HOUTHEM. Maandag stond voor de rechtbank te Maastricht terecht P. F. de L., 22 jaar, wonende alhier; de L. werd beschuldigd van mishandeling van zijn moeder en van diefstal van een paar hamers en van heling. De beklaagde bekende zijne moeder geslagen te hebben. Ze had hem echter eerst allerhande verwijten gedaan, zeide hij.
De hamers beweerde hij gekocht te hebben van een Duitscher. De moeder verklaarde, dat zij twee keer geslagen was, een keer met de vuist en daarna met een koffiekopje. Zij was niet verwond. De getuige Ch. 0., schrijnwerker, verklaarde, dat de L. hem de hamers te koop aanbood. Ze zouden door den beklaagde ontvreemd zijn op de mijn Willem Sophia, toen hij daar werkzaam was. Getuige H. heeft gezien, dat beklaagde zijne moeder sloeg. Getuige M. H. verklaarde, dat zij eenige voorwerpen, welke zij in het logement Sch. te Roermond ten nadeeie van een bezoeker had weggenomen, aan de L. had gegeven. Deze wist, dat die voorwerpen, o. a. een klosje garen, een doosje schoenpoets enz., van diefstal afkomstig waren. De beklaagde ontkende dit. Het O. M. eischte 8 maanden gevangenisstraf. De beklaagde werd verdedigd door mr. Paulussen.