6 Dec. Voor de arrondissementsrechtbank alhier stond heden terecht L. H. A. F., oud 40 jaren, fabrieksarbeider te Broekhem Houthem, beschuldigd van den 14 Augustus 1898 op den openbaren weg te Houthem
1e )
met het voornemen en oogmerk om Jan Leenders, die op ongeveer 2 meter, althans op korten afstand van hem verwijderd stond, opzettelijk te dooden, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een met kogels geladen revolver opzettelijk gericht en afgetrokken heeft op Jan Leenders, waarop de kogel in diens hoofd tusschen vel en been is doordrongen, waardoor deze noch gedood is geworden, noch zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, zijnde de uitvoering van zijn voornemen niet voltooid door de van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, dat de revolver slechts een gering indringend vermogen had en dat de kogel juist het dikste gedeelte van het hoofd rakende daarop is afgestuit;
2e )
Jan Leenders heeft mishandeld door hem opzettelijk met de vuist op het hoofd te slaan, waardoor hij bloedig is verwond geworden.

Uit de verhandeling is gebleken, dat er tusschen de vrouwen van Leenders en beschuldigde nog al eens woorden vielen en dit de aanleiding was dat er op 14 Augustus ruzie tusschen de beide mannen ontstond, die tengevolge had, dat beklaagde naar binnen is gegaan en de revolver heeft gekregen en daarmede geschoten heeft.

Beklaagde geeft voor, dat Leenders hem gevolgd is en een blinkend voorwerp in zijn mouw gezien heeft. Hiervoor bevreesd, heeft hij geschoten zonder juist op Leenders te mikken.

Wegens de afwezigheid van de getuige dr. de Bruin is de verdere behandeling uitgesteld tot Woensdag den 14 December a.s.