Uw zoekacties: Artikelen

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

Filter: Jodenx
beacon
55  artikelen
sorteren op:
 
 
 
 
Artikel
Stolpersteine in Broekhem
Datering:
2017
Titel:
Stolpersteine in Broekhem
Auteur:
John Odekerken
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 24 (2017) nr. 1 (juni), p. 13-16
Samenvatting:
In 2016 zijn er voor de huizen in Broekhem, waar Joodse families gewoond hebben die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd zijn, zogenaamde Stolpersteine (struikelstenen) in het trottoir aangebracht.
De Duitse kunstenaar Gunter Demnig (*1947 Berlijn) startte in 2000 zijn ‘Stolpersteine-project’. Hij maakt messingplaatjes in klinkerformaat met daarop de namen van gedeporteerde Joodse burgers. De plaatjes worden in trottoirs aangebracht en vormen op die manier in heel Europa een herinnering aan de weggevoerde Joodse plaatsgenoten die slachtoffer van de nazi’s zijn geworden. De kunstenaar noemt ze ‘Stolpersteine’, omdat “je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen”.
In Broekhem zijn twee plaatjes aangebracht voor Jozef Günsberg en voor Curt Hirschberg. Hun namen staan ook vermeld op de gedenksteen bij de Joodse begraafplaats aan de Cauberg.

Familie Günsberg
Jozef Günsberg werd geboren in 1895 te Nadworna (Polen) en vluchtte in 1937 van Essen naar Valkenburg. Eerst woonde hij aan de Daelhemerweg, daarna in de Lindenlaan en tenslotte in 1941 op het adres Koningswinkelstraat 57 (nu huisnummer 7).
Hij was van beroep koopman en gescheiden van Bertha Zwecker en vader van drie kinderen: Gerold, die al in 1938 naar Amerika vertrokken was en Fanny-Susanne (*1927) en Lothar (*1928) die in het centraal Israëlisch Wees- en doorgangshuis te Leiden verbleven.
Aan de Koningswinkelstraat 57 woonde Pie Meijers met zijn vrouw en kinderen o.a. Kittie en Mia. Günsberg was voor Meijers geen onbekende en vroeg hem of hij niet wist waar een Joodse man zou kunnen gaan wonen, nu hij weg moest waar hij nu woonde? Meijers begreep zijn vraag heel goed en nam hem in huis. Er werden twee kamers leeggemaakt en Jozef Günsberg kwam bij hun wonen.
Samenvatting2:
De kinderen Fanny en Lothar kwamen in de vakanties van 1941 naar hun vader waardoor ze in contact kwamen met de kinderen Meijers. In 1942 werd het moeilijk voor Fanny en Lothar. Vader Meijers ging daarom naar Leiden om de kinderen op te halen, maar ze mochten niet mee. Fanny gaf Meijers wat spulletjes mee en foto’s van haar familie en van haar (half Joods) vriendje Daniël de Vries.
Jozef behoorde tot de eerste groep Joden die op 25 augustus 1942 uit Valkenburg gedeporteerd en 6 dagen later in vernietigingskamp Auschwitz vergast werden. De kinderen Fanny-Susanne en Lothar werden op 18 maart 1943 uit het doorgangshuis te Leiden gehaald en naar Westerbork gebracht en van daaruit naar vernietigingskamp Sobibor (Polen) waar ze op 26 maart 1943 om het leven zijn gebracht.

Gebroeders Hirschberg
Curt Hirschberg en zijn tweelingbroer Erwin werden in het jaar 1900 in Breslau (D.) geboren. Vanwege het opkomende Nazi-regime in Duitsland week de weduwe Hirschberg-Mandowsky met haar twee zonen in 1937 uit naar Valkenburg. Eerst woonden zij in de Wilhelminalaan, maar 5 jaar later verhuisden zij naar Broekhem 178 (nu huisnummer 95: Huize Buitenlust).
De gebroeders Hirschberg waren bioscoopexploitanten van beroep. Na hun deportatie in augustus (Curt) resp. november 1942