Uw zoekacties: Ei klein sjtökske Sjtraobaek (1/2)
Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
beacon
 
 
Artikel
Ei klein sjtökske Sjtraobaek (1/2)
Datering:
2007
Titel:
Ei klein sjtökske Sjtraobaek (1/2)
Auteur:
Mathieu Braeken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 14 (2007) nr. 2 (december), p. 3-14
Samenvatting:
In “Oos Ouwersj Hoes” uit het Sjtegelke no. 20 stond vermeld: “De bewonersj, de gebroeke, bienao allemaol apaart en good veur ei leuk verhaol.”

Dit is voor mij de aanleiding geweest om hierover te schrijven. Het gaat over mijn eigen beleving aangevuld met overlevering en bijbehorende anekdotes.
Ik zal mij beperken tot een specifiek gedeelte van Sjtraobaek.

Op de bijgevoegde, vrij nauwkeurige, situatietekening zijn de huizen willekeurig genummerd. Deze verwijzen in het verhaal naar de bewoners. Het gaat hier over 21 woningen, alle opgetrokken uit mergel en voornamelijk uit de 19e eeuw. In de vijftiger en de zestiger jaren is een gedeelte van deze huizen afgebroken.

Mijn verhaal loopt door deze tijd heen, zeg maar van begin 1900 tot 1960. Enkele namen zijn misschien fout gespeld en anderen zijn weer op zijn Limburgs uitgesproken. Laten we maar zeggen dat dit gewoon bij de sfeer van dit verhaal hoort.

Sjtraobaek

Laat ik maar beginnen met de nummers 1, 2, 3 en 4.
Dit is een zeer mooi en imposant gebouwencomplex. De voorgevels lopen in een gebogen lijn, aangepast aan de straat.
Het rechtergedeelte, al vermeld van vóór 1600, was bekend als Huize Sjtraobaek. Dit patriciërshuis werd bewoond door iemand van aanzienlijke geboorte en stand.

No. 1
Aan het binnenpleintje woonde de familie Kleijnen-Aarts. Er waren 5 kinderen. Ze hadden een boerenbedrijf. Lambaer was hierbij ook nog melkventer, in de begintijd natuurlijk met kar en paard.
In het achterste gedeelte bij de stallen was een bakkes. Lambaer was ook lid van de Houthemse ruiterclub “Sint Gerlach” en over de mooie en gezellige uitstapjes (in ’47 naar Vlissingen) werd heel lang nagepraat.

No. 2
Op de hoek, in het oude patriciërshuis, woonde de familie Sjuul Aarts-Schols. Er waren 3 kinderen. Ze hadden een boerenbedrijf, de stallen lagen naast woonhuis Kleijnen aan het binnenpleintje.
Samenvatting2:
Sjtraobaek, ongeveer 1907

No. 3
Er wordt verondersteld dat, tussen het hoekhuis en hoeve Strabeek, vroeger het koetshuis stond. Hier, in de latere woning, woonde de familie Jan Rutten-Catarina Wetzels. Er waren 6 kinderen.
Jan Rutten was veekoopman en naderhand ook twee van zijn zonen: Jean en Sjef.

Dezelfde huizen honderd jaar later

No. 4
Aan de linkerkant, hoeve Strabeek, woonde de familie Mathieu Janssen-Isabella Kicken. Er waren 7 kinderen.
Ze hadden een groot boerenbedrijf met grote schuren, stallen etc. Er was ook een groot bakkes met twee bakovens, een grote en een kleine.
Zij, die een bakkes hadden, bezaten meestal een boomgaard want voor een bakkes te stoken had men sjanse nodig. Later nam zoon Jef de boerderij over.
Zoon Math, genoemd naar zijn vader, was melkventer. Midden jaren ‘50 nam Jef het melkbedrijf (venten) van Kleijnen over. In ’58 nam de grote familie Pinckers hoeve Strabeek met bijbehoren over.

No. 5
Hier woonde de familie Akkermans-van Wissen. Er waren 5 kinderen.
In de schuur van het boerenbedrijf was een kampeergelegenheid voor vakantiegasten. Ik denk dat dit vanaf het einde van de veertiger jaren was. Deze kampeergelegenheid was alleen bestemd voor jongens. Deze Hollandse jongens kwamen meestal met de fiets naar Limburg – Strabeek. Roken in en bij het stro was natuurlijk verboden.
Hier was het ook dat Peterke woonde, in een heel eenvoudig onderkomen. Zijn achternaam wisten we niet, “Peterke” was genoeg. Hij was sjaopsjaerder, ook trok hij door Houthem en de omliggende dorpen, waar hij molentjes of bezems verkocht. Hij droeg dan een lange stok over zijn schouder. Deze had hij omwikkeld met stro waar hij dan de zelfgemaakte molentjes instak. Dit deed hij ook met zijn zelfgemaakte bezems. De ginster ging hij zelf op de heide afsnijden. Een en ander was natuurlijk seizoensgebonden.
Samenvatting3:
No. 6
Hier woonde het echtpaar Andrees en Marie Bissjhops-Sjhèpers. Ze hadden een klein boerenbedrijfje. Eind jaren 30 (of begin ’40) vierden zij hun gouden bruiloft. De versieringen werden aangebracht door de jonkheid van Houthem (Sjtraobaek).
Het beekje langs de Baeksjtraot liep, via het weiland van Janssen, als open beekje vlak langs hun woning en vervolgens door de achterliggende weilanden richting Geul. Dit beekje, behoudens enkele afdichtingen en kleine omleidingen, is natuurlijk nog steeds aanwezig.

No. 7
In een bouwvallig witgekalkt huisje woonde de zonderling Kläöske. Een van de vele verhalen is dat hij in het donker plotseling, van achter een boom, tevoorschijn sprong om zodoende de mensen te laten schrikken.
Hij was voorheen broeder geweest in het klooster op de Ravensbosch. Omdat hij zich niet aan de kloosterregels hield werd hij uit het klooster verwijderd. Wél mocht, en ging hij iedere dag in het klooster eten. Tijdens deze wandeling droeg hij altijd een rode zakdoek om de hals.
Na zijn plotselinge dood werd het huisje tot stal ingericht. Dit ging vrij gemakkelijk.

No. 8
Tegenover de Baeksjtraot woonde de familie Reintsjes-Paulissen. Er waren acht kinderen. Sjo Reintsjes was werkzaam bij de Staatsmijnen en dagloner op boerderij Hermans. Zoon Jo (1928-2001) was broeder in de orde van de broeders van de Heilige Joseph.
Gerlach, de jongste van de familie, is voor mij de meest bekende. Op de lagere school moest je geen ruzie met hem krijgen want hij stak dan een hand in zijn broekzak en zei: “Ik heb een mes in mijn hand”. Hij keek daarbij ook nog zeer onheilspellend. Wij liepen dan altijd snel weg, ik was altijd een beetje bang voor hem.
Jaren later, in de café, zochten 3 vreemde jongens ruzie en ze hadden mij als slachtoffer uitgekozen. Ze duwden tegen mij en zeiden: “Wat wil je? Wat moet je?” Ik kreeg het benauwd.
Samenvatting4:
Opeens kwam Gerlach aangevlogen. Hij ging voor mij staan, stak een hand in zijn broekzak en zei: ”Ik heb een mes in mijn hand” en keek daarbij zeer onheilspellend. “Als jullie deze jongen iets doen steek ik jullie in de prie!”
De drie jongens wilden natuurlijk geen mes in de prie en dropen snel af. Gerlach ging terug naar het buffet en dronk verder aan zijn glas. Ik dacht dat het limonade was maar het kan ook bier zijn geweest.
Toen ik hem later bedankte zei hij: “Dat hoeft niet, want je komt toch uit Sjtraobaek.”

No. 9
In de Baeksjtraot woonde Graad Claose. Er waren 3 kinderen. Graad Claose werd in de volksmond “de sjhèper” genoemd. Dit kwam omdat hij, naast al zijn andere werkzaamheden, ook sjaopsjaerder was.
Een zoon, Norbert, werd midden jaren ’40 tot pater in de orde van de Cisterciënsers gewijd en de dochter Maria trad in het klooster van de zusters Praemonstratenzers.
In verband met het verongelukken van de echtgenote van Graad, in 1936, is het in aanbouw zijnde huis van binnen nooit afgebouwd.
Graad had lange, onverzorgde grijze haren en baard. Hij bezat een paar geiten, kippen en konijnen. De geiten hield hij voor de melk, ook maakte hij zijn eigen geitenkaas. Als geitenstal gebruikte hij het niet-afgebouwde woonhuis.
Van de appels, die hij bij Fieneke Hermans haalde, maakte hij azijn. Zijn buurvrouw vertelde hem een keer dat hij nieuwe sokken moest aantrekken omdat in de bestaande te veel gaten zaten. Hij deed dit ook; alleen trok hij ze dan over de oude sokken heen. Het maakte deze goede, zonderlinge man niets uit.
Samenvatting5:
No. 10
Op de hoek van de Baeksjtraot woonde het echtpaar Sjang en Miena Sjtiene. Het beroep van Sjang was breefdraeger-bestèller. Miena was aanzegger. Tijdens deze aanzegging droeg zij een zwart kapje met een lintje. Ze ging, bij het overlijden van een katholieke inwoner van Houthem, dit bekendmaken/vertellen aan de inwoners. Ze zei dan: “Ich kom uch de doad bekint make van: naam persoon – tijd van overlijden – de kerkdiensten etc.”
De route was vanaf boer Kengen, ten oosten van hotel Juliana, de Cremerstraat, een stukje achter de baan, de Koningswinkelstraat en dan Strabeek, Sint Gerlach en Vroenhof tot en met het laatste huis (de huisnummering liep van nummer 1 tot ongeveer 460!). Hiervoor kreeg ze twee gulden vijftig van meneer pastoor.
Wanneer de route werd ingekort i.v.m. de nieuwe parochiekerk van Broekhem en de totale beëindiging van deze bekendmaking is mij niet bekend.

No. 11
In het kleine huisje tussen Hermans en Sjtiene zijn mijn ouders Väös Braeken en Liza Gilissen, na hun trouwen in 1933, gaan wonen. Väös was werkzaam bij de Staatsmijnen en suppoost in het openluchttheater “Valkenburg omhoog”. Hij verzorgde, gekleed in een groen uniform, de toneelverlichting en deed de programma- en pauze-aankondiging.
In het kleine huisje werden twee kinderen geboren, o.a. Mathieu (mijzelf) in 1935. Toen het derde kind zich aandiende werd het huisje te klein. We zijn in 1937 verhuisd naar Sint Gerlach. Hier hebben we van 1937 tot 1951 gewoond. In deze periode werden nog eens 6 kinderen geboren en het huis was wéér te klein. In 1951 zijn we verhuisd naar Vroenhof. Ik heb daar, totdat ik trouwde in 1963, gewoond.
Bin ich eine oud-Houthemenaer of neet?

Foto uit het jaar 1959
V.l.n.r. de blinde gevel van boerderij Hermans, het geboortehuisje van Mathieu Braeken, het poortje, het half afgebroken huisje van Sjtiene, de Baeksjtraot. Boven het huisje van Sjtiene is de kopgevel te zien van het oude woonhuis van Graad, de sjhèper.
Samenvatting6:
No. 12
Hier woonde de familie Hermans-Reintjens. Er waren 6 kinderen. Ferdinand en Hubertina hadden een boerenbedrijf waar o.a. enkele weilanden met hoogstamfruitbomen toe behoorden.
Tot eind jaren ’30 was er aan de linker voorkant ook nog een café. Fieneke bleef na het overlijden van haar vader en moeder, eind jaren ’40, alleen achter. Zeer bekend bij velen, op het binnenplein achter de poort, was de bloemenpracht van haar cactussen, geraniums en andere bloemen. Hier verkocht ze ook fruit uit de eigen boomgaard. Tevens bleef zij heel lang in het bezit van een melkkoe. Aan de linkerkant, los van de boerderij, stond het bakkes.

No. 13
Hier woonde de familie Naard en M’rie Kaole-Geurts. Er waren 3 kinderen.
Naard werkte in brouwerij De Leeuw te Valkenburg. Hun huisje bezat een bakkes waarin zij, om de twee weken, bakten. Meteen na het bakken riep M’rie: “Veer zin klaor en de aove is nog werrem.” Dit was het teken voor de omwonenden om snel hun geknede en gerezen deegwaren in de oven te schuiven. Dit noemde men ‘gratis meebakken’.
Ja, beter een goede buur dan een verre vriend!

No. 14
Hier woonde de familie Mulders-Wahlen, het gezin had 9 kinderen.
Mulders was meubelmaker. Elly, één van de dochters, zat op de naaischool bij de zusters in Vroenhof (naderhand studeerde zij af als coupeuse/nujaersj). Zij liep deze lange afstand iedere dag.
Mijn moeder had haar gevraagd of zij mijn zusje Maria en mij (wij woonden ondertussen in Sint Gerlach) wilde meenemen naar de kleuterschool. Deze lag naast de naaischool. Zij deed dit graag.

ZIE VERVOLG
Trefwoorden:
Geografische namen: