Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
Artikelen Collectie artikelen

DE KLUIZENAAR VAN HET GEULDAL, SINT GERLACUS : Uit het leven der Limburgsche Heiligen
Datering:
1941
Titel:
DE KLUIZENAAR VAN HET GEULDAL, SINT GERLACUS : Uit het leven der Limburgsche Heiligen
Auteur:
Alph. W. van den Hurk, O. Praem.
Titel tijdschrift:
De Nieuwe Koerier
Afleveringsnummer:
De Nieuwe Koerier, 9/8/1941
Samenvatting:
Pater Alph. W. van den Hurk 0. Praem, schrijft in de Tijd het volgende over den Limburgschen heilige Sint Gerlacus:
Op Zondag 3 Augustus 1941 was het Zuid-Limburgsche Houthem-Sint Gerlach weer gedurende een eeuw in het bezit van den kostbaren reliekenschat van den heiligen Limburger, wiens naam het blijvend aan zich verbonden heeft. In de gegeven tijdsomstandigheden werd dit eeuwfeest niet met dien uiterlijken luister gevierd, dien men in normale tijden had mogen verwachten. Houthem-Sint Gerlach, Geulland en héél Zuid-Limburg zullen echter niet nagelaten hebben om in stille, vrome ingetogenheid hun vereering en liefde te uiten voor den heilige van hun geboortegrond. Reden te meer om bij deze stille herdenking het leven van den heilige en zijn verband met plaats en streek nog eens in sobere lijnen aan te geven. Van de anonieme levensbeschrijving van den heilige weten we, dat ze ongeveer een halve eeuw na zijn dood, rond het jaar 1225, ontstond en deze vita was allerwaarschijnijlkst het werk van een Norbertijn. De H. Gerlacus - of Gerlachus - treedt erin op als geboortig uit de omstreken van Maastricht en als burger van Valkenburg. Hij was van gegoede afkomst en ridder van beroep; iemand die als ruiter te paard krijgsdienst verrichtte, zooveel als de beroepsmilitair van vandaag. Men verbindt zijn bekeering na een tamelijk lichtzinnig leven aan een riddertournooi te Gulik; bij het begin van het steekspel bracht de tijding van den plotselingen dood van zijn echtgenoote hem tot inkeer. Hij ondernam daarna een boete- en pelgrimsreis naar Rome en sprak voor den Paus zijn levensbiecht, waarna hij omtrent zeven jaar boetvaardig zijn nederige diensten verrichtte in een hospitaal der Sint Jansridders te Jerusalem. Na volbrachte boete keerde Gerlacus naar zijn geboortestreek terug, in zijn goede voornemens gesterkt door de geloften, die hij had afgelegd, en voorgelicht door de levensregels, die de Paus hem meegegeven had.
Op Zondag 3 Augustus 1941 was het Zuid-Limburgsche Houthem-Sint Gerlach weer gedurende een eeuw in het bezit van den kostbaren reliekenschat van den heiligen Limburger, wiens naam het blijvend aan zich verbonden heeft. In de gegeven tijdsomstandigheden werd dit eeuwfeest niet met dien uiterlijken luister gevierd, dien men in normale tijden had mogen verwachten. Houthem-Sint Gerlach, Geulland en héél Zuid-Limburg zullen echter niet nagelaten hebben om in stille, vrome ingetogenheid hun vereering en liefde te uiten voor den heilige van hun geboortegrond. Reden te meer om bij deze stille herdenking het leven van den heilige en zijn verband met plaats en streek nog eens in sobere lijnen aan te geven. Van de anonieme levensbeschrijving van den heilige weten we, dat ze ongeveer een halve eeuw na zijn dood, rond het jaar 1225, ontstond en deze vita was allerwaarschijnijlkst het werk van een Norbertijn. De H. Gerlacus - of Gerlachus - treedt erin op als geboortig uit de omstreken van Maastricht en als burger van Valkenburg. Hij was van gegoede afkomst en ridder van beroep; iemand die als ruiter te paard krijgsdienst verrichtte, zooveel als de beroepsmilitair van vandaag. Men verbindt zijn bekeering na een tamelijk lichtzinnig leven aan een riddertournooi te Gulik; bij het begin van het steekspel bracht de tijding van den plotselingen dood van zijn echtgenoote hem tot inkeer. Hij ondernam daarna een boete- en pelgrimsreis naar Rome en sprak voor den Paus zijn levensbiecht, waarna hij omtrent zeven jaar boetvaardig zijn nederige diensten verrichtte in een hospitaal der Sint Jansridders te Jerusalem. Na volbrachte boete keerde Gerlacus naar zijn geboortestreek terug, in zijn goede voornemens gesterkt door de geloften, die hij had afgelegd, en voorgelicht door de levensregels, die de Paus hem meegegeven had.
