Uw zoekacties: Sint Gerlachus van Houthem

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Sint Gerlachus van Houthem
Datering:
2015
Titel:
Sint Gerlachus van Houthem
Auteur:
Johan P
Titel tijdschrift:
www.ruilclubgenk.be
Afleveringsnummer:
www.ruilclubgenk.be
Samenvatting:
(St Gerlach, St Gerlacus, St Gerlak, St Geerling, St Gerlaco, St Gerlac) Feestdag : 5 januari

Gerlachus, Leven en legende :

Gerlacus werd geboren omstreeks 1100 op een kasteel in de buurt van Valkenburg (Nl). Zijn ouders waren van adel. Zodra Gerlacus oud genoeg was leerde hij paard rijden en vechten met zwaard en lans. Daardoor kreeg hij al vrij jong de smaak van het vechten in toernooien te pakken. Hij was groot van gestalte en in maliënkolder zag hij er nog indrukwekkender uit. Toen hij twintig jaar was, trouwde hij met een beeldschoon meisje. Hij was echter geen huisduif, met zijn ruwe soortgenoten trok hij meestal van het ene toernooi naar het andere. En omdat hij dikwijls de tornooiwinnaar was werd er nadien duchtig gefeest.
Eens toen de graaf van Gullik een toernooi afkondigde haastte Gerlacus zich erheen om deel te nemen. Enkele ogenblikken voor hij het strijdperk moest betreden, vernam hij dat zijn vrouw plotseling overleden was. Dat bericht sloeg bij hem in als een bom en bewerkte bij hem een volledige ommekeer. Onmiddellijk verliet hij het toernooi en zijn strijdmakkers, gaf zijn paard weg en keerde op een ezel terug naar huis. Hij verzaakte aan zijn werelds leven, stelde zijn goederen onder de hoede van een rentmeester en vertrok op pelgrimstocht naar Rome. Aan de paus biechtte hij zijn zondige jeugd en smeekte om een strenge penitentie. Hieraan gevolg gevend stuurde de paus hem voor zeven jaar naar Jeruzalem om dienst te nemen bij de ridders van Sint-Jan, de mannen die naar de woorden van Sint Bernardus van binnen gewapend waren met het geloof en van buiten met staal. Tijdens deze toch zou hij in een doorn getrapt hebben, als boetedoening liet hij hem zitten, dit zou hem later veel pijn berokkenen en hem een levenslange ontstoken wonde bezorgen.
Samenvatting2:
Bij de ridders van Sint-Jan weigerde Gerlacus echter opnieuw de wapens op te nemen en verkoos zich als ziekenverzorger ten dienste te stellen van de christelijke pelgrims die naar het heilig Land trokken en als veehoeder in het hospitaal van de johannieters. Toen zijn boetedoening erop zat, keerde Gerlacus terug naar huis. Op het vaderlijk erfgoed vond hij een oude holle eik, tussen de wortels ervan groef hij een hol en de bodem bedekte hij met keien. Met takken en twijgen maakte hij een bed. Hier zou hij voortaan leven als een kluizenaar. Hij wilde geen wijn meer drinken of vlees eten, hij voedde zich slechts met water en brood. Het brood werd gebakken van een mengsel van grof gemalen gerstemeel en as. Mensen uit de omgeving kwamen hem af en toe bezoeken en brachten dan groenten of vruchten van het veld mee of een stuk vlees van de slacht. Daarvan kookte Gerlacus een smakelijke soep die hij uitdeelde aan de behoeftigen, zelf nam hij er niets van. Elke dag, behalve 's zaterdags, ging Gerlacus barrevoets, anderhalf uur ver, naar Maastricht om in de kerk van Sint Servaas de metten en de eucharistieviering bij te wonen. 's Zaterdags ging hij naar het verder gelegen Aken om er aan de diensten in de Onze Lieve Vrouwkerk deel te nemen. Vooral bij regen- en sneeuwval was deze dagelijkse tocht soms erg vermoeiend, maar Gerlacus versaagde niet, zelfs in de winter niet wanneer de bevroren sneeuw zijn blote voeten tot bloedens toe kwetste.
Toen op een winterdag een andere pelgrim hem vergezelde en kloeg over zijn stilaan bevroren voeten zei Gerlacus hem dat hij in zijn voetsporen moest stappen. De man deed dit en voelde vanaf toen een wonderbare warmte bij elke stap. De deugd en de vroomheid van Gerlacus wekten alom bewondereing, toch kreeg Gerlacus ook tegenkanting en nog wel van de paters uit het nabij gelegen klooster van Meerssen. Ze waren jaloers en gingen hem vals betichtten bij de bisschop.
Samenvatting3:
Zij beweerden dat Gerlacus in de vloer van zijn kluis een schat aan goud verborgen hield. In aanwezigheid van de bisschop liet men de boom omkappen en de holte en bodem van de kluis werden grondig onderzocht, maar men vond natuurlijk niets. Beschaamd stond de bisschop het hout van de boom af aan Gerlacus om er een kleine kluis en kapel mee te bouwen, de bisschop verleende zelfs de toelating om in de kapel de mis te laten opdragen. De abt en kanunniken van Rolduc zouden hiervoor zorgen. Het strenge regime dat Gerlacus zichzelf gedurende veertien jaar oplegde eiste stilaan zijn tol. Hij werd erg ziek. De priester die gewoonlijk de mis kwam doen was niet bereikbaar. Maastricht en Rolduc lagen te veraf en vanuit het klooster van Meerssen wilde natuurlijk niemand komen. "Ik sterf gerust," zei Gerlacus tegen de omstaanders. En zie op dat ogenblik verscheen een oude, eerbiedwaardige man in witte priestertoog met een zilveren sleutel in de hand. Met vertrouwde gebaren en een vaste stem vervulde hij de zalvingen en aangepaste gebeden. Daarna verdween hij zonder nog een woord te spreken. Volgens sommige aanwezigen leek de oude man als twee druppels water op het beeld van de heilige Servatius. Omdat Gerlacus dagelijks het graf van de heilige Servatius bezocht en vereerde zou God deze gezonden hebben om zijn stervende dienaar bij te staan. Gerlacus werd begraven in zijn kapel in de eikenhouten kist die hem de laatste jaren tot bed gediend had. Op zijn graf vonden regelmatig wonderen plaats. Eens schaakte een man een onschuldig meisje en verstootte zijn wettige echtgenote. Deze ging terug naar het huis van haar vader. Van verdriet bleven de tranen uit haar ogen stromen zodat ze blind werd. Toen ze blind zijnde het graf van Gerlacus bezocht kon ze echter terug zien.
Samenvatting4:
Een andere keer had een pelgrim een tand uit de schedel van de heilige Gerlach getrokken, hij wilde hem als relikwie verkopen. Het was nog maar pas gebeurd of de dief zijn heel gebit viel spontaan uit. Vlug stak hij de tand terug in de schedel, maar zijn eigen tanden was hij voor altijd kwijt. In 1201 werd op de plaats van de eik het premonstratenzer vrouwenklooster St. Gerlach gesticht. Nu rust het stoffelijk overschot van de heilige Gerlachus in Houthem in een prachtige kerk, waarvan de ganse aankleding getuigenis aflegt van het wonderbare leven van deze man. Patroon van : het vee Aanroepen tegen : wondontstekingen, besmettelijke ziekten, voetkwalen, wintervoeten, voor een goede oogst. Afbeelding en attributen : Als kluizenaar of in het habijt van de Norbertijnen. Voor een holle boom omgeven door vee. Als pelgrim met de pelgrimsstaf en kalebas en blootsvoets met een doorn in zijn voet. Bij een bron.

Anekdote : In Houtem namen de bedevaartgangers zand (gemalen mergel) vanonder het praalgraf mee, het werd gebruikt tegen veeziekten door het tussen de horens van de dieren te wrijven of men gebruikte het zand om het onder het veevoeder te mengen.
Ook het water van de St. Gerlachput beschouwde men als geneeskrachtig tegen ziekten van het vee, het werd in de drinkbakken van de dieren gegoten. Het gebruik van het zand zou teruggaan op het verhaal van de Houtemse edelman Wijnand. Deze edele heer had zijn lamme dochtertje naast het graf van de heilige gezet toen plots een oude grijsaard de kerk binnenkwam, wat aarde vanonder het graf nam en over de beentjes van het kind strooide. Het kind genas onmiddellijk en kon al lopend de kerk verlaten. Zilveren reliekbuste van St. Gerlach uit 1706. De reliek is achter en glazen plaatje in het hoofd geborgen. Parochiekerk Houthem-Sint-Gerlach
Samenvatting5:
Bronnen :
• "Heilig in de lage landen." Ludo Jongen, uitg. Davidsfonds, Leuven, 2005
• "Vroom Vlaanderen." Jaak Venken, uitg. 't Kandelaartje, Hasselt, 1999
• "Geneesheiligen in de lage Landen" Jo Claes, Alfons Claes, Kathy Vincke, uitg. Davidsfonds Leuven 2005
• "De heiligen." Stijn van der Linden, uitg. Contact, Antwerpen 1999
Geografische namen: