Uw zoekacties: De paspoorten van Paul van der Vrecken (1/2)
Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
beacon
 
 
Artikel
De paspoorten van Paul van der Vrecken (1/2)
Datering:
2017
Titel:
De paspoorten van Paul van der Vrecken (1/2)
Auteur:
Wim Boersma
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 24 (2017) nr. 48 (winter), p. 1/8
Samenvatting:
De lezers van ons verenigingsblad hebben in het verleden kunnen lezen wie Paul van der Vrecken was. [’t Sjtegelke nr 9 (juni 1998), p. 5-14 en www.houthem.info/pages/van-der-vrecken.htm]
Hij werd geboren in Maastricht op 13 december 1777 en overleed in Houthem op 25 maart 1868.
Deze “koerier van de Paus” moest vaak naar (onder meer) Rome (en weer terug naar huis in Houthem) en had daarvoor iedere keer weer officiële papieren nodig om bij de grenzen te worden doorgelaten.

Recent slaagde de Heemkundevereniging erin enige van deze zogeheten “pas-poorten” van onze beroemde dorpsgenoot te verwerven. De vereniging had al kopieën van twee andere paspoorten. In combinatie met zijn notities en de brieven naar huis die hij had bewaard en die door hem werden uitgewerkt tot een soort dagboek, dat in druk werd uitgegeven [1980 Relations de voyage de Paul van der Vrecken (1777-1868) door André Denis O.P.] , kan enigermate worden bezien waarom een bepaald paspoort werd verleend.

Reis naar Rome in 1817
Op 28 mei 1817 was Paul van der Vrecken op reis gegaan vanuit Houthem via de plaatsen Keulen, Koblenz en Boppart en verder via de Rijn, waarbij de koets op twee scheepjes werd gezet, twee wielen op het ene en twee wielen op het andere! Het had flink geregend, waardoor sommige straten in de stadjes meer leken op rivieren. Op 28 juni 1817 werd Rome bereikt, na een tocht met allerlei wederwaardigheden.

Op 26 juli 1817 kreeg hij in Rome een met lakzegel gestempeld paspoort om weer terug naar huis te kunnen gaan. Het werd afgegeven door Jean Godard Reinhold, ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van zijne Majesteit de Koning der Nederlanden bij de Heilige Stoel en het Hof van Toscane. Het paspoort was geldend voor een reis via Livorno, door Frankrijk en Duitsland naar Nederland.
Samenvatting2:
Van der Vrecken werd rentenier genoemd, wonende te Houtem Province de Limbourg. Van der Vrecken schrijft niets over die zaterdag in zijn dagboek. Hij zou uiteindelijk op 7 augustus 1817 vertrekken uit Rome en weer in Houthem aankomen op 6 september 1817. Opnieuw een reis van een maand derhalve!
Het dagboek noemt als tussenplaatsen onder meer Foligno, Modena, Milaan, Como, een reeks Zwitserse plaatsen, de Sint Gotthard, en vervolgens Andermatt, La Reuss, Am Steg, Altorf, Luzern, Bern, Strassbourg, enzovoort.
In de tekst zijn nog veel meer plaatsnamen opgenomen. Dat een andere route werd genomen dan op het paspoort was aangegeven, was kennelijk geen bezwaar. Op het paspoort zijn 9 stempelafdrukken te zien.