Samenvatting2:
In een uitgeholden eik te Houthem ging hij als kluizenaar leven en later betrok hij een kleine kluis, die men voor hem had laten oprichten, nadat kwaadwillige, zijn heiligheid wantrouwende, menschen zijn eik hadden omgehakt. Ongeveer veertien jaar lang leefde de heilige kluizenaar hier in groote verstorvenheid. Hij droeg een haren boetekleed onder het ijzeren pantser van zijn vroegere ridderschap, dat hij bleef dragen tot aan zijn zaligen dood, op 5 Januari 1172. Maar boetekleed en harnas gingen schuil onder het kleed van witte wol der zonen van Sint Norbertus, waarin Gerlacus door de wereld trok. Want Gerlacus wisselde het leven der eenzaamheid in zijn cel geregeld al door bid- en boetetochten. lederen dag ondernam hij een pelgrimstocht naar het graf van Sint Servatius te Maastricht, een weg van anderhalf uur, die over den steilen heuvelrug te Berg liep en op de Zaterdagen legde hij den vijf uur langen weg naar Aken af, om daar de Moeder Gods in de Lieve-Vrouwekerk te gaan eeren. De tegenstelling pelgrim-kluizenaar is niet de eenige in het leven van Gerlacus. Ook de verschijning van den Norbertijn-kluiznaar doet vreemd aan. Zo vreemd, dat men den heiligen kluizenaar van Houthem wel eens uit de rangen der Norbertijner heiligen heeft willen verbannen. Dat kwam omdat men zich achteraf de vereeniging van het leven van den kluizenaar zoo moeilijk als overeenkomstig met de Norbertijnsche levenswijze kon voorstellen; kluizenaar en Norbertijn ware zoo meende men, twee tegenstrijdige begrippen. De theoretische doelstelling der orde van Sint Norbertus was nochtans zeer ruim en eerst bij een meer uitgebreid onderzoek zal kunnen worden vastgesteld in hoeverre men in de veelbewogen twaalfde eeuw naar practische verwezenlijking ervan gezocht heeft. Een beroep op de tegenstelling kluizenaar Norbertijn is er ondertusschen niet sterker op geworden, sinds men van deskundige zijde er de aandacht op gevestigd heeft, dat het geval van den H. Gerlacus van Houthem niet alleen staat.
Samenvatting3:
De zalige Dodo, een leekenbroeder van de Friesche Norbertijnerabdij Mariëngaarde, was achtereenvolgens kluizenaar te Bakkeveen en Haske, in welke plaats hij in 1231 stierf, begenadigd met de wondeteekenen des Heeren. Ook met de ruimere opvatting omtrent de zoogenaamde stabilitas loci, het gebonden zijn aan een bepaalde plaats, zooals die bij de Norbertijnen ingang vond, dient men tenslotte rekening te houden. Niet het leven binnen bepaalde kloostermuren, doch het leven en werken in gebondenheid met zekere kloostergemeenschap gold als een nieuwe norm.
Gerlacus en de Norbertijnerorde. In welke betrekking stond de H. Gerlacus tot de Norbertijnerorde? We hebben voldoenden grond om aan te nemen, dat de heilige kluizenaar in het kleed der witte orde geleefd heeft; gegevens der vita en de inhoud van latere overleveringen zijn voldoende, om over tegenovergestelde bedenkingen heen te stappen. Evenmin als zijn ordegenoot de Zalige Dodo, de Friesche kluizenaar, schijnt de H. Gerlacus de priesterlijke waardigheid te hebben bezeten, waarmee als vanzelf de vraag zich opdringt, of voor leekebroeders in de orde de weg naar een kluis gemakkelijker openstond. Met welk klooster der Norbertijnerorde de H. Gerlacus verbonden geweest is, valt niet te achterhalen. Wel gaan onze gedachten op dit punt naar Heinsberg in het Rijnland, een dochterstichting van Prémontré van 't midden der twaalfde eeuw, eerst dubbelklooster en later adellijke nonnenproosdij.
Gerlacus en de Norbertijnerorde. In welke betrekking stond de H. Gerlacus tot de Norbertijnerorde? We hebben voldoenden grond om aan te nemen, dat de heilige kluizenaar in het kleed der witte orde geleefd heeft; gegevens der vita en de inhoud van latere overleveringen zijn voldoende, om over tegenovergestelde bedenkingen heen te stappen. Evenmin als zijn ordegenoot de Zalige Dodo, de Friesche kluizenaar, schijnt de H. Gerlacus de priesterlijke waardigheid te hebben bezeten, waarmee als vanzelf de vraag zich opdringt, of voor leekebroeders in de orde de weg naar een kluis gemakkelijker openstond. Met welk klooster der Norbertijnerorde de H. Gerlacus verbonden geweest is, valt niet te achterhalen. Wel gaan onze gedachten op dit punt naar Heinsberg in het Rijnland, een dochterstichting van Prémontré van 't midden der twaalfde eeuw, eerst dubbelklooster en later adellijke nonnenproosdij.
Samenvatting4:
Heinsberg had van de heeren van Valkenburg bezittingen gekregen te Houthem en het is niet onwaarschijnlijk, dat Gerlacus zijn kluis heeft opgericht bij of zelfs op dit gebied. Ook droeg Gerlacus zijn vaderlijk erfgoed over aan Heinsberg, het klooster, dat in zoo'n nauw verband met Houthem zou komen te staan. In 1201 toch stichtte Heinsberg een klooster te Houthem, op de plaats waar Gerlacus nog geen dertig jaren tevoren zijn heilig leven had afgesloten. Dit klooster, oorspronkelijk verbonden met Heinsberg en eveneens dubbelklooster, later een adellijk vrouwenstift, zou de herinnering aan Gerlacus levendig houden, zijn relieken bewaren en zijn vereering. bevorderen; hiervoor werd het trouwens wel gesticht. Bij het verdeelingsverdrag van 26 December 1661 bleef de proosdij van Houthem als Spaansch enclave binnen Staatsch gebied gehandhaafd en verkreeg daarbij het recht van vrijen doorgang naar het Spaansche gebied te Oud-Valkenburg en Schin op Geul. Daarmee bleven ze de relieken van Gerlacus binnen Houthem bewaren. In 1786 verdreef hen echter de Josephistische kloosterpolitiek. Het convent van Houthem, bestaande uit 9 freules-kanonikessen, 3 niet-adellijke koorzusters en 5 werkzusters bertrok toen het vroegere Karthuizerklooster Bethlehem te Roermond en voerde de relieken met zich mee. Tegen het midden der vorige eeuw stierf hier te Roermond de laatste Norbertines der kloostergemeenschap van Houthem: met de laatste der adellijke freules was ze er getuige van geweest, dat de relieken van Sint Gerlacus naar Houthem werden teruggevoerd. Op 3 Augustus 1841, na een afwezigheid van 55 jaar, kwam het gebeente van den H. Gerlacus weer terug in de parochie van Houthem; het feit dat het klooster der zusters te Roermond bestemd werd voor seminariegebouwen had de overbrenging bespoedigd. De laatste overgebleven zusters kregen elders een onderkomen. Houthem zou ze niet weerzien.
Samenvatting5:
De voormalige. kloosterkerk was ondertusschen parochiale kerk geworden, toen ze, nu een eeuw geleden, haar schoonste bezit herkreeg. De twee adellijke Norbertinessenproosdijen van Heinsberg en Houthem zijn alzoo ten nauwste met Sint Gerlacus verbonden en ook met Limburg: Heinsberg had het patronaatsrecht immers over Brunssum, Jabeek en Schinveld; Houthem over Oirsbeek.
Het centrum der veering. Vooral echter als centrum en uitgangspunt der vereering van den H. Gerlacus is het Houthemsch Norbertinessenklooster met Limburg verbonden. Hier bevonden zich de reliquien van den heilige en er geschiedden mirakelen bij zijn graf. Spoedig na zijn dood zal het volk hem reeds als een heilige zijn gaan vereeren; rond 1190 zouden er al liederen in de volkstaal met een verhalend karakter over hem hebben bestaan. In latere eeuwen trekt men in bedevaart naar zijn graf en men drinkt water uit de bron, waar de kluizenaar tijdens zijn leven water schepte. Sint Gerlacus de kluizenaar! Zoo stelt hem het kloosterzegel van Houthem voor, dat ongeveer de eerste vier eeuwen door het convent gebruikt werd en ook het latere zegel stelt op de eene helft Gerlacus voor met den pelgrimsstaf in de hand. In de iconograhîe wordt Gerlacus meestal afgebeeld met een eik, den boom die hem oorspronkelijk diende tot kluis. Zoo ook zag hem de vlak bij Houthem-Sint Gerlach wonende kunstenaar Charles Eyck, toen hij voor een paar jaar een marmer-mozaïek met de voorstelling van den heilige uitvoerde voor het nieuwe "St. Norbertus"-Gymnasium te Heeswijk. Heeft de heiigheid van den H. Gerlacus tenslotte niet haar schoonste uitdrukking gekregen in die bekoorlijke passage uit zijn vita, waarin ook zijn betrekkingen met de H. Hildegard van Bingen tot uiting komen, een voorrecht dat trouwens door meerdere van zijn ordebroeders uit dien tijd werd gedeeld?
Het centrum der veering. Vooral echter als centrum en uitgangspunt der vereering van den H. Gerlacus is het Houthemsch Norbertinessenklooster met Limburg verbonden. Hier bevonden zich de reliquien van den heilige en er geschiedden mirakelen bij zijn graf. Spoedig na zijn dood zal het volk hem reeds als een heilige zijn gaan vereeren; rond 1190 zouden er al liederen in de volkstaal met een verhalend karakter over hem hebben bestaan. In latere eeuwen trekt men in bedevaart naar zijn graf en men drinkt water uit de bron, waar de kluizenaar tijdens zijn leven water schepte. Sint Gerlacus de kluizenaar! Zoo stelt hem het kloosterzegel van Houthem voor, dat ongeveer de eerste vier eeuwen door het convent gebruikt werd en ook het latere zegel stelt op de eene helft Gerlacus voor met den pelgrimsstaf in de hand. In de iconograhîe wordt Gerlacus meestal afgebeeld met een eik, den boom die hem oorspronkelijk diende tot kluis. Zoo ook zag hem de vlak bij Houthem-Sint Gerlach wonende kunstenaar Charles Eyck, toen hij voor een paar jaar een marmer-mozaïek met de voorstelling van den heilige uitvoerde voor het nieuwe "St. Norbertus"-Gymnasium te Heeswijk. Heeft de heiigheid van den H. Gerlacus tenslotte niet haar schoonste uitdrukking gekregen in die bekoorlijke passage uit zijn vita, waarin ook zijn betrekkingen met de H. Hildegard van Bingen tot uiting komen, een voorrecht dat trouwens door meerdere van zijn ordebroeders uit dien tijd werd gedeeld?
Samenvatting6:
De heilige Benedictines ziet in een harer visioenen den Heer der heerscharen op Zijn troon, terwijl de koren der heiligen Hem omringen. En ziet, als ze haar blikken laat gaan over hun reien, dan aanschouwt ze in het koor der Belijders een zetel van bijzondere pracht. Als ze haar verbazing te kennen geeft over dit bijzondere feit, leert ze door goddelijke ingeving, dat deze zetel bestemd is voor den H. Gerlacus, den heiligen kluizenaar van het Geuldal. Na deze openbaring van God omtrent de verdiensten van den kluizenaar, vatte ze een heilige liefde tot dezen verheven boetedoener op en ten teeken van haar liefde, liet ze aan den H. Gerlacus de kroon brengen, waarmee ze op haar wijdingsdag door den bisschop was gekroond. En deze kroon, zegt Gerlacus' levensbeschrijver, wordt als bewijs hiervan devoot in onze kerk bewaard. Moge de H. Gerlacus, vanaf den luisterrijken zetel, die hem in het visioen der H. Hildegardis van Bingen was toebedacht, zijn zegenende handen over zijn Houthem-St. Gerlach, Geulland, Limburg en heel ons vaderland houden uitgestrekt.
Trefwoorden:
Geografische namen:
Organisatie: Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach
laatste wijziging 01-11-2024