Uw zoekacties: Beckers Hans (1/2)
Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
beacon
 
 
Artikel
Beckers Hans (1/2)
Datering:
2013
Titel:
Beckers Hans (1/2)
Auteur:
Jaap de Boer
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 20 (2013) nr. 1 (juli), p. 13-21
Samenvatting:
Bij mijn uitgebreide studie over Eilardus de Ruiter, die in 1827 in Groningen werd veroordeeld voor diefstal van 300 goudguldens, werd mijn aandacht getrokken door de geschiedenis van zijn vrouw Maria en zijn schoonvader, Matthias Pironghs.
We treffen deze Matthias aan in Leeuwarden, terwijl hij was geboren in Houthem bij Valkenburg. Dan rijst al snel de vraag, waarom hij zover van huis is geraakt en zijn bestaan heeft gezocht in Friesland. Het antwoord moet gezocht worden in de lotgevallen van zijn vader, Joannes Pironghs.

Joannes (Joes) Pironghs, bijgenaamd Beckers Hans
Vader Joannes en grootvader Nicolaus waren ook al gevestigd in Houthem. De volgende geschiedenis speelt zich dan ook af in de streek rond Valkenburg.
Joannes was getrouwd met Maria Catharina Lenarts, met wie hij één zoon kreeg. Die zoon was Matthias Pironghs (*1752), die we ook tegenkomen als Matthijs of Thijs Pieron. Nadat Maria overleden was, is Joannes vijf maanden later hertrouwd met Anna Catrina Weusten. Met haar kreeg hij vier kinderen, Wilhelmina (*1767-†1772), Johan Peter (*1769-†1773), Maria Helena (*1771) en Michiel Pirongs (*1773).
Joannes Pironghs, bijgenaamd Beckers Hans, omdat hij de zoon van een bakker was, komt voor in een groot aantal stukken in de Limburgse archieven.
Daarin wordt hij vaak aangeduid als Joes Pirongs en zo zal ik hem verder ook noemen. Joes was strodekker en dagloner van beroep. In die laatste functie was hij vaak werkzaam in de bossen. Aan het eind van een dag, waarop hij met anderen bomen gekapt had in het Heeker bos, werd hij aangesproken door Anton Bosch, “den Glaeser” (= glazenier), die hem uitnodigde om bij hem te overnachten. Hij hoefde dan niet door sneeuw en koude terug naar Houthem. Bij Anton werd hij onthaald op eten en kannen bier en om tien uur ’s avonds stelde deze hem voor, om samen met Pieter Gelders te gaan vissen.
Samenvatting2:
Het bleek echter om heel iets anders te gaan. In de buurt van de Heremitage, de z.g. “Kluis”, op de Schaesberg vroeg Anton Joes en Pieter te blijven staan en ging hij zelf alleen verder. Er was wat gedruis bij de Heremitage en daarna kwam Anton terug. Er werd toen niet meer gevist en terug naar Heek overnachtte Joes bij Pieter Gelders in de schapenstal. Een paar dagen later ontving Joes geld voor zijn aandeel in de activiteiten bij de Heremitage. Althans naar eigen zeggen, was dit het moment, waarop hij verleid werd mee te doen met de z.g. Bokkenrijders.

Over bokkenrijders is veel geschreven en geromantiseerd. Het zou gaan om een georganiseerde groep personen, die stalen van de rijken ten behoeve van de armen. Er hangt een sfeer van bijgeloof rond die groep, die zich op veel plaatsen tegelijk manifesteerde en zich dus kennelijk heel snel kon verplaatsen. De leden hadden een onderlinge eed van trouw afgelegd en het geloof afgezworen. Zij zouden in dienst van de duivel zijn en zich zeer snel op bokken door de lucht kunnen verplaatsen.
In werkelijkheid waren er in het huidige Zuid-Limburg van ± 1720 tot 1780 in een drietal periodes golven van gewelddadige activiteiten, die veel angst en schade veroorzaakten onder de bevolking en waarop de overheid greep pro-beerde te krijgen door vele processen, die meestal eindigden in zeer zware veroordelingen. Joes was aangeklaagde in zo’n proces en daarbij ging het er niet zachtzinnig aan toe. Het volgende relaas is gebaseerd op de proces-stukken, die met elkaar zo’n kleine honderd bladzijden tekst omvatten.

De aanklager stelt, dat Joes deel uitmaakt van een beruchte bende gauwdieven en boosdoeners, die met “violente” (= gewelddadige) diefstallen en inbraken het land onveilig maken. Joes ontkent alles en “is langs den sachten weg, hoewel genochsaem daar van overtuijgt”, niet tot een bekentenis te brengen.
Samenvatting3:
Dan vraagt men de “Scheepenen van den Hoogen Gerechte der Stad en Vrijheijt Valkenborg” toestemming om hem een “scherper examen” te mogen afnemen met, indien nodig, “tortuur”. Dat is een verhoor in de martelkamer.
De schepenen geven toestemming. Voor Joes begon dat verhoor op vrijdag 19 mei 1775 om half tien ’s morgens en het werd pas beëindigd om negen uur ’s avonds. Eerst werden daarbij de verschillende martelwerktuigen aan de beklaagde getoond en werd hem uitgelegd, hoe ze werkten en welke vreselijke pijnen ze zouden veroorzaken. Wie dan nog niet bekende werd vastgebonden op een stoel en kreeg duimschroeven aangelegd. De volgende fase was het aanbrengen van rechter- en later linker scheenschroeven, die helse pijnen konden veroorzaken en als dat nog niet tot een bekentenis leidde, werd de beklaagde op een stoel met scherpe punten geplaatst en werd bovendien de druk verhoogd door zijn lichaam te verzwaren met stenen. Onder deze zware martelingen waren de slachtoffers meestal bereid alles te bekennen en iedereen te verraden en op grond van die bekentenissen werden dan weer anderen opgepakt, soms geheel ten onrechte. Als het slachtoffer op suggestieve vragen over het verloop van zaken en de deelname van personen onder “tortuur” de gewenste antwoorden gaf, werden deze voor waar aangenomen en in volgende processen gebruikt.
Om de schijn van vrijwilligheid bij de verhoren hoog te houden, werd later buiten de martelkamer nogmaals gevraagd of de beklaagde bij zijn bekentenis wilde blijven, hetgeen blijkt uit het volgende citaat:
“… den welken gebragt zijnde buijten de plaatse van Tortuure,
Samenvatting4:
handen en voeten vrij, en sonder eenige schrik, vrese, of dreijgementen, en aen den selven sijne vooren staande Responsiven duijdelijk van woorde tot woorde voorgelesen zijnde, heeft verklaert in allen deelen bij sijne voorschreven Responsiven te willen persisteeren, Dat alle daar bij opgegevene complicen waarlijk leeden van hunne bende waaren en bij Diefstallen soo als gedetailleerd had sien assisteeren, als meede dat ook hij selfs hadde geassisteerd bij de daarbij gemelde Diefstallen en huijsbraeken sonder in het minste iets daar bij ofte daar af te willen gedaan hebben."
De ondervraagde, met de lange dag van gisteren nog vers in het geheugen, zal vast geen afstand van zijn bekentenis nemen, bevreesd als hij moet zijn voor herhaling van de ondervraging.
Joes was betrokken bij veel inbraken en diefstallen in de periode van ± 1760 tot 1775. De aanklager kiest ervoor om hem voor drie voorvallen in het bijzonder te verhoren. Als hij daarbij voldoende bekent, is dat toereikend voor een veroordeling.

Eerste
“Den diefstal bij den eremyt op den Schaesberg”
De Kluis op de Schaesberg (“De Kloes op de Sjaasberg”) [De Kluis is thans een rijksmonument en toeristische attractie.] bestond vanaf 1688 boven op een heuvel ten noorden van het Geuldal en werd sindsdien bewoond door een kluizenaar. De vierde kluizenaar, Arnoldus Haesen, had een bijzonder heremietenleven op deze plek. Vanuit zijn jeugd te Wijlré, waar hij opgroeide op een hoeve, had hij kruidenkennis en diergeneeskunde opgedaan. De kruiden uit het bos rond de Kluis verwerkte hij in de Anthoniusbroodjes, die veeboeren aan hun dieren voerden. De gezondheidsresultaten in de stal waren verbluffend, de kapel werd al snel te klein voor de dankbare veetelers. De Kluis werd vergroot, “De Gank” (bedevaart) was geboren; het aantal pelgrims nam toe.
Een bokkenrijdersbende, die hoorde van de gunstige financiële situatie, beroofde de kluizenaar en lieten hem berooid achter.
Samenvatting5:
Joes Pirongs maakte, zoals we al zagen, deel uit van deze bende. De leider was Anton Bosch, “den Glaeser” en bij dit voorval was Pieter Gelders prominent aanwezig. Joes stelt, dat hij niets vermoedend op “schildwagt” heeft gestaan, maar elders is te lezen, dat hij wel degelijk deelnam aan de geweldadige overval.
Tijdens de verhoren verklaart Joes, dat hij “voor comphaen en meede mackers hunner bende” een groot aantal mensen kent. Hij noemt er meer dan veertig, vaak met bijzonderheden over beroep, woonplaats en burgerlijke staat en belooft de rechter er meer te zullen noemen, als hem namen te binnen schieten. Het zijn deze lijsten namen, die “onder tortuur” verkregen zijn, waarbij je aan de juistheid van de genoemde feiten ernstig kunt twijfelen.
Anderen werden daar dan weer de dupe van, zoals ook Joes de dupe werd van het feit, dat hij in bekentenissen van anderen al genoemd was.
Tijdens het verhoor, ook over voorvallen van lang geleden, geeft hij zo gedetailleerd aan, wie er allemaal deelnamen en wat hun taak toen was, dat het haast niet anders kan, dan dat hij de gewenste antwoorden voorgeschoteld krijgt, door zijn ondervragers.

Tweede
“Den violenten diefstal ver[ge]selt met huijsbraeke en geweldige knevelaries en mishandelinge der in huijs geweest sijnde menschen” bij Johannes Fisscher in Aertsgenhout.
Deze vond plaats op 22 januari 1760. Lins Schouteten vertelde Joes van te voren, dat hij op een afgesproken dag ‘s avonds om tien uur op een bepaalde plek in het Savelsbos moest zijn, “dan sullen wij sien eenig geld voor te drinken te crijgen”. Dat bos was heel geschikt om ongezien bijeen te komen, omdat het door erosie een heel geaccidenteerd terrein is met veel steile hellingen.
Samenvatting6:
In het bos was een groot aantal bendeleden aanwezig. De leiders, Anton Bosch, Lins Schouteten, Pieter Gelders en Hendrik Akkermans, hadden besloten bij Johannes Frisschen met geweld in te breken en alles te stelen, wat ze konden krijgen. Anthon Bosch had hun opgedragen heel stil te zijn en op weg te gaan naar Arensgenhout. Toen ze op een steenworp van het huis waren aangekomen, kreeg Joes met enkele anderen de opdracht “schildwagt” te staan en met een fluitsignaal te waarschuwen als er onraad was. Dat was niet het geval, maar hij had wel hulpgeroep uit het huis gehoord. Even later kwam Anton langs om te zeggen, dat ze zich konden verspreiden en naar huis konden gaan. Daarop was hij door het Ravensbos naar huis gegaan en om ongeveer twee uur ‘s nachts bij het klooster te St. Gerlach aangekomen. Omdat hij op dat klooster werkte, kon hij daar in het wachthuis wachten tot de dag aangebroken was. Enkele dagen later had hij van Anton Bosch twee schillingen gekregen voor zijn aandeel in de overval. Op zijn vraag, hoe het bij Frisschen in huis toegegaan was, had hij geen antwoord gekregen.

ZIE VERVOLG
Trefwoorden:
Geografische namen: