De gouvernante Marguerite beveelt, dat in het geschil over Hoencop, waarover eene dagvaart is gehouden te Scoonhoven, nog eene andere dagvaart zal worden gehouden. Met eene beslissing der gouvernante dd. 23 December 1514 over de kosten der eerste dagvaart, en met aanteekening over de sententie van 28 Juni 1515, dat de bisschop en de kerk van Utrecht hun onheugelijk bezit van de heerlijkheid Hooncop zullen voortzetten.

Jan Jacobss. uit Scoenhoven legt voor de vroedschap van Utrecht, ten verzoeke van den bisschop en de Staten, getuigenis af over de verklaring van onderzaten van Hoencoop, dat Hoencoop tot het Sticht behoort.

De drie Staten van het Nedersticht machtigen den kanunnik ten Dom Marcus van Weze, proost te Eelst en Culenborch, om de goederen hunner onderzaten in Gelre, Zutphen en Cleve te verpanden voor eene som van 12 000 gouden hertog Phlips-guldens. (Opgenomen in drie akten d.d. 1528 Juni 17 van den richter in de Neder-Betuwe.)

Mr. Anth. de Venray, als gemachtigde der drie Staten, verkoopt ten overstaan van den richter van Veluwezoem aan Derick Putman en Wennemer Tilmans twee uitkeeringen van rogge uit de erven van Jacob van Nyefelt en Egbert toe Heker in het kerspel van Reden, toebehoorende aan de St. Paulus-abdij, losbaar met 87 goudguldens.