Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )
Artikelen Collectie artikelen

De hoofdbank Meerssen en zijn Bokkenrijders (3/4)
Datering:
20xx
Titel:
De hoofdbank Meerssen en zijn Bokkenrijders (3/4)
Auteur:
J. Vromen
Titel tijdschrift:
't Bokske
Afleveringsnummer:
't Bokske, 14 (20xx) nr. 27, p. 10-20
Samenvatting:
VERVOLG 3/4
4 Gosewijn Meeuwissen ( ca. 1740-1775)
Gosewijn (of Goswin) was een van de vier broers Meeuwissen die met de Valkenburgse justitie in aanraking zouden komen. Hij werd omstreeks het jaar 1740 in Strabeek bij Houthem geboren, was niet gehuwd en werkte als dagloner. Een “beroep”, waarbij je maar moest afwachten of je ergens voor een of een paar dagen aan de bak kon komen. Hij was zoals de meeste, niet tot de elite behorende burgers ongeletterd en leefde van de hand in de tand! Gosewijn werd op 9 maart 1775 door de Valkenburgse gerechtsbode met behulp van een paar schutten thuis opgehaald en naar het Landshuis gebracht, om er in een donkere en vochtige door ongedierte vergeven cel te verdwijnen. Hij werd al op 16 en 17 maart aan een scherp examen (tortuur door de beul) onderworpen.
Het was donderdag 1 juni 1775 toen Geertruid Bosch tijdens een verhoorsessie in de namiddag de rechters nog een aantal personen noemde die “Complicen der Bende sijn”! Een van deze mannen was volgens haar “Goossen Mewissen uit de Banke Houtem”. Ze noemde dan ook nog zijn broers Steven uit Strabeek en Wouter uit Broekhem. Een ondervraging met resultaat, want Gosewijn wordt op 8 juli en op 14 en 15 september opnieuw met de assistentie van de beul aan een onmenselijk verhoor onderworpen. Bosch had hem ervan beticht deelgenomen te hebben aan de vele jaren eerder gepleegde overval op de boerderij van Frissen in Aerensgenhout. De rekening van de “dokter” De bij de verhoren aanwezige chirurgijn die er op moest letten dat de aangeklaagde tijdens de “verhoren”niet zou bezwijken”diende voor zijn “eervolle” karwei allerlei nota’s in. De nota die Gosewijn betreft geeft ons een inkijkje in wat er nou exact gedeclareerd werd. Uit de rekening blijkt dat deze dokter er bijna vier weken voor nodig had om Gosewijn enigszins te laten herstellen van het misdadige justitiebeleid.
4 Gosewijn Meeuwissen ( ca. 1740-1775)
Gosewijn (of Goswin) was een van de vier broers Meeuwissen die met de Valkenburgse justitie in aanraking zouden komen. Hij werd omstreeks het jaar 1740 in Strabeek bij Houthem geboren, was niet gehuwd en werkte als dagloner. Een “beroep”, waarbij je maar moest afwachten of je ergens voor een of een paar dagen aan de bak kon komen. Hij was zoals de meeste, niet tot de elite behorende burgers ongeletterd en leefde van de hand in de tand! Gosewijn werd op 9 maart 1775 door de Valkenburgse gerechtsbode met behulp van een paar schutten thuis opgehaald en naar het Landshuis gebracht, om er in een donkere en vochtige door ongedierte vergeven cel te verdwijnen. Hij werd al op 16 en 17 maart aan een scherp examen (tortuur door de beul) onderworpen.
Het was donderdag 1 juni 1775 toen Geertruid Bosch tijdens een verhoorsessie in de namiddag de rechters nog een aantal personen noemde die “Complicen der Bende sijn”! Een van deze mannen was volgens haar “Goossen Mewissen uit de Banke Houtem”. Ze noemde dan ook nog zijn broers Steven uit Strabeek en Wouter uit Broekhem. Een ondervraging met resultaat, want Gosewijn wordt op 8 juli en op 14 en 15 september opnieuw met de assistentie van de beul aan een onmenselijk verhoor onderworpen. Bosch had hem ervan beticht deelgenomen te hebben aan de vele jaren eerder gepleegde overval op de boerderij van Frissen in Aerensgenhout. De rekening van de “dokter” De bij de verhoren aanwezige chirurgijn die er op moest letten dat de aangeklaagde tijdens de “verhoren”niet zou bezwijken”diende voor zijn “eervolle” karwei allerlei nota’s in. De nota die Gosewijn betreft geeft ons een inkijkje in wat er nou exact gedeclareerd werd. Uit de rekening blijkt dat deze dokter er bijna vier weken voor nodig had om Gosewijn enigszins te laten herstellen van het misdadige justitiebeleid.
Samenvatting2:
Chirurgijn Thomas Corriaux bezocht hem daartoe in de periode vanaf 8 juli tot 4 augustus zelfs twee maal per dag, om “denselven te laten cureren van de gevolgen van de tortuur”! De totale kosten bedroegen 27 gulden en 30 stuivers, een bedrag dat uitgegeven werd aan linnen dat als verband diende, balsem en reukmiddelen (foment aroma) om een door de beul mishandeld persoon weer uit zijn toestand van bewusteloosheid terug te halen.
Aan de galg
Gosewijn bezat vrijwel niets. Hoe kon het ook anders. Gewone burgers bezaten in de regel vrijwel niets. Alleen zijn voorraad graan leverde iets op. De verkoop ervan genereerde iets meer dan 16 gulden voor justitie. Gosewijn werd op 5 oktober 1775 opgehangen.
Noten: A.Blok, “De Bokkenrijders”1991, Nat. Archief 5871, 5870
5 Herman Meeuwissen ( 1742-1776)
Tot de Bank Meerssen behoorde in die tijd ook het gehucht Broekhem, waar Herman als boer (akkerman) de kost verdiende. Hij was in 1766 getrouwd met de even oude Catrijn Jongen uit Oud-Valkenburg. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Johan Casper in 1768 en Herman in 1773. De jongste zou in 1795 trouwen met Gertrude Mac Kaye, een dochter van een voormalige Engelse huurling. Herman bezat een aantal stukken landbouwgrond ter waarde van 1000 gulden, geen gering bedrag in die tijd. Hij was een zwager van rotmeester Anthoon Emands van de “wacht” in de Heek, die in november 1774 tijdens een verhoor op de pijnbank van de rechtbank in Valkenburg alles vertelde over de dertien jaar eerder gepleegde overval op de kluis op de Schaelsberg tussen Schin op Geul en Valkenburg. Een tijdje later bereikten allerlei geruchten over Meeuwissen de Valkenburgse schout, hetgeen aanleiding was om de man op 11 januari 1775 op te pakken. Meeuwissen werd flink aangepakt. Hij werd drie keer op de pijnbank gelegd: op 16 en 22 februari, en op 7 maart.
Aan de galg
Gosewijn bezat vrijwel niets. Hoe kon het ook anders. Gewone burgers bezaten in de regel vrijwel niets. Alleen zijn voorraad graan leverde iets op. De verkoop ervan genereerde iets meer dan 16 gulden voor justitie. Gosewijn werd op 5 oktober 1775 opgehangen.
Noten: A.Blok, “De Bokkenrijders”1991, Nat. Archief 5871, 5870
5 Herman Meeuwissen ( 1742-1776)
Tot de Bank Meerssen behoorde in die tijd ook het gehucht Broekhem, waar Herman als boer (akkerman) de kost verdiende. Hij was in 1766 getrouwd met de even oude Catrijn Jongen uit Oud-Valkenburg. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Johan Casper in 1768 en Herman in 1773. De jongste zou in 1795 trouwen met Gertrude Mac Kaye, een dochter van een voormalige Engelse huurling. Herman bezat een aantal stukken landbouwgrond ter waarde van 1000 gulden, geen gering bedrag in die tijd. Hij was een zwager van rotmeester Anthoon Emands van de “wacht” in de Heek, die in november 1774 tijdens een verhoor op de pijnbank van de rechtbank in Valkenburg alles vertelde over de dertien jaar eerder gepleegde overval op de kluis op de Schaelsberg tussen Schin op Geul en Valkenburg. Een tijdje later bereikten allerlei geruchten over Meeuwissen de Valkenburgse schout, hetgeen aanleiding was om de man op 11 januari 1775 op te pakken. Meeuwissen werd flink aangepakt. Hij werd drie keer op de pijnbank gelegd: op 16 en 22 februari, en op 7 maart.
Samenvatting3:
Gerechtschirurgijn Corriaux moest ook hem met allerlei middeltjes bijstaan om hem na de zware mishandelingen van de beul in het rijk der levenden te houden. Dit alles in de hoop dat Herman nog meer zou opbiechten of nog andere namen zou noemen.
“Den 16 fibriwari getorturt hermanus meuwesen en den 9 meij den selven gehangen — — — — 55.” Deze nota van de beul maakte duidelijk wat zijn werk inhield en wat hij ervoor telde. Herman werd schuldig bevonden en op 9 mei 1776 opgehangen. Zijn bezit werd in opdracht van de rechtbank aan de hoogste bieder verkocht. De meubelen brachten 128 gulden op, en de granen 6 gulden en 17 stuivers. Uit het overzicht van de administratie van de rentmeester van Overmaze blijkt dat zijn vaste goederen d.d. 7 december 1776 nog verkocht moesten worden. De rentmeester had hiertoe “nog te vercopen” op de nota genoteerd. Steven Meeuwissen ( 1729-1775) Broer drie, Steven, was woonachtig in Strabeek en in 1764 gehuwd met Beatrijs Lambrighs. Ze kregen een jaar later een jongen, Herman, en in 1768 een meisje, Anna Elisabeth. Steven werd na beschuldigingen door gevangen zittende personen opgepakt en op 21 en 22 maart 1775 aan een pijnlijk verhoor onderworpen. Hij werd op zulke schandalige wijze mishandeld dat hij een dag later in zijn cel zou overlijden. Op dezelfde dag werd hij door de ons bekende herbergiersdochter Geertruid Bosch uit de Heek genoemd als een van de deelnemers aan de overvallen bij broer Frissen in Aerensgenhout en de kluis bij Walem, meer dan 13 jaar geleden. Bosch had ook haar broers Gosewijn en Steven als lid van de bende van nachtdieven betiteld. Er viel niets te halen bij Steven. De rechtbank ving bot. De opbrengst van zijn bezittingen was nihil. Hij had er namelijk geen. Voor een enkele hand- en spandienst was hij letterlijk in opdracht van justitie dood gemarteld. Om te laten zien welk een slecht mens hij in de ogen van de overheid was, werd hij op 22 juni 1775 demonstratief onder de galg begraven.
“Den 16 fibriwari getorturt hermanus meuwesen en den 9 meij den selven gehangen — — — — 55.” Deze nota van de beul maakte duidelijk wat zijn werk inhield en wat hij ervoor telde. Herman werd schuldig bevonden en op 9 mei 1776 opgehangen. Zijn bezit werd in opdracht van de rechtbank aan de hoogste bieder verkocht. De meubelen brachten 128 gulden op, en de granen 6 gulden en 17 stuivers. Uit het overzicht van de administratie van de rentmeester van Overmaze blijkt dat zijn vaste goederen d.d. 7 december 1776 nog verkocht moesten worden. De rentmeester had hiertoe “nog te vercopen” op de nota genoteerd. Steven Meeuwissen ( 1729-1775) Broer drie, Steven, was woonachtig in Strabeek en in 1764 gehuwd met Beatrijs Lambrighs. Ze kregen een jaar later een jongen, Herman, en in 1768 een meisje, Anna Elisabeth. Steven werd na beschuldigingen door gevangen zittende personen opgepakt en op 21 en 22 maart 1775 aan een pijnlijk verhoor onderworpen. Hij werd op zulke schandalige wijze mishandeld dat hij een dag later in zijn cel zou overlijden. Op dezelfde dag werd hij door de ons bekende herbergiersdochter Geertruid Bosch uit de Heek genoemd als een van de deelnemers aan de overvallen bij broer Frissen in Aerensgenhout en de kluis bij Walem, meer dan 13 jaar geleden. Bosch had ook haar broers Gosewijn en Steven als lid van de bende van nachtdieven betiteld. Er viel niets te halen bij Steven. De rechtbank ving bot. De opbrengst van zijn bezittingen was nihil. Hij had er namelijk geen. Voor een enkele hand- en spandienst was hij letterlijk in opdracht van justitie dood gemarteld. Om te laten zien welk een slecht mens hij in de ogen van de overheid was, werd hij op 22 juni 1775 demonstratief onder de galg begraven.
Samenvatting4:
Wouter Meeuwissen ( 1738-?)
Broer Wouter woonde evenals Herman in Broekhem. Zijn zus was gehuwd met Matthijs Emands, een zoon van de bij Herman Meeuwissen genoemde Anthoon Emands uit de Heek. Wouter heeft waarschijnlijk via het geruchtencircuit vernomen dat hij beticht werd van kwade streken. Zo vertelde Geertruid Bosch het volgende over zijn aandeel in de overval op de kluis: “Verders verklaerde dese dat nog geassisteert Wouter Mevissen, denwelke thans bij Theunissen te chapel voor knegt woont, gekleed in een blauwen keel en gewapent met eenen flindte”. Wouter die bij een boer genaamd Theunissen in Aken (chapel) werkte en woonde, ging er tussen uit. Hij werd bij verstek veroordeeld tot verbanning. De gedwongen verkoop van zijn beesten bracht 69 gulden en 5 stuivers op. Dat alles dekte de geweldige kosten van de massale vervolgingen in het Zuid-Limburgse land op geen enkele wijze, maar vertelde meer over een overheid die aan een extreme vorm van tunnelvisie leed.
Bron: RHCL Maastricht, Nat. Archief 5871, 5870
6 Joannes Offermans ( 1731-1776)
Joannes brengt zichzelf in moeilijkheden Joannes trouwde in 1765 met de vier jaar oudere Helena Penders. Joannes had Meerssenaar Lambert Canna, een bekende uit het milieu der nachtdieven, als buurman. De twee mannen kenden elkaar al van kindsbeen af. Offermans was zoals algemeen gebruikelijk in die dagen ongeletterd en oefende het beroep van metselaar uit. Hij had daarnaast nog een paar “hobby’s” zoals vissen en jagen. Op zich was dat al strafbaar, want de openbare ruimte waarin dit gebeurde was in het algemeen eigendom van de heer van de streek, van kloosters of van kerken. De in 1731 geboren Offermans werd op 17 januari 1776 gearresteerd. Offermans kwam ook voor in het door de familie van Herman Corstjens uit Meerssen gedane gratieverzoek. Volgens de overheid had Offermans verteld dat Corstjens niet alleen op wacht had gestaan, maar dat hij ook daadwerkelijk had meegedaan aan overvallen en inbraken.
Broer Wouter woonde evenals Herman in Broekhem. Zijn zus was gehuwd met Matthijs Emands, een zoon van de bij Herman Meeuwissen genoemde Anthoon Emands uit de Heek. Wouter heeft waarschijnlijk via het geruchtencircuit vernomen dat hij beticht werd van kwade streken. Zo vertelde Geertruid Bosch het volgende over zijn aandeel in de overval op de kluis: “Verders verklaerde dese dat nog geassisteert Wouter Mevissen, denwelke thans bij Theunissen te chapel voor knegt woont, gekleed in een blauwen keel en gewapent met eenen flindte”. Wouter die bij een boer genaamd Theunissen in Aken (chapel) werkte en woonde, ging er tussen uit. Hij werd bij verstek veroordeeld tot verbanning. De gedwongen verkoop van zijn beesten bracht 69 gulden en 5 stuivers op. Dat alles dekte de geweldige kosten van de massale vervolgingen in het Zuid-Limburgse land op geen enkele wijze, maar vertelde meer over een overheid die aan een extreme vorm van tunnelvisie leed.
Bron: RHCL Maastricht, Nat. Archief 5871, 5870
6 Joannes Offermans ( 1731-1776)
Joannes brengt zichzelf in moeilijkheden Joannes trouwde in 1765 met de vier jaar oudere Helena Penders. Joannes had Meerssenaar Lambert Canna, een bekende uit het milieu der nachtdieven, als buurman. De twee mannen kenden elkaar al van kindsbeen af. Offermans was zoals algemeen gebruikelijk in die dagen ongeletterd en oefende het beroep van metselaar uit. Hij had daarnaast nog een paar “hobby’s” zoals vissen en jagen. Op zich was dat al strafbaar, want de openbare ruimte waarin dit gebeurde was in het algemeen eigendom van de heer van de streek, van kloosters of van kerken. De in 1731 geboren Offermans werd op 17 januari 1776 gearresteerd. Offermans kwam ook voor in het door de familie van Herman Corstjens uit Meerssen gedane gratieverzoek. Volgens de overheid had Offermans verteld dat Corstjens niet alleen op wacht had gestaan, maar dat hij ook daadwerkelijk had meegedaan aan overvallen en inbraken.
Samenvatting5:
Joannes wordt op 23 en 25 januari aan een pijnlijk verhoor onderworpen, en heeft ten gevolge van deze behandeling door de beul een week lang, van de 24ste tot en met de 31ste, de hulp nodig van gerechtsdokter Corriaux om er weer een beetje bovenop te komen. De balsems, aroma’s en verbanden moeten ervoor zorgen dat de man zodanig opknapt, dat hij opnieuw in handen van de beul gegeven kan worden. Joannes was door een aantal van zijn “criminele bekenden” beschuldigd lid van de bende te zijn. Dat vertelden tenminste Joannes Pirong uit Houthem en Willem Haegman uit zijn woonplaats aan hun verhoorders. Joannes zou zich zelf in moeilijkheden gaan brengen. Hij vertrok op de 16de januari te voet naar Valkenburg om daar bij schout Vignon een jachtvergunning voor zijn “jacht hobby” aan te vragen. Vignon weigerde hem deze om de een of andere reden te geven, waarop Offermans enorm boos werd en de schout begon uit te schelden. De overheidsdienaar liet het er niet bij zitten en diende bij de Valkenburgse rechtbank een aanklacht in tegen de hondsbrutale Meerssenaar.
Een wraaklustige overheidsdienaar
En passant maakte hij zijn schepenen duidelijk, vermoedelijk zal Vignon wel meer geweten hebben over Offermans, dat deze man lid van de bende moest zijn. Zoals gezegd werd Offermans de volgende dag in Meerssen opgehaald en vakkundig opgesloten. De man werd extreem hard aangepakt. Het was evident dat de schout op wraak uit was. Offermans moest zijn eigendommen in handen van justitie geven en werd ondanks al zijn ontkenningen aan de tortuur onderworpen. De pijnbank werd hem te machtig, want hij bekende al vrij vlug daadwerkelijk lid van de bende te zijn. Zo gaf hij toe mede boer Theunis Heynens in het Meerssense gehucht Raar te hebben overvallen. Offermans moet een fenomenaal geheugen gehad hebben, want hij lepelde tijdens de recollectie van zijn verhoren achter elkaar 54 namen op van bendeleden die aan een overval van 24 jaar eerder zouden hebben deelgenomen.
Een wraaklustige overheidsdienaar
En passant maakte hij zijn schepenen duidelijk, vermoedelijk zal Vignon wel meer geweten hebben over Offermans, dat deze man lid van de bende moest zijn. Zoals gezegd werd Offermans de volgende dag in Meerssen opgehaald en vakkundig opgesloten. De man werd extreem hard aangepakt. Het was evident dat de schout op wraak uit was. Offermans moest zijn eigendommen in handen van justitie geven en werd ondanks al zijn ontkenningen aan de tortuur onderworpen. De pijnbank werd hem te machtig, want hij bekende al vrij vlug daadwerkelijk lid van de bende te zijn. Zo gaf hij toe mede boer Theunis Heynens in het Meerssense gehucht Raar te hebben overvallen. Offermans moet een fenomenaal geheugen gehad hebben, want hij lepelde tijdens de recollectie van zijn verhoren achter elkaar 54 namen op van bendeleden die aan een overval van 24 jaar eerder zouden hebben deelgenomen.
Samenvatting6:
Dat moet niet goed gevallen zijn in de kringen van zijn Meerssense gezellen, want van die 54 kwamen er 17 uit het dorp zelf.
De rest kwam uit Weerth, Houthem, Haasdal en Aerensgenhout. Volgens Joannes hielden de leden van de bende bij hem thuis niet alleen vergaderingen, maar had hij in hoogsteigen persoon ook mannen als lid aangeworven. Hij verschafte het gerecht zelfs een inkijkje in de “ideologie” van de bende: “om met ter tijd de Rijken alles af te nemen en dat elk zijn best moest doen om in de Bende aan te werven ende te recruteren”!! Offermans had zogezegd wel een idee om de elite aan te pakken. Corstjens en Hendrik Heynen waren de leiders van de Meerssense tak der bende, en zij beraamden de overval op de boer te Raar in een woning aan de Cruysstraat, een straat die nu nog naar het buurtschap Raar leidt. Offermans werd op Raar als schildwacht geposteerd. Hij dacht tijdens de overval echter al heel snel dat er mensen aankwamen, sloeg alarm, en waarschuwde snel zijn maten die er als hazen vandoor gingen. Het bleek loos alarm te zijn, want er was geen ziel te bekennen. Een paar uur later werd een tweede poging ondernomen om de boer te overvallen. Nu door een kleinere groep, een onderneming die succes had. De buit werd vervolgens op de Raarheide broederlijk verdeeld. Offermans zou niet meer in vrijheid geraken. De nota van de gerechtsarts bedroeg ongeveer 16 gulden en die van beul Hamel voor het pijnigen en ophangen 55 gulden. Het vonnis luidde “ophangen aan de galg” en dat gebeurde op 9 mei 1776. De krant meldde het volgende: “ MAASTRICHT, den 14. Mey. Gepasseerde Donderdag den 9 dezer zyn te Valkenburg wederom 3 Boosdoenders, van meergemelde godlooze bende, op de ordinaire gerichtsplaats opgehangen.”
Noten: Nat. Archief 5870-5871, BHIC Raad van Brabant 459
ZIE VERVOLG 4/4
De rest kwam uit Weerth, Houthem, Haasdal en Aerensgenhout. Volgens Joannes hielden de leden van de bende bij hem thuis niet alleen vergaderingen, maar had hij in hoogsteigen persoon ook mannen als lid aangeworven. Hij verschafte het gerecht zelfs een inkijkje in de “ideologie” van de bende: “om met ter tijd de Rijken alles af te nemen en dat elk zijn best moest doen om in de Bende aan te werven ende te recruteren”!! Offermans had zogezegd wel een idee om de elite aan te pakken. Corstjens en Hendrik Heynen waren de leiders van de Meerssense tak der bende, en zij beraamden de overval op de boer te Raar in een woning aan de Cruysstraat, een straat die nu nog naar het buurtschap Raar leidt. Offermans werd op Raar als schildwacht geposteerd. Hij dacht tijdens de overval echter al heel snel dat er mensen aankwamen, sloeg alarm, en waarschuwde snel zijn maten die er als hazen vandoor gingen. Het bleek loos alarm te zijn, want er was geen ziel te bekennen. Een paar uur later werd een tweede poging ondernomen om de boer te overvallen. Nu door een kleinere groep, een onderneming die succes had. De buit werd vervolgens op de Raarheide broederlijk verdeeld. Offermans zou niet meer in vrijheid geraken. De nota van de gerechtsarts bedroeg ongeveer 16 gulden en die van beul Hamel voor het pijnigen en ophangen 55 gulden. Het vonnis luidde “ophangen aan de galg” en dat gebeurde op 9 mei 1776. De krant meldde het volgende: “ MAASTRICHT, den 14. Mey. Gepasseerde Donderdag den 9 dezer zyn te Valkenburg wederom 3 Boosdoenders, van meergemelde godlooze bende, op de ordinaire gerichtsplaats opgehangen.”
Noten: Nat. Archief 5870-5871, BHIC Raad van Brabant 459
ZIE VERVOLG 4/4
Trefwoorden:
Organisatie: Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach
laatste wijziging 01-11-2024