46 1503, november 23 Laurens Meys de jonge, schout, en Heynrick van Gellick ten aldenmoer, Lambrecht van Lynde, Dierick Broetz, Reyner Proenen, Laurens Calabers, Johan van der Blockerien en Laurens Meys, schepenen van Maastricht, oorkonden op verzoek van Jacop van Rymptz, als eiser in een geschil met Heynrick Kemerlinx, na hoor en wederhoor der partijen, dat zij op 10 november 1503 een vonnis hebben uitgesproken, waarbij aan genoemde Jacop toegestaan wordt om binnen vijftien dagen zijn vordering onder ede te bevestigen, namelijk dat Heynrick Kemerlinx hem op goederen te Maastricht een som van 48 gulden verschuldigd is, na welke eedsaflegging Kemerlinx tot betaling van deze som veroordeeld wordt

45 1502, juni 8 Meier en gezworen laten van de cijnshof van het Kapittel van Sint Jan Evangelist-ên-Isle, gelegen in het dorp 'Malle-sur-Gerre' (Mall), oorkonden dat Wylhelm Awerck, als momber van zijn echtgenote Boeche aan Jacob van Riemst, burger van Maastricht en Mette, zijn vrouw, negen grote roeden bouwland verkocht en overgedragen heeft, welke gelegen zijn aan de weg naar Eymael.

44 14(73), september 14 (heyligen cruys exaltationis) Mathijs van Heerderen, meier, en Johan Schat, Peter Lap, Johan Zeth, Cloes indie Meie, Vrancke van Aelst en Johan Vrancken, laten van de cijnshof van Sint Jan te Luik, gelegen te Heerderen, oorkonden dat Gerrit vanden Loere, burger van Maastricht, in korting van vierhonderd Rijnse gulden in gevolge de huwelijkse voorwaarden van 12 juni 1439 gesloten tussen zijn dochter Luijten en Arnolt van Riemst, aan genoemde Arnolt en zijn broer Gielis 44 grote en twee kleine roeden akkerland heeft toegewezen, waarvan de jaarlijkse pacht 32 vaten rogge opbrengt. Dit akkerkland bestaat uit twee percelen. Het eerste is gelegen bij de Galgewech te Riemst, het tweede bevindt zich 'op dat Lansener Peecken (?)'.

43 1465, mei 23 Notaris Godefridus Scatz van Canne verklaart dat voor hem verschenen zijn Geraert van der Loer, roededrager van het kapittel van Sint Servaas te Maastricht, weduwnaar van Even Kelleneers, weduwe uit het eerste huwelijk van Gielis van Riempst, enerzijds en Arnt van Riempst en Gielis van Riempst, kinderen uit het huwelijk van Arnt van Riempst en Eva voornoemd, anderzijds; Dat Gerart van den Lare verklaart dat er een huwelijkse voorwaarde tussen hem en Eva Kelleneers bestond, die bepaalde dat er van de roerende goederen welke Eva inbracht, er 600 grijpen erfgoederen aan hun kinderen zouden komen. Indien er geen kinderen kwamen zouden de 600 grijpen toevallen aan Arnt en Gielis voornoemd, kinderen uit het eerste huwelijk van Eva. Omdat dit nu het geval is, wil Gerart van den Loer reeds bij zijn leven genoemde som aan de kinderen van Eva Kelleneers doen toekomen en verzoekt hen voor de bank van Houthem bij Meerssen en voor de andere banken, waar de erfgoederen liggen, te verschijnen
. Arnt van Riempst stemt hierin toe, maar Gielis weigert dit.