Er is een kwestie tussen Marrichgen Jan Celendr. aan de ene zijde. en Goris Peters van Bijlemeer aan de andere zijde over de goederen van de boedel van Marrichgen en Peter Ghijsberts van Bijlemeer en over de in- en uitschulden, actiën en credieten. Met Thomas Jan Celen, als gecoren voogd van Marrichgen, zijn zij met Goris Peters van Bijlemeer, met tussenkomst van onderstaande personen tot het volgende accoord gekomen. Marrichgen mag uit de boedel nemen al haar huisraad, in huwelijk ingebracht, alsmede haar lijfrenten, klederen, cleynodiën en alles tot haar lijf behorende. Goris zal haar nog laten genieten de helft van 300 carolus gulden hoofdsom in de Oostindische schepen, volgens afspraak bij het huwelijk van Marrichgen en Peter Ghijsberts, waarvan partijen de winst en verlies die daarvan zal komen ieder voor de helft zullen genieten en dragen. Goris zal aan Marrichgen in contant geld 150 gulden betalen voor al de andere goederen uit de boedel plus 15 gulden voor de helft van de bedstee staande in de achterkamer. Daar tegenover zal Goris behouden al de goederen van de boedel, zowel "heerlijk als deelbaar" , roerende, onroerende, renten, actiën en credieten, niets uitgezonderd, alles door Peter Ghijsberts nagelaten en hij zal alle lasten dragen van actiën en schulden van de boedel, bekende en onbekende. Wel te verstaan dat Marrichgen alleen zal dragen al die schulden die zij voor de datum van het huwelijk heeft gemaakt en die nog open zouden staan. Partijen beloven ten behoeve van elkaar nadere cessie en opdracht te doen. Getuigen: Thomas Jan Celen en Harman Thomaszn.
Hieronder staat: De obligatie van 300 gulden, belegd in de Oostindische Compagnie, is op verzoek van beide partijen overhandigd aan Johan van Ingen, notaris, die daarvan ieder van de partijen een authentieke kopie zal geven, zonder de originele brief aan iemand te overhandigen dan met goedvinden van beide partijen.

De gecoren vrunden en magen (= familie) van het bruidspaar, zijnde Johan van Daell Hendrickzn. en Frans Andryeszn., doen mededeling van het huwelijk en zijn getuigen bij de voorwaarden. Bruid en bruidegom brengen in, de goederen die zij verkregen hebben door erfenis of anders, alsmede hetgeen zij nog zullen erven, onder voorwaarde dat als de bruidegom sterft vóór de bruid., zonder echte kinderen na te laten, dan zal Beatris uit zijn goederen 300 carolus gulden eens genieten en haar huwelijksschat behouden en alle klederen en cleynodiën tot haar lijf behorende. De bruidegom zal behouden de klederen tot zijn lijf behorende