2 Fredrick van Blanckenhem, bisschop t'Utrecht, oorkondt, dat eertijds het huis, de burcht en de stad Coverden en het land Drenthe lange tijd vervreemd waren geweest van het Sticht, maar nu weer deel daarvan uitmaken, waarbij burgemeesters, schepenen, raden en burgers van de steden Deventer, Campen en Swolle hem daarbij gesteund hebben en daarvoor veel kosten gemaakt hebben, zodat hij om herhaling te voorkomen, het volgende belooft:
- hij zal daar geen ambtman plaatsen dan met toestemming van de drie steden en de wijsheid van Drenthe en bovendien moet hij afkomstig zijn uit Drenthe of Zallandt;
- de ambtman zal het huis niet als onderpand mogen geven voor een lening en voorts zal hij Zallandt moeten beschermen;
- de ambtman mag het huis en de stad Coverden na het overlijden of de overplaatsing van een bisschop aan niemand overdragen dan met toestemming van de drie steden totdat een opvolgende bisschop aan de steden een akte als deze zal hebben gegeven, welke bepaling iedere ambtman zal moeten bezweren;
- de ambtman zal met raad van de steden en de wijsheid van Drenthe kunnen worden vervangen;
- tenslotte zullen de burgers van Deventer, Campen en Zwolle te water en te land geen tol behoeven te betalen in het Sticht, Drenthe en Coverden.

1 Graaf Harmen, heer van Cuynre met de drie landen, oorkondt dat hij met de drie landen is overeengekomen, dat voor recht gehouden wordt, dat wanneer iemand in het gericht van Cuynre wordt doodgeslagen de heer acht pond als boete zal ontvangen, en dat de heer van Cuynre geen burger zal mogen gevangen nemen, maar die zal berechten en beboeten volgens landrecht.

30 De Ridderschap van Drenthe oorkondt, dat aangezien hij moet bijdragen in de vele lasten van het Sticht en hij altijd voor meer dan het vierde part daaraan schuldig is, hij - na ingewonnen raad van zijn heer van Gelder, die het landschap van het Sticht heeft losgerukt, daarin niet langer zal bijdragen; welke akte bezegeld wordt met het landszegel.