Jan Gerritszn. is de volgende bedragen schuldig aan Sr. van Noortwijck.

Pachten:
1624 rest 32.05.--
1625167.10.--
1626196.--.--
1627126.--.--
1626 hout op de Weteringhmaet 16.--.--
1628 hout op de ackeren 9.10.--
________
547.05.--
Betalingen:
1625 - 30 okt. betaald 22.10.--
1626 - 12 febr. 56.--.--
- 7 april 71.17.--
1627 - 19 april 90.--.--
- 3 aug. 30.--.--
- 23 aug. 7.--.--
- 10 okt.100.--.--
- 11 okt. 13.--.--
1628 - paasavond 92.10.--
________
482.17.--
_________
Jan Gerritszn. blijft schuldig 64.08.--
Aldus hebben partijen per 22-09-1628 afgerekend en de volgende sommen komen hier nog bij:

- boter en eieren (met goedvinden van
partijen) gerekend op 20.--.--
- 1 mud en 3 spijnt (kasten) weyt,
Amersfoorter maeth 16.12.--
- 1½ schepel boekweyt 3.--.--
- hennep 1.16.--
- voor de panden (door Sr. Noortwijck
bevestigd) 6.--.--
- voor de maecht (idem) 1.04.--
________
(rekenfout: moet zijn 113.--.--)115.--.--

Jan Gerritszn. is 115 gulden schuldig, door hem contant te betalen, en verdere aanspraken van timmerwerk en "aangegeven procedures" voor het hof cesseren met compensatie van kosten.
Niettemin blijft hierboven nog het accoord voor 120 gulden, te Utrecht overeengekomen, die Jan Gerritszn. ten behoeve van Sr. van Noortwijck c.s. beloofd heeft, zoals het mondeling compromis van partijen is uitgesproken op 24-09-1628. (N.B. dit is mede ondertekend door A. Mol)
Op 28-09-1628 verklaart Sr. van Noortwijck van Jan Gerritszn. ontvangen te hebben de som van 115 gulden ter voldoening van voornoemde schuld.