17 1353
"Gegeven in dem jair onss Herren do man schreif duisent driehondert drey ind vonfzig"

Henrick van Alpheijm verklaart dat hij de leenmannen, burchtmannen en dienstlieden van het kasteel en de heerlijkheid Alpheijm (Alpen) ontslagen heeft van de eed van trouw, aangezien hij samen met Beatrix, zijn echtgenote, Arnold, Beatrix en Johanna, zijn kinderen, zijn rechten op het kasteel, stad en heerlijkheid Alpheijm verkocht heeft aan Willem, aartsbiscchop van Keulen.

16 1353 april 3/4
"Datum castrum Bercke anno Domini millesimo trecentesimo quinquagesimo tercio, feria quarta post octavas paschae videlicet quarta die mensis aprilis"

Henricus de Alpheim en Beatrix de Honepol, echtelieden, Arnoldus, Beatrix en Johanna, zuster in het cisterciënserklooster Vistberghen (Fürstenberg), verklaren dat zij het kasteel en de heerlijkheid Alpheim (Alpen), naar leenrecht en ministeriaalrecht afhankelijk van Keulen, verpand hadden aan wijlen Rutgerus, voogd van Keulen, welke nu bezeten worden door diens zoon Gumpertus de Gerstorp. Aangezien zij niet in staat zijn de onderpanden in te lossen, dragen zij krachtens verkoop aan Wilhelmus, aartsbisschoop van Keulen, hun rechten op het kasteel de voorburcht, de stad en heerlijkheid Alpheim over.
Medebezegelaars: Gerardus de Bijlstein, proost van het kapittel te Soest, Godefridus de Bijlstein, kannunik van het kapittel van de sint Gereon te Keulen, broers, Fredericus, graaf de Murse (Mörs), Henricus genoemd Rumblion de Vusheim, ridder, Adolfus genoemd Renner de Wevelinchoven, magister curiae van de aartsbisschop, en Isebrandus genoemd Preut de Vrijmersheim, ambtman in Berka (Rheinberg), knapen van wapen.

15 Circa 1350
"Datum anno Domini... "

Johannes, heer van Bylant, verklaart dat hij aan Elbertus de Eyll, ridder, heeft overgerdagen zijn gedeelte in de visserij in Huyswerden (Huisberden) tegenover het huis van Joannes van den Rhijn die zijn gedeelte aan Elbertus heeft afgestaan.

14 1346 februari 22
"Gegeven in t jaer uns Hern druitienhondertt sess ind viertich jaer up sint Petersdach ad cathedram"

Diederich, graaf van Kleef verklaart dat hij van de mensen van Elbert van Eill, ridder, die op zijn goederen in Kivitsweerde (Kivitsward) wonen, geen schat zal innen tenzij met toestemming van Elbert.