Reis in 1825
Dezelfde Jean Godard Reinhold verstrekte op 14 april 1825 opnieuw een paspoort.
Van der Vrecken was op 10 december weer naar Italië gegaan, in eerste aanleg op verzoek van Graaf Emile d’Oultremont, die bepaalde problemen over een landgoed opgelost wilde krijgen en die bereid was de reiskosten te betalen. Die reis liep door Parijs, waar hij via de Romeinse nuntius nog visa moest zien te verwerven voor Sardinië, Oostenrijk, Parma en Toscane om verder te kunnen reizen. Zonder de hulp van de nuntius was hij aan ieder visum een dag kwijt geweest, omdat alle consuls dagelijks slechts één uur hiervoor uittrokken en dan nog allen tegelijk vanaf 1 uur ’s middags. Nu lukte dat op één dag.
Bovendien moest hij nog naar het hoofdbureau van politie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse legatie, hetgeen hem in twee dagen tijds lukte. Overigens maakte de nuntius gebruik van de gelegenheid om aan Van der Vrecken een pakje brieven (met op het pakje zijn handtekening en een lakzegel) mee te geven, bestemd voor het Staatssecretariaat van de Paus in Rome.
Samenvatting3:
Uitvoerig wordt tijdens de beschrijving van de heenreis ingegaan op Kerstavond, waarop hij het geluk had de nachtmis te kunnen bijwonen in de Kathedraal van Chambery, toen nog de hoofdstad van Savoye en nadien die van het departement van de Mont Blanc. Gedurende de reis naar Rome, waar hij op 7 januari aankwam, had hij 22 dagen en 18 nachten in de kou in de koets gezeten.
In Rome slaagde hij erin het probleem van d’Oultremont op te lossen. Hij vond de tijd om tussendoor nog een uitstapje naar Napels te maken, in verband met de kroning van François I tot koning van Napels op 5 maart 1825.

Kluizenaar Akkermans
Bovendien trof hij in Rome nog de kluizenaar Akkermans uit Houthem, die hij in Houthem aanwijzingen had gegeven hoe deze het beste naar Rome kon reizen en die volkomen verrast werd door de aanwezigheid van Van der Vrecken in Rome. Akkermans zou nadien dagelijks bij Van der Vrecken komen, daar vaak blijven eten en zorg dragen voor diens kleding, totdat hij weer vertrok. Volgens het dagboek was Akkermans namelijk kleermaker van beroep.

Het betreft de op 4 februari 1835 overleden Jan Pieter Akkermans, 71 jaar oud, die op 7 februari 1835 te Houthem werd begraven. In het begraafregister vermeldde de pastoor dat Akkermans Eremyt van de Calvarienberg was. Joannes Petrus was weduwnaar van de in 1810 in Valkenburg overleden Anna Elisa¬betha Reijnolds, met wie hij in 1786 getrouwd was.
Volgens de Inwonerslijst 1796 woonde het gezin Akkermans, komende vanuit Schin op Geul, sinds 10 jaar in Valkenburg nr. 87.

Wij moeten ons hier beperken tot het paspoort voor de terugreis, dat nu in bezit is van de Heemkundevereniging. Zoals gezegd was dit paspoort getekend op 14 april 1825. De terugreis naar Houthem begon echter vermoedelijk al op 12 april. Volgens het dagboek reed het gezelschap de eerste twee dagen tot Foligno. Op de achtste dag kwam het aan in Florence.
Samenvatting4:
Het dagboek geeft geen uitsluitsel over de juiste data.
De stempels op het paspoort laten evenmin een goede datering toe. Het zijn er deze keer maar liefst vijftien of zestien. Op 25 mei was hij weer in Houthem terug.

Reis naar Rome in 1837
Hoewel reeds omstreeks 1832 de reiskriebels andermaal vat op hem kregen, zou het tot 1837 duren voordat Van der Vrecken zich opnieuw richting Rome begaf. Inmiddels viel vrijwel geheel Limburg onder het nieuw gevormde Konink¬rijk België. In eerste aanleg zou hij omstreeks Pasen 1836 vertrekken. Een van de redenen voor uitstel was het in februari/maart uitbreken van een cholera-epidemie in Noord-Italië, die een reis door dat gebied ongewenst maakte.
Diverse steden daar kregen zelfs toestemming van de overheid een soort burgerwacht te vormen om te verhinderen dat reizigers de besmetting zouden verspreiden. Voor eind oktober was de epidemie weer verdwenen, reden voor Van der Vrecken om zijn reis nu te gaan plannen na Pasen 1837.
Helaas zat het weer niet erg mee. Het sneeuwde nog laat in het jaar en boven¬dien overleed in deze periode Isabelle van der Vrecken, de zus van Paul.
Uiteindelijk werd het 27 mei, voordat hij kon vertrekken. De dag erna was er een vreselijk onweer omstreeks het middaguur, gevolgd door een enorme hagelbui, die gepaard ging met heftige stormwinden, waardoor de ruiten uit hun sponningen werden geslagen en ook allerlei andere ernstige schade ontstond in de dorpen en steden en op de landerijen. De hagelstenen hadden onder meer de veel te late bloesem van de fruitbomen ernstig beschadigd. Van der Vrecken was echter al in Noord-Italië voordat hij iets vernam over de situatie in Houthem.
Samenvatting5:
Om 9 uur ’s avonds kwam hij op 23 juni 1837 in Rome aan en kon hij naar zijn kamer in het Dominicanenklooster gaan. Op donderdag 6 juli werd hij, om de paus te bedanken voor zijn benoeming tot ridder in de Orde van Sint Gregorius, door paus Gregorius XVI in audiëntie ontvangen, waarbij hij zelfs nog weer werd bevorderd tot commandeur in de Orde van Sint Gregorius en enkele relieken ontving.

Andermaal sloeg de cholera toe in Napels en op Sicilië, waardoor Van der Vrecken zijn verdere reisplannen moest wijzigen. De epidemie bedreigde na 10 juli zelfs de stadjes, die behoorden tot de pauselijke staat. Hierover had Van der Vrecken tot drie keer toe uitgebreid persoonlijk contact en overleg met de paus. Uiteindelijk sloeg echter ook in Rome de ziekte toe, met een groot aantal sanitaire maatregelen als gevolg.
Van der Vrecken kreeg via de paus en enkele prelaten de mogelijkheid om de stad te verlaten op basis van een soort opdracht van de Paus. Het paspoort voor de terugreis werd echter mogelijk reeds in Brussel afgegeven namens de Koning der Belgen (de datum is niet goed leesbaar). Hij vertrok op 3 augustus 1837 met de postkoets vanuit Rome. De reis verliep nogal traag, doordat de postkoets overal moest stoppen om pakketten en brieven af te leveren, maar ook doordat er veel wachtposten stonden om te controleren of er geen choleralijders mee reisden.
Van der Vrecken maakte flink gebruik (of misbruik) van de opdracht van de paus om langs deze barrières te komen. Op het paspoort lijkt een 20-tal stempelafdrukken te staan. De reis verliep via Italiaans Tirol, waar talrijke roversbenden de tocht onveilig maakten, via het Comomeer, Zwitserland en Duitsland. Het dagboek noemt een hele reeks grote en kleinere plaatsen. Op 4 september 1837 kwam hij na een afwezigheid van 100 dagen weer thuis.
Samenvatting6:
Omdat deze reis als gevolg van de cholera-epidemie niet was verlopen zoals gepland, bleef bij Van der Vrecken de wens bestaan om nog een keer terug te gaan en alsnog de dingen te doen die hij zich had voorgenomen.
Hiermee zou hij bovendien de door de paus uitgesproken verwachting, dat hij niet meer terug zou komen in Rome, logenstraffen.

Reis naar Rome in 1843
Het duurde echter tot mei 1843, voordat hij opnieuw richting Rome ging. Zijn vrouw bracht hij eerst naar haar zuster Rosalie in Leuven, waar vandaan hij op 26 mei vertrok. De reis ging via Brussel, waar de pauselijke nuntius mgr. Pecci (de latere paus Leo XIII), zijn paspoorten tekende. De dag erna ging hij via Namen verder, een vermoeiende en als bijzonder vervelend ervaren reis. Op de tocht richting Arlon had hij als medepassagier een schepen uit Arlon, die in Brussel was geweest voor instructies in verband met het bezoek aan Arlon door koning Leopold. De belangrijkste instructie was, naar zijn zeggen, dat hij er voor diende te zorgen dat er voldoende kwajongens langs de kant zouden staan, die “leve Leopold” zouden roepen.
Hij kwam aan in Rome op 18 juni 1843, waar zijn aankomst werd gemeld bij de paus. Een dag later werd hem al bericht dat de paus hem op 23 juni voor een audiëntie verwachtte. Op 3 juli zette hij zijn verdere reis voort. Na enkele dag arriveerde hij in Napels, van waar hij de volgende dag per stoomboot kon vertrekken naar Sicilië. Die donderdag (6 juli 1843) zorgde hij voor zijn paspoorten naar deze bestemmingen.

Zie vervolg 2/2
Trefwoorden:
Geografische namen: