Uw zoekacties: Artikelen

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
9  artikelen
sorteren op:
 
 
 
 
Artikel
De veelzijdige Edmond Franquinet : REGIO ; Literaire hoek
Datering:
2023
Titel:
De veelzijdige Edmond Franquinet : REGIO ; Literaire hoek
Auteur:
Adri Gorissen
Foto's door:
De Limburger
Titel tijdschrift:
ViaMaastricht
Afleveringsnummer:
ViaMaastricht, 15/3/2023
Samenvatting:
In de Literaire Hoek besteden verschillende Limburgse auteurs, verenigd in de Werkgroep Limburgse Schrijvers, wekelijks aandacht aan lezen en literatuur in Limburg. Vandaag: Adri Gorissen over Edmond Franquinet.
Erg origineel is het niet, jezelf het pseudoniem P.R.O. Peller aanmeten als je veel schrijft over de luchtvaart. Edmond Franquinet (Maastricht 1896, Roermond 1974) doet het in 1936 als hij de eindverantwoordelijke is voor de eerste Nederlandse luchtvaartencyclopedie, getiteld Tusschen grasmat en stratosfeer.

Humor is in die jaren dertig van de vorige eeuw van een ander kaliber dan nu. De achtergrond van de keus voor een pseudoniem is overigens serieuzer. Franquinet bekleedt vanaf 1923 functies binnen de rechterlijke macht in Maastricht, Gulpen en Utrecht en wordt in 1939 benoemd tot rechter aan de rechtbank in Roermond. Justitie ziet liever dat hij zijn werk gescheiden houdt van zijn schrijverschap, vandaar.

Proza
De belangstelling voor het vliegen zit er bij Franquinet al jong in. Samen met een vriend bouwt hij als veertienjarige een zweefvliegtuig, dat bij een eerste test van het dak van de ouderlijke woning loodrecht naar beneden stort. Zijn interesse voor de luchtvaart wordt er niet minder om, maar hij houdt zich daarna ook bezig met het schrijven van proza. Hij wordt medewerker van bladen als Limburgs Leven Nedermaas en levert bijdragen aan het literaire tijdschrift Onze Eeuw. Dat alles resulteert in drie prozawerken: Maskeraad (1927, in Maastrichts dialect), Gas, Granaten en Soldaten (1930) en Vluchten(1933).
Samenvatting2:
Vliegveld
Productiever is Franquinet bij het schrijven over de luchtvaart. Die interesse levert boeken op als Vgels vliegen over Limburg (1930), Zonen van Icarus (1937), Fokker, een lkeven voor de luchtvaart (1946) en Vliegsport en luchttoerisme (1966). In het eerste werk houdt hij een pleidooi voor een vliegveld in Zuid-Limburg, een betoog dat nog steeds gevolgen heeft. Hij beperkt zich niet tot schrijven om de mensen warm te maken voor het vliegen.
Voor de KRO verzorgt hij vanaf 1932 tot 1964 een radioprogramma over het onderwerp. In het verlengde ervan krijgt hij belangstelling voor sciencefiction en vooral het werk van Jules Verne. Over de Fransman schrijft hij de biografie Jules Verne, zijn persoon en zijn werk (1942). Bovendien vertaalt Franquinet vier boeken van Verne in het Nederlands: Een dagblad in de 29e eeuw, Een zee voor de Sahara, Een doktersvisite, en De Eeuwige Adam.
Vertalingen maakt hij ook van boeken van sciencefictiongrootheden Arthur C. Clarke en Charles Chilton en van de romancier en Nobelprijs voor literatuurwinnaar Sinclair Lewis.

Alsof het allemaal nog niet genoeg is, schrijft hij bovendien over Limburgse en Roermondse historische onderwerpen, wat resulteert in werken als Figuren uit de geschiedenis der Maastrichtse dialectliteratuur (1931), Boerderij-typen in Limburg (1931) en De kleine oorlog, Bezetting, evacuatie en bevrijding van Roermond (1947).

Edmond Franquinet is een veelzijdig en bezig baasje, maar wat wil je met zo’n pseudoniem.
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
REPORTAGE BEELDENDE KUNST : Een boek als eerbetoon aan Irene
Datering:
2016
Titel:
REPORTAGE BEELDENDE KUNST : Een boek als eerbetoon aan Irene
Auteur:
Adri Gorissen
Foto's door:
Nelly de Turck
Titel tijdschrift:
De Limburger
Afleveringsnummer:
De Limburger, 16/7/2016
Samenvatting:
Foto: Irene’s werk in de torenkamer van het kasteel in de Franse Bourgogne.


José van Vlijmen zou heel graag zien dat in 2017 een boek over haar zus Irene verschijnt. Niet alleen omdat het dan tien jaar geleden is dat de veelzijdige kunstenares overleed, maar ook omdat de stilte rond haar dan lang genoeg heeft geduurd.

Ze mag dan nog geen Nederlandstalig boek hebben (wel een Spaans) dat aan haar is gewijd, een ‘museum’ waarin haar werk centraal staat heeft ze wel. Het winkelwoonhuis van de 74-jarige José van Vlijmen aan de Hoogstraat in Weert, waarin ze ondanks haar pensioengerechtigde leeftijd nog altijd een fotozaak drijft, is zoiets als een privé-kunstgalerij voor zus Irene. De opmerkelijkste onderdelen van het Irene van Vlijmen-museum zijn twee grote abstracte fresco’s (zeldzaam in Limburg). Een ervan is door haar aangebracht achter de wenteltrap die alle verdiepingen van het pand met elkaar verbindt en meet zo’n negen meter in de hoogte en twee meter in de breedte. Het andere bedekt een muur van vijf bij vier meter in de fotozaak en is uitgevoerd in vooral gedekte tinten als bruin, grijsblauw, lichtgroen, vuilwit en rood. Anders dan bij de meeste fresco’s zit er reliëf in de Weerter muurschilderingen.

Volgepakt
De rest van het huis is volgepakt met werk van de op 23 november 1939 in Weert geboren en op 1 september 2007 in het Spaanse Malaga gestorven Irene van Vlijmen. In elke kamer hangen wel door haar vervaardigde schilderijen of mozaïeken en in het atelier ligt zelfs een door haar ontworpen tapijt. Er is in het hele pand maar één kunstwerk te vinden dat door iemand anders is gemaakt en dat is een schilderij waarop de moeder van Irene en José, de in Weert beroemde fotografe Nelly de Turck, te zien is. Irene van Vlijmen groeit op in een creatief gezin waarin veel over kunst en literatuur wordt gepraat en dat bepaalt mede de richting die ze kiest.
Samenvatting2:
Na de middelbare school gaat ze eerst naar de Stadsacademie in Maastricht, dan naar de Rijksacademie in Amsterdam en vervolgens naar het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hoewel ze een studiebeurs voor Italië heeft, reist ze in 1965 naar Spanje. Daar bezoekt ze de Real Academia de Bellas Artes in Madrid en bekwaamt ze zich in het op authentieke manier maken van fresco’s en mozaïeken. Al na een jaar heeft ze haar eerste solo-expositie in Madrid, die wordt geopend door prinses Irene. Na haar huwelijk met de projectontwikkelaar Alfonso Fernández Nieto blijft ze in Spanje. Ze wordt er een beroemd kunstenares, terwijl ze in eigen land redelijk onbekend blijft. Van Vlijmen maakt kleurrijke grafiek, etsen, olieverfschilderijen, aquarellen, fresco’s en mozaïeken en ontwerpt juwelen en tapijten. Haar stijl omschrijft ze zelf als abstract expressionisme.

Combinatie
Het specialisme van de bezeten werkende kunstenares is een combinatie van fresco en mozaïek. Haar opmerkelijkste klus op dat gebied is de aankleding in 1989 en 1990 van een torenkamer in een kasteel van een Japanse zakenman in de Franse Bourgogne. Ze voorziet er driehonderd vierkante meter van mozaïeken (tweehonderdvijftigduizend steentjes eigenhandig aangebracht) en fresco’s. Het mozaïek op de vloer loopt over in de fresco’s aan de muur. De fresco’s tonen voorstellingen van het leven, de aarde, lucht en het vuur, terwijl op het plafond symbolen van de kosmos te zien zijn. Uit een tafel in de kamer spuiten vijf waterstralen, die de vijf mensenrassen symboliseren. De spiritueel overkomende torenkamer, die door de Japanner als bezinningsruimte wordt gebruikt, wordt door kunstliefhebbers als Irene’s belangrijkste werkstuk gezien.
Samenvatting3:
Houthem
Iets soortgelijks doet Van Vlijmen halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw in de Gerlachuskapel in Houthem in opdracht van hotelier Camille Oostwegel. Daar laat ze op een wand van 32 vierkante meter in mozaïek en fresco zien hoe de heilige kluizenaar Gerlachus zijn leven leidt en worstelt met de aardse verlokkingen. Jammer dat de architect functieloze pilaren voor de door haar vervaardigde wand zet. José hoopt haar zus Irene volgend jaar eindelijk recht te doen door het uitbrengen van een boek over haar. „De foto’s en de teksten zijn al grotendeels klaar. Ik hoop alleen nog fondsen te werven voor de financiering van he tboek. Daar werk ik hard aan, want ik voel het als een plicht naar Irene toe om er voor te zorgen dat het boek er komt.” Reageren? adri.gorissen@mgl.nl



De foto’s en de teksten zijn al grotendeels klaar. Ik hoop alleen nog fondsen te werven voor de financiering van het boek.
José van Vlijmen
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Karin Eyck even uit de schaduw : BEELDENDE KUNST Dubbeltentoonstelling van kunstenaarsechtpaar Charles en Karin Eyck in Wittem en Valkenburg
Datering:
2015
Titel:
Karin Eyck even uit de schaduw : BEELDENDE KUNST Dubbeltentoonstelling van kunstenaarsechtpaar Charles en Karin Eyck in Wittem en Valkenburg
Auteur:
Adri Gorissen
Foto's door:
Museum Land van Valkenburg
Titel tijdschrift:
Dagblad De Limburger
Afleveringsnummer:
Dagblad De Limburger, 26/6/2015
Samenvatting:
Foto's:
- Links: Zoon Ragnar in atelier Ravensbos (Charles); rechtsboven: Karin getekend door Charles; rechtsonder: Zweeds landschap (Karin).
- ‘Celliste’ (Karin).

Echtelieden die beiden schilderden, dat waren Charles en Karin Eyck. Hun werk wordt belicht in een dubbeltentoonstelling in Wittem en Valkenburg die zondag opent.

Kunstenaar Charles Eyck (1897-1983) en zijn vrouw Karin Eyck-Meyer (1901-1996) organiseren ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw een kleine verkooptentoonstelling in hun woning Ravensbos te Schimmert. Eén van de bezoekers is erg gecharmeerd van een geëxposeerd schilderijtje en wil het graag kopen. Tot hij hoort dat het van Karin is, dan is de interesse meteen weg. Kleinzoon Charles Eyck jr. haalt het verhaal aan om de verhoudingen tussen de beide kunstenaars en echtelieden te schetsen. Uit zijn relaas wordt duidelijk dat voor zijn grootvader de hoofdrol is weggelegd in het huwelijk, voor zijn grootmoeder is er een rol op de achtergrond. Een ietwat dienende functie, waarin ze ervoor zorgt dat het in 1938 gebouwde Ravensbos een goed thuis voor haar man is, waar hij in alle rust aan zijn expressionistische oeuvre kan werken. Ze beschermt hem tegen de buitenwereld die altijd wat van hem wil. Met die rol is ze best tevreden, weet Charles jr. „Dat is voor haar heel goed geweest”, stelt hij, „daardoor kon ze zonder bemoeienis van wie dan ook aan haar eigen oeuvre werken, hoefde ze zich er niet mee bezig te houden of haar schilderwerk goed in de markt lag en waren onderhandelingen en compromissen met opdrachtgevers overbodig.” De in Meerssen geboren en op jonge leeftijd doof geworden Charles Eyck leert Karin Meyer kennen nadat hij in 1922 de Prix de Rome (de belangrijkste Nederlandse prijs voor jonge en talentvolle beeldende kunstenaars) wint. Met het prijzengeld maakt hij een studiereis door Italië en Spanje.
Samenvatting2:
In Italië ontmoet hij Karin, die in Stockholm de kunstacademie heeft gedaan en vervolgens door haar vader op kunstreis is gestuurd om een vriendje te vergeten. Ze vallen voor elkaar en samen reizen ze verder door de mediterrane wereld. In 1929 gaan ze terug naar Nederland en daar boekt hij vervolgens grote successen, vooral doordat hij heel veel kerkelijke opdrachten krijgt. Karin blijft al die tijd zelf schilderen en zal er tijdens hun huwelijksjaren ook niet mee stoppen. „Ze zette vooral Zweedse jeugdherinneringen op het doek”, vertelt Charles jr. „Zo is er een jeugdtafereel waarop te zien is hoe haar vader met een boot aankomt en op de aanlegsteiger met bloemen wordt begroet. Verder maakte ze pastels met religieuze onderwerpen en heel veel portretten van familieleden, vrienden en bekenden. Die portretten vind ik het mooiste onderdeel van haar werk.” Haar werk is heel anders dan dat van zijn grootvader, stelt de kleinzoon. „In de stakerige figuren in de landschappen van mijn grootmoeder zie je iets van haar bewondering voor de stilering van menselijke figuren door Giacometti, en in de kleuren zie je haar waardering voor Chagall. Ze heeft een zekere romantische inslag waarbij ze terugkijkt naar het verleden. Grootvader heeft die romantisch-nostalgische inslag ook, maar hij laat zich door het nu leiden, hij legt vast wat allemaal door menselijke invloed verandert. Je ziet bij hem altijd de moderne tijd het landschap intrekken, soms door er simpelweg een telegraafpaal of een verkeersbord in vast te leggen.” Opa Charles is - en dat is volgens de kleinzoon het belangrijkste verschil tussen de echtelieden - voortdurend gericht op het naar buiten brengen van zijn werk en is enorm productief. Oma interesseert dat veel minder en hoeft ook niet per se te exposeren.
Samenvatting3:
De grote productie van grootvader maakt dat de kwaliteit van zijn werk wel eens minder is, vindt Charles jr. Hij herinnert zich dat als hij logeerde op Ravensbos hij meestal ’s morgens om acht uur door opa voor het ontbijt werd gewekt. „Grootvader had dan al een paar uur gewerkt en zei dan vaak achteloos: ik heb al drie schilderijen opgezet.” Een andere herinnering is dat de kleinkinderen altijd het atelier van grootvader konden binnenlopen. „Je was er altijd welkom en hij nodigde daar ook heel veel mensen uit. Bij oma was dat anders, daar mocht je zomaar niet naar binnen. Het was echt haar territorium.” Of ze veel met elkaar spraken over hun werk, weet hij niet. „Ze waren niet zo van de dialoog en gingen ieder hun eigen weg, zeker wat hun werk betrof.” Hij kent ook maar één werk waar ze samen aan hebben gewerkt: een beeld van Maria met kind. „De eerste tekening daarvoor heeft grootmoeder gemaakt, grootvader heeft die uitgewerkt en collega-kunstenaar Frans Gast heeft het beeld geboetseerd. Wij kleinkinderen noemden dat altijd de Chafraka: Charles, Frans en Kaka, dat was haar troetelnaam.” Door de expositie in Museum Het Land van Valkenburg, waar de nadruk ligt op haar schilderijen en waar veel nooit eerder geëxposeerde portretten worden getoond, treedt Karin Eyck even uit de schaduw van haar man Charles. Die hoeft zich niet tekort gedaan te voelen, want in de Kloosterbibliotheek van Wittem zijn veel landschappen van zijn hand te zien uit de periode vóór 1950. Bovendien wordt in Valkenburg de sfeer van zijn atelier in Ravensbos opgeroepen met door de familie ter beschikking gesteld materiaal. Exposities ‘Karin en Charles Eyck op Ravensbos’ in Museum Land van Valkenburg en ‘Charles Eyck verzameld uit particuliere collecties’ in Kloosterbibliotheek Wittem, t/m 30 augustus.
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Verstopt in de tekst
Datering:
2009
Titel:
Verstopt in de tekst
Auteur:
Adri Gorissen
Foto's door:
Annemiek Mommers
Titel tijdschrift:
Dagblad De Limburger
Afleveringsnummer:
DDL, 2/10/2009
Samenvatting:
Met foto van schrijver Jan Schurgers in Valkenburg.

Roman staat op de kaft van ‘De ondoorgrondelijke wegen naar Popayan’, het nieuwe boek van Valkenburger Jan Schurgers. In werkelijkheid is het echter een raamvertelling. Een krantenknipsel uit 1983 was voor Jan Schurgers (63) de aanzet tot het schrijven van zijn nieuwste boek. Een artikel met foto over een gebeurtenis in de Colombiaanse stad Popayan. Hij bewaarde het lange tijd totdat hij het enkele jaren geleden oppakte en zich aan het schrijven zette. Over wat er precies gebeurde in de Colombiaanse plaats hier geen woord, want dan wordt de afloop van De ondoorgrondelijke wegen naar Popayán verraden. Wel dat het gaat over zeven mensen die op hetzelfde moment in een kerk in de stad aanwezig zijn. Schurgers beschrijft hun leven en geeft aan wat de reden is waarom ze in de kerk zijn. "Ik vond het interessant om zeven totaal verschillende figuren te nemen en hun nogal diverse achtergronden te belichten”, vertelt hij. "Daardoor blijft het boek ook spannend. Bovendien zorg ik ervoor dat de zeven met elkaar te maken krijgen, dat de verhalen een beetje door elkaar gaan lopen. Zo krijgt het boek meer diepte.” De figuren verschillen zoals gezegd nogal. Zo is de eerste die aan bod komt - genaamd Luis Francisco Nazario - een arme boer die door allerlei tegenslag niet in staat is de pacht te betalen. De tweede, Johannes Nachtweih, is een Duitse kunsthandelaar wiens huwelijk zich in een crisis bevindt. Het merendeel van de figuren heeft natuurlijk een Latijns-Amerikaanse achtergrond en worstelt met problemen die eigen zijn aan het gebied. Schurgers heeft zich die eigen gemaakt door veel te lezen, televisie te kijken en internet af te struinen. In Colombia is hij niet geweest, want hij heeft vliegangst. "Ik ben een thuisreiziger”, erkent hij gniffelend.
Samenvatting2:
De ondoorgrondelijke wegen naar Popayán is het tweede fictieboek van de Valkenburgse schrijver. In 1986 debuteerde hij met de novelle De ondergang, waarin hij geïnspireerd door het bestaan van een atoomschuilkelder in zijn woonplaats, beschreef wat er kan gebeuren na een kernramp. Een vader en een zoon weten na zo’n catastrofe zo’n schuilkelder te bereiken en trekken vervolgens door een verwoeste wereld. Met schrijven begon Schurgers overigens al eerder. Daartoe aangezet door zijn leraar op de kweekschool, Harry Prick, die fantastisch verhalen kon vertellen, ging hij zich interesseren voor literatuur. Het leidde ertoe dat hij in 1971 voor Het Land van Valkenburg een artikelenreeks schreef over Jan Hanlo. Een reeks die in 1972 werd samengebracht in een boekje. Daarna leverde hij bijdragen aan het blad Geulrand en publiceerde hij onder meer de biografie Misschien dat ik alleen ben: Ernst Wilhelm Lamberty en 57 Limburgse beeldend kunstenaars. Schreef hij eerst met tussenpozen, sinds hij het onderwijs verliet heeft hij er alle tijd voor. Daardoor is schrijven veel belangrijker voor hem geworden. "Ik kan niet meer zonder”, stelt hij. "Bezig zijn met woorden en taal vind ik enorm boeiend. Je kunt al schrijvend veel suggereren, figuren en situaties scheppen die buiten jezelf staan. Die niet jezelf zijn, maar wel een bestanddeel van jezelf kunnen zijn. Welk deel jijzelf bent en welk deel een creatie zal nooit iemand weten en dat is goed zo. Eigenlijk verstop ik mezelf in mijn teksten.” Die teksten zijn overigens erg sober. Schurgers is geen wijdlopig auteur en beeldspraak is niet aan hem besteed. "Ja, daar let ik op. Ik schrijf bewust korte zinnen, dat bevordert de vaart van het verhaal.
Samenvatting3:
Ik fileer wat ik te zeggen heb tot het essentiële. Wat niet wil zeggen dat ik alles rechtlijnig opschrijf. Ik probeer het juist suggestief en verrassend te doen, met onverwachte wendingen en diepere lagen. In een goed lopend en spannend verhaal.” Jan Schurgers – De ondoorgrondelijke wegen naar Popayan. Uitgeverij Aspekt, 150 blz. ISBN 9059118197. Prijs 15,95 euro.
Geografische namen: