Samuel Gavoin heeft aanbesteed aan Jacob Aertszn., timmerman, het houtwerk en aan Peter Jorriaens, het ijzerwerk, voor een zijdemolen. Zij hebben verklaard dit werk aangenomen te hebben op de volgende voorwaarden.
In de eerste plaats zal Jacob Aertszn. een molen bouwen, zo groot als de grootste molen van Piere Jubert, en op dezelfde wijze en in hetzelfde hout als deze molen gebouwd is, uitgezonderd dat de twee ronden waar de spillen op lopen van eikenhout zullen zijn. Alles van goed droog hout, tot het functioneren toe, op te leveren. Ook 24 "haspels" van droog goed eikenhout.
Alles gereed te maken binnen de eerstkomende twee maanden, waarvoor Samuel Gavoin aan Jacob Aertszn. zal betalen de som van 140 carolus gulden, waarvan de ene helft contant betaald zal worden en de andere helft als de molen aan de gang is.
De molen zal in twee maanden gereed moeten zijn, doch 8 dagen daarna op z'n laatst, of straffe van een boete van een vat "7 guldens bier" , met de ongelden (belastingen) te verrekenen.
Peter Jorriaens zal aan voornoemde molen al het ijzerwerk leveren dat daartoe behoort en nodig zal zijn, met uitzondering van de spijkers, waarvoor Samuel Gavoin aan Peter Jorriaens 90 gulden zal betalen, de ene helft contant en de andere helft als de molen aan de gang zal zijn.
Daarom zal Peter Jorriaens aan de bovengenoemde termijn gebonden zijn om het ijzerwerk gereed te hebben in de molen. En voor zover het ijzerwerk betreft zal ook hier een boete gelden als boven vermeld. Wel te verstaan dat het voor hen beiden tezamen een half vat zal bedragen of voor elk wanneer de een of de ander in gebreke zal blijven.