en uit 2e huw. Gerrit Hendricksen, Hendrickje en Heijltjen Hendricks, welke allen onmondig zijn. Ooms en bloedmombers zijn Jan Wouters Vonck te Soest en Jan Woutersen Vonck wonend aan de Eembrugge.
De mombers en de vóórzoon willen boedelscheiding. De meubelen, inboedel en huisraad, de beesten en paarden, het koren, niets uitgezonderd, is getaxeerd door Willem Schimmel en Jan Aartsen van Romen als schepen en buijrmeester van 't Hoogland, onder ede.
Er stond meer te betalen dan de boedel waard was. Om alles te behouden zijn zij overeengekomen dat de voorzoon Willem Hendricksen de gehele boedel krijgt en de kinderen zal onderhouden tot huw. of meerderjarigheid.