Uw zoekacties: Veldnamen in Aalbeek en de Heek

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
Veldnamen in Aalbeek en de Heek
Datering:
1984
Titel:
Veldnamen in Aalbeek en de Heek
Auteur:
L. Raeven
Illustraties door:
Bèr Schols
Titel tijdschrift:
Geulrand
Afleveringsnummer:
Geulrand, (1984), nr. 8,(okt.), p. 95-97
Samenvatting:
In GEULRAND-7 werden veldnamen uit de voormalige gemeente Hulsberg gepubliceerd, met name uit het eigenlijke Hulsberg. Daar volgen in deze editie nog twee van, terwijl voorts toponiemen uit Aalbeek en de Heek aan de beurt komen.
Wij verwijzen in dit verband naar de bronvermelding en inleiding in GEULRAND-7.

11. HET HEEKER BILTJEN
Bilt staat voor belt, dat heuvel betekent. De i- en e-wisseling komt in onze streektaal veel voor, maar ook omgekeerd. Zo treft men in dezelfde tijd naast elkaar aan in verschillende archiefstukken: halfwin naast halfwen pachtboer), crimpen naast crempen, spit en spet (braadspit), litse en letse (snoer) enz. De naam komt al voor in de Index (1600).

12. BOVEN DE PEUTWIJDEN
In de Index (1600) wordt ,,den hoff Wissrack" als reingenoot vermeld. Daarin is tevens sprake van de Peutzwijden en Pootwyden (Index 1607) en Feertweyde (Index 614). De laatste naam is zonder meer duidelijk. De eerste namen zijn moeilijk te verklaren, tenzij men er een eigennaam in ziet.
Het is niet doenlijk alle veldnamen onder de loep te nemen, daar onze voorouders de gewoonte hadden bijna iedere akker, wei of bos een naam te geven. Namen als Den Cruytsweg, Op het Graefke, Op den Reetsgraef onder Hulsberg (reet is grenslijn), De Kerkegraef en Het Steegske zijn wel duidelijk, maar wat bedoelen ze met namen als Op den Stop, Hakenshoek, Op den Bouwen en De Massing? Ze zijn in Hulsberg gesitueerd, maar waar precies is moeilijk te achterhalen, daar als grenzen namen van perceelseigenaren gegeven worden volgens de stand van de zon, de ligging van een dorp, een weg, een beek of rivier, een boom of struik. Dank zij de invoering van het kadaster is nu de ligging van elk perceel grond nauwkeurig te bepalen.

Veldnamen in Aalbeek

De oudste schrijfwijze van deze plaats is 0e!beeck. In de 14de en 15de eeuw gebruikten schrijvers in Limburg vaak een 0e om een aa weer te geven.
Samenvatting2:
Zo vinden we in archiefstukken namen als stroet, joer, moent, Sint Servoes e.a. voor straat, jaar, maand en Sint Servaas.
Het woord ,,aal" is waarschijnlijk uit ,,haal" ontstaan. Limburgers hebben de neiging de h vóór een klinker weg te laten als daardoor de verbinding met het voorgaande woord vergemakkelijkt wordt, b.v. in den (h)emel, aan gen(h)oes, enne nuujen (h)ood. ,,Haal" betekent uitgedroogd en Aalbeek dan plaats aan een beek, die als zodanig niet meer functioneert.

13. IN DE HEL
Deze naam wijst op een beek, zoals we in nr. 7 gezien hebben. In de Index (1614) staat Achter de Helle. Ook in het leggerboek komt de naam voor.

14. IN HET PANHUISVELD
In de Index komen we de naam niet tegen, maar wel land gelegen aan de Panhuyswegh (1600), waarmee land in hetzelfde veld bedoeld wordt. In het gichtregister van 1791 staat de naam Pannesweg, waarin huys al tot (n)es gedegradeerd is. (Zie nr. 3 Het Vosses). In dit register komt de naam van J.C. van Panhuijs uit Hulsberg als schepen voor van de hoofdbank Klimmen. Het lijdt geen twijfel dat we moeten aannemen dat alle of het meeste land in dit veld gelegen aan de familie van Panhuysen heeft toebehoord. Vr de Franse Tijd was een panhuis een café annex bierbrouwerij. De panhuishouder verkreeg vaak tegen een vergoeding het alleenrecht van de gebiedende Heer het door hem gebrouwen bier aan de andere caféhouders in het dorp te leveren op straffe van een boete bij overtreding van dit recht. Mogelijk dat de eigenaar van zo'n panhuis zichzelf naar zijn eigendom genoemd heeft.

15. OP DEN FILISWEGH
In de Index (1607) staat In 't Fielis Veltgen. De naam leeft nu nog voort in Felisgats. ,,Filis" zal wellicht afkomstig zijn van het Latijnse filix, dat o.a. onkruid betekent. Bij gebrek aan voldoende stalmest liet men sommige percelen land braak liggen, zodat ze zich van uitputting herstellen konden. Tijdens de braakligging groeiden er gras en veldkruiden op. Het vee van de gemeenschap mocht van tijd tot tijd erop grazen.
Samenvatting3:
Hier werd zo'n veld, dat na enige jaren van braakliggen weer met veelal rogge werd ingezaaid, een ,,drees" (driesland) genoemd.

15a VITISSENCEWANDE
Deze gewande heeft deel uitgemaakt van het Felisveld. Vitis is het Latijnse woord voor wijnstok. De naam wijst dus op een wijncultuur, zoals die tot aan het begin van de 17de eeuw in het Zuidlimburgse heuvelland is uitgeoefend, waarna ze, vooral door buitenlandse invloeden, niet meer rendabel was. Wie hierover meer wil weten kan b.v. ,,Wijn in de streken van Nederlandsch en Belgisch Limburg", door A. Kengen, Maeseyck 1933, lezen.
De naam gewande duidt aan dat de bewoners er gemeenschappelijk gebruik van maakten.

16. AAN DEN VLOEDGRAAF
Dit veld wordt in de Index (1685) onder Hulsberg gerangschikt als Vlootgraaf; in het leggerboek echter onder Aalbeek, al zou men het gezien zijn ligging bij Arensgenhout kunnen onderbrengen. De Index (1614) spreekt over 1 bunder land, gelegen in Aalbeek, toebehorende aan de weduwe van To-nis Coenen als , ,lant daar den water vloet doorloopt". ,,Graaf" heeft dus hier de betekenis van sloot of gracht voor afvoer van het overtollige regen- of smeltwater.

17. AEN T' HAESDALER VALDEREN Dat dit veld aan de weg van Aalbeek naar Haasdal ligt is wel duidelijk. De naam werd al rond 1600 aan het veld gegeven. Op de kaart van 1912 wordt over het veld ,,tusschen den Haasdaler en Schimmerter Weg" gesproken. Valderen, ook vouweren genoemd, waren hekken om een weg af te sluiten. Het doel ervan kon tweeërlei zijn: het voorkomen dat het vee zou uitbreken en vooral op doorgaande wegen bij een tolhuis om tol te kunnen heffen. In en na de Franse Tijd spreekt men van barrièren. De tolgelden kwamen voornamelijk aan de gemeenschap om er het onderhoud van de wegen mee te kunnen betalen. In Aalbeek lagen niet ver van elkaar twee tolhuizen langs de Provinciale Weg, die volgens de atlas van Kuyper nog in 1866 functioneerden.
Samenvatting4:
Deze weg wordt in de Index (1607) Heerwegh genoemd, waaruit de conclusie kan getrokken worden dat hij een Romeinse legerweg moet lijn geweest.

18. OP DEN KINKERWEGH
Deze naam komt in de Index (1614) al voor. Op de leggerkaart van 1912 staat Kinkervoerdersweg. In Hulsberg kennen we eveneens een Kinkerderweg, die in het gichtregister van 1791 Kinkevoederswegh genoemd wordt. In Hulsberg ligt in de buurt van deze weg de Creemersdel, althans volgens hetzelfde register. Dan is er nog nabij het station te Valkenburg in de voormalige gemeente Hulsberg de Kremersweg. Al deze namen duiden op het gebruik van deze wegen voor handelsdoeleinden, vooral voor marskramers. Deze z.g. ,,kriëmersj" waren nog tot in het begin van onze eeuw graag geziene kooplieden bij de mensen op het geïsoleerde platteland. Een paar eeuwen terug werd hij kinker of kenker genoemd. (Zie voor de i-e-variant nr. 11.)

Ook hier weer namen van velden waarvan de meeste zonder meer duidelijk zijn. In de Index (1600 e.v.): Aen t' Struijcksgen, Op het Bornevelt (born =bron), Aen den Groenenpoel, Op den Driesgen, In t' Puttervelt gen: Bleyck Bergh (bleyck = veld, nr. 20 op de kaart). In het leggerboek: Op Gin Berg Gin =ghen=de of het), Op de Hoof, De 'rauw (nr. 19 op de kaart; betekenis onzeker). In het Putterveld (vml. van : pöt = potten) De niet van een nummer voorziene namen zijn niet precies te localiseren.

Veldnamen in de Heek
Op de leggerkaart van 1818 staat de naam Heck vermeld. Aangezien De Heek vroeger langs de belangrijke weg van Valkenburg naar Aken lag zal hier naar alle waarschijnlijkheid een tol(hek) hebben gestaan.

21. IN DEN NYPENDAEL
Nypen zijn doornbessen of wegedoorns; ze pleiten niet voor de vruchtbaarheid van dit dal. Vele dalen in het Limburgse landschap zijn op het einde van de ijstijd, zo'n 10.000 jaren geleden, ontstaan door de uitschurende werking van het smeltwater van de ijs- en sneeuwmassa's.
Samenvatting5:
Het zijn de bekende droogdalen, die op hun flanken nog maar nauwelijks een vruchtbaar laagje grond bezaten. Ofschoon ze nu voor het merendeel bebost zijn liet men ze vroeger braak liggen, zodat allerlei onkruiden, hei, brem en doorns hun gang konden gaan. Door het aanleggen van ,,graven" heeft men later de erosie weten te beteugelen, zodat nu landbouw mogelijk is. Zo kende men in Berg de Spinisdelle en het Ransdael, twee namen die van hoge ouderdom getuigen daar ze van Latijnse origine zijn, resp. van spina (doorn) en rancere (stinken) afkomstig. We vinden Nypendael al in de Index (1600) en op de kadasterkaart van 1912 vermeld.

22. DE GOUDSBERG
In de Index (1607) staat Op den Goutzbergh. In zijn bekende Woordenlijst schrijft Th. Dorren uitvoerig over deze ,,berg" en hij komt tot de conclusie dat de naam waarschijnlijk met de Germaanse god Wodan te maken heeft. In de 14de eeuw, zo zegt hij, komt in geschriften de naam Mons auri voor, de letterlijke vertaling van De Gouds-berg. Een andere mogelijkheid is dezelfde als die voor de Lommelenberg en de Waakheuvel. Het woord , ,gout" stond in het Middelnederlands o.a. voor blinken, schitteren, in verband met de glans die van het goud uitgaat. Zo sprak men van een goutwurm voor glimworm. De naam kan dan gezien worden als een variant op ,,lichtberg". Twee velden, die in het leggerboek worden genoemd, maar waarvan de ligging (nog) niet is vastgesteld zullen ter sprake worden gebracht: In het Losbroek en In het Molenwegersveld.

In het Losbroek

Onder , ,lossen", nog vroeger sprak men van ,,luesen", verstond men het afkopen van een geldelijke verplichting, b.v. van een erfpacht. Dit veld is volgens zijn betekenis uit een feodaal recht losgemaakt. In de Index (1600) staat ,,Loufsbrouck".
Samenvatting6:
In het Molenwegersveld
Te oordelen naar de naam is de eigenaar van dit veld een waagmeester geweest, een opzichter van een waag. Of dit veld nabij de Moolenweg heeft gelegen is niet met zekerheid te zeggen, daar tussen beide geen oorzakelijk verband hoeft te bestaan.
Namen die nog apart vermeld dienen te worden zijn in de Index: 't Cruijsveltgen, Aen die Gaet (gats), Op den Koutenbergh (kouten = keuten = kleine akkers); in het leggerboek: Koolhofsveld, Valkenburgerveld, Vogelzang. Het is misschien mogelijk dat met behulp van de gichtregisters en de registers van de schepenbank Klimmen een of meer van deze velden, die nu niet precies te localiseren zijn, alsnog op de juiste ligging te bepalen zijn, zoals dat trouwens ook voor de andere nog niet vastgestelde ligging van velden geldt. Tenslotte vermelden we in De Heek twee namen, waarvan de ligging wel bekend is: De Schaapsdries (nr. 22a) en De Gerechten (nr. 22b). Dit laatste woord zal er wel op wijzen dat op deze plek recht werd uitgevoerd, dus gebruik gemaakt van de galg. De galg werd bijna steeds bij de grens van de schepenbank of heerlijkheid geplaatst als teken van grensafbakening en als een
vorm van machtsvertoon.-


De kaart is gemaakt naar de GEMEENTE-ATLAS VAN LIMBURG van J. KUYPER. De namen van wegen, plaatsen en de getallen die de velden aanduiden zijn voor het merendeel van de kadasterkaart van 1912 genomen, Op de kaart in de gemeente-atlas staat dat de gemeente Hulsberg een oppervlakte van 1.000 bunders heeft en 1150 inwoners in 1866, het jaar waarop de kaart betrekking heeft.
Ten einde de kaart niet te onduidelijk te maken zijn niet alle wegen ingetekend en wel die wegen die voor een nader begrip van de tekst niet nodig zijn. In bijgaand artikel worden de nummers 1 t. m. 10 behandeld.
Trefwoorden:
Geografische namen: