Uw zoekacties: Dingen van alledag : Mien Heuvelland [Theo Lodewick]
Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
beacon
 
 
Artikel
Dingen van alledag : Mien Heuvelland [Theo Lodewick]
Datering:
2007
Titel:
Dingen van alledag : Mien Heuvelland [Theo Lodewick]
Auteur:
René Willems
Foto's door:
Harry Heuts
Titel tijdschrift:
Dagblad De Limburger
Afleveringsnummer:
DDL, 2007
Samenvatting:
Precies vijftig jaar geleden ging Theo Lodewick (61) uit Groot-Haasdal voor het eerst in uniform de straat op.

Vijftig jaar later is hij nog steeds tamboer in hart en nieren. Hoe kom je als jongen van elf op het idee om bij de drumband te gaan? "Mijn vingers waren altijd aan het trommelen. Dat kan twee dingen betekenen: je bent een nerveus type, of je bent in de wieg gelegd om tamboer te worden. In mijn geval was het gelukkig dat laatste. Toen ik zes was had de Kur-Kapel Falcobergia al eens gepolst of ik niet bij de drumband wilde komen. De bakkerij van mijn vader lag tegenover het verenigingslokaal van de Kur in Valkenburg, waar nu de Hema is, en ik stond altijd buiten als de harmonie voorbij marcheerde. Maar dat was toch nog wat te vroeg. Vijf jaar later was de tijd daar echter wel rijp voor." Het werd echter niet de KurKapel, maar de schutterij: u werd tamboer bij de Jonge Nobele in. Valkenburg. Dat klopt. Chris Huijnen was destijds president van de Jonge Nobele en plukte mij van straat. Een echte opleiding had je toen nog niet: de muziekschool beschouwde de trom in die tijd kennelijk nog niet als een serieus instrument. Trommelen leerde je dus in de vereniging. De eerste lessen kreeg ik van Berke Stevens. Later nam Ted Fischer dat over." Wanneer ging u voor het eerst in uniform de straat op? "Op 30 april 1957. Die dag vergeet ik nooit meer. Het was echt een heel spannend moment: ik geloof dat ik een week niet geslapen had van de zenuwen." Later bent u zelf instructeur geworden. "Dat kwam al heel snel, ja. Op zijn vijftiende had ik al mijn eerste drumbands: de Kur-Kapel, de drumband van de Valkenburgse gymnastiekvereniging Oda (waar ik als jongen tussen louter meiden zat) en de gymnastiekvereniging van Schin op Geul. Later kwam daar nog de schutterij van Houthem bij, waar ik eveneens tambour-maître werd."
Samenvatting2:
Een echte opleiding voor drumband-instructeur was erin die tijd nog niet. Hoe leerde u het vak? "Aanvankelijk moest je het doen met het instructieboek van Martin Schneider. Instructeur bij de Koninklijke Militaire Kapel: ‘De drumband'. In 1968 startte de Limburgse Bond van Tamboerkorpsen met een eigen opleiding en in 1975 kwam ook de afdeling instructeurs van de Bond van Orkest-Dirigenten met een eigen opleiding. Daar heb ik veel bijgeleerd, hoor. Kon u van de muziek leven? "Nee, dat was onmogelijk. Ik had verschillende korpsen: Vilt, Banholt, Sibbe, Grijzegrubben, Treebeek. Met Vilt werd ik voor de eerste keer Limburgs kampioen, en met Banholt haalde ik mooie resultaten op het WMC. Maar het bleef voor mij een prachtige hobby: de kost verdiende ik bij drukkerij Wesly in Maastricht." Drumbands hebben de laatste jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Slagwerk-ensembles zijn uitgegroeid tot complete percussieorkesten? "Ik vind het jammer dat het slagwerk zich ontwikkelt tot een echte podiumkunst. En dat is in mijn ogen toch een gemis: een drumband moet ook buiten lopen, zodat mensen je zien." Wat niet wil zeggen dat u zich de voorbije vijftig jaar niet ontwikkeld heeft. "Dat hoop ik toch niet, nee. Met de drumband van Sint-Rosa uit Sibbe hebben we ons gespecialiseerd in de Baseler trommel, een diepe snaartrom die je op een hele speciale manier moet bespelen. Het heeft mij een paar jaar gekost voordat ik die techniek volledig onder de knie had. In die periode heb ik elke dag uren geoefend." Dat zullen de buren leuk hebben gevonden... Ach ik heb het geluk dat onze buren ook in de muziek zitten. Als je buren hebt die daar geen begrip voor hebben. Tja dan heb je als tamboer inderdaad een probleem. Want je moet blijven oefenen.
Trefwoorden:
Geografische namen: