Comparanten: - Elbert (tekent: Albert) Henricxzn. van Overhorst en Eduwolt (Ewolt) van Diemen, vanwege Heyman Henricxzn. van Overhorst, bruidegom, ter ene zijde, - Henrick Dircxzn. , Jacob Claes van Groenenberch (ook Gruenenberch) en Wouter Thoniszn., vanwege Dirck Henrickszn. en Anna Dircxs, echtelieden, geadsisteert met Aeltgen Dircx, hun dochter, bruid, ter andere zijde. De bruidegom brengt in de erfenis die hem door het overlijden van zijn vader, van het erf Groot Overhorst, gelegen in de kerspel van Voorthuysen, in het ampt van Barnevelt, alsmede 8 mergen land gelegen in de Copersteech in de kerspel van Voorthuysen, aanbestorven is, gemeenschappelijk met zijn moeders broers en zusters. Plus nog 200 carolus gulden in contant geld. Dyeligen Jans, zijn moeder, belooft hem in haar nalatenschap en goederen een kind te zullen laten zijn als haar andere kinderen. Daartegenover geven Dirck Henrickszn. en Anna Dircx aan de bruid mee 1.000 carolus gulden hoofdsom tegen 5% rente jaarlijks, ingaande bij consummatie van het huwelijk, zonder dat zij deze hoofdsom hoeven af te lossen dan tot believen van Dirck Henrickszn. en Anna Dircx, die deze hoofdsom tot "vermaninge" zullen verzekeren naar behoren. Het bruidspaar zal ten huize van Dirck Henrickszn. en Anna Dircx een jaar lang kost en huisvesting genieten, waarvoor zij de 50 gulden jaarlijkse rente zullen missen. Het bruidspaar mag elkaar in de aangebrachte en andere goederen lijftochten. Bij overlijden zonder kinderen gaat de inbreng terug naar de zijde waarvan ze gekomen is. Winst en verlies is half om half. De bruid zal de morgengave die de bruidegom achteraf zal nomineren "tot zijn discretie strekken". Wanneer de bruidegom overlijdt vóór de bruid, zonder kinderen, dan zal de bruid deze plus de trouwschat vooruit trekken.

Comparanten: - Dirck Daemszn. Soest en Evert Versteech, vanwege Daem Soest, geadsisteert met Gerrit Daemzn. Soest (ook Zoest), bruidegom, ter ene zijde, - Thonis Rutgerszn. en Rijck Bosch, vanwege Mechtelt Lourens Thonisdr., bruid, ter andere zijde. Daem Soest met zijn huisvrouw en Gerrit Daemzn., hun zoon, geven 2½ dachmaat land, gelegen in de Haer, gemeenschappelijk liggend in 10 dachtmaet met Peter Daemen en Peter Jan Damen, het laatst in gebruik bij Evert Versteech, vrij zonder lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden. Alsmede nog een goed bed plus toebehoren en een nieuwe ....kas.. (onleesbaar door inbinding van het boek; vermoedelijk een kast) van 26 gulden. Voorts een "vrije" bruidegom en bruiloft. Voor Daem Soest en zijn huisvrouw stellen.zich tot borg Evert Versteech en Steven van Raesfelt. De bruid brengt in de helft van een vierde land gelegen in de Meent boven "dynade slenck" ,belend aan de ene zijde Jan Stevenszn. Verburch en Jacob van Westrhenen Jacobzn. aan de andere zijde. Vrij van lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden. Nog een obligatie van 237 gulden en 10 stuivers hoofdsom, ten laste van Henrick Dircxzn. en Jacobgen Louwen, echtelieden. Nog 250 gulden hoofdsom welke op rente staan voor Aertgen Henricx, weduwe van Aelt van Huyckenhorst. Nog een obligatie van 100 gulden hoofdsom ten laste van Dirck Gerritszn., schipper. Thonis Rutgerszn. stelt zich tot borg voor de bruid behalve voor wat betreft het ingebrachte land plus 1/3 van de 100 gulden. T. Rutgerszn. is na consummatie van het huwelijk van de borgtocht ontslagen. Na overlijden zonder kinderen gaat de inbreng terug naar de zijde waarvan ze gekomen is. Winst en verlies is half om half, erfenis zal niet voor winst gerekend worden. De bruid zal haar trouwschat, "mergengave" , clederen en cleynodiën vooruit trekken.

Jacob Peterszn. en Metgen Jacobsdr. waren overleden en hun nalatenschap was tot deze tijd nog onverdeeld gebleven tussen hun kinderen. De comparanten: - Harman Jacobszn. - Willem Dircxzn., als man en voogd van Aeltgen Jacobs - Wulphert Gerritszn., als man en voogd van Neeltgen Jacobs zijn overeengekomen en gescheiden als volgt: Wulphert Gerritszn. zal aan Harman Jacobszn. en Willem Dircxzn. de som van 100 carolus gulden betalen, te weten elk 50 gulden, op Pasen 1612, waarmede zij van deze nalatenschap en goederen van hun ouders zullen afzien. Hierbij blijft de gehele boedel, renten, actien en credieten, geld, goud, zilver, roerende goederen, niets uitgezonderd ten behoeve van W. Gerritszn., mits dat deze ook alle schulden en lasten van de boedel alleen zal dragen en H. Jacobszn. en W. Dircxzn. daarvan vrijen. Wel te verstaan dat Petertgen, de onmondige dochter van Peter Jacobszn. gehouden zal zijn in te brengen 50 gulden, die Peter Jacobszn. uit de boedel heeft genoten, wanneer zij wil meedelen, en indien zal blijken dat de boedel alsdan boven alle schulden meer waard zal zijn, dan zal Petertgen daarvan haar portie, zijnde een vierde deel, genieten en verder blijft de uitkoop van W. Gerritszn. van kracht. Waarmede de partijen gescheiden zijn en blijven zullen, ten eeuwigen dage.

Comparanten/verkopers zijn: Peter Herbertszn. en Wolter Meynszn. Als gemachtigden van Jkhr. Johan van Doornick, hebben zij voor hem en zijn erven dit verkocht aan Anthonis Franszn. en Elisabeth Roes, echtelieden, en Armgert, weduwe van Marten Claeszn. Te aanvaarden mei 1612. Het huis is vrij van alle lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden (grondbelasting), als ook van het onderhoud van de Langebrug die de kopers hierbij voor twee woningen tot hun last nemen. De verkopers en kopers zullen tot gemeenschappelijke kosten stellen een planken omheining of muur (zoals zij het beste overeenkomen) in de afscheiding tussen de hof van deze verkochte huizen en Jkhr. van Doornick, 8 voet hoog, en deze voorts gelijkelijk onderhouden. In de gevel van de schuur noordwaarts mag geen licht worden aangebracht, hetzij staande of opgaande. Er mogen ook geen watergangen worden geloosd over de grond van Jkhr. Johan van Doornick, uitgezonderd de goot liggend boven de put tussen het huis van Van Doornick en de verkochte huizen, welke Van Doornick bij deze tot zijn last neemt. Dit voor de som van 1.200 carolus gulden vrij geld. De 40e penning betalen de kopers. Betaling mei 1612, bij aanvang, 300 gulden, Kerstmis 1612 - 300 gulden, waarna transport zal worden gedaan met belofte van "vrijnge en waringe". Ter voldoening van de resterende 600 gulden zullen de kopers tot hun last nemen een koopmansbrief van 600 gulden hoofdsom, die Zuzanna en Mechteld van Dronckelaer, gezusters, in bovengenoemde huizen bezitten en welke rente de kopers zullen overnemen per Kerstmis 1612. De kopers zullen gehouden zijn de verkopers van deze hoofdsom plus de vervallen rente te vrijen. Mogelijk is ook, dat voordat de verkopers gehouden zullen zijn enig transport te doen, zij de koopmansbrief aan Zuzanna en Mechteld van Dronckelaer geincasseerd zullen leveren. Getuige: W. van Doornick.