27 1398 oktober 2 "Daechs na sunt Remeys daegh int jaer dusent driehondert acht ende noegentych"

Schout en schepenen der stad Susteren oorkonden, dat Mathijs van den Pas, priester, als rentmeester van het convent te Susteren, aan Willem Cleper in erfpacht heeft gegeven een te Susteren gelegen hofstede, voor negen oude groten, munt van Tours, 's jaars

26 1398 augustus 2 "Gegeven int jair ons Heren dusent dryhondert achtennegentich, twe dage in den Oystmaent"

Henric van Stamme oorkondt, dat hij op aanraden van zijn vrienden Herman van Huendael den Jonghen, Rabolt van Breempt, drossaard van het land van Montfort, Henric en Wynric van den Fellenorde en Geraert Hermanszoon van Echt een vergelijk heeft gesloten met de stiftsdames Elsbeden van Ritersbeke, Mechtelden van Geirdrade en Ermgarden van Putte als vrtenwoordigers van het godshuis van Susteren. Krachtens deze overeenkomst doet Henric van Stamme afstand van de erfenis van zijn tante Gertruden van Drummen met uitzondering van de goederen te Bracht en Vucht

25 1385 maart 6 "Gegeven int jair ons Heeren dusent dryhondert tachtentich en vijfe, des mans Martii die sexta"

Reinolt van Valckenberg, heer van Borne en Sittard, oorkondt, dat hij een geschil tussen de abdij en de stad Susteren over wederzijdse rechten en plichten als volgt heeft beslist. In de eerste plaats wordt de abdij vrijgesteld van alle heffingen in de heerlijkheid Susteren, voorzover deze heffingen goederen betreffen die de abdij voor 6 maart 1385 heeft verkregen. Na deze datum verworven bezittingen zullen wel aangeslagen mogen worden. Aan de inwoners van de stad Susteren wordt opgedragen novaaltienden aan de abdij te leveren. Daarentegen wordt aan de abdij verboden om zonder toestemming van de burgemeesters der stad hout te kappen. Tenslotte wordt de abdij vrijgesteld van deelname aan het bouwen van stadsmuren en stadsgrachten

24 1384 april 23 "Gegeven int jare ons Heren dusent driehondert achtentich ende vier, op sint Georgius daeghe"

Schout en schepenen der stad Susteren oorkonden, dat Heinric Craegh, genoemd Heesken, schuldig is aan Godard van Eght ten behoeve van het altaar van Onze Lieve Vrouw en Sint Georgius in de kerk te Susteren een jaarrente van twintig oude groten, munt van de koning van Frankrijk, uit drie vrechten land, gelegen in "Diterre velde aen gin Scoerbroeke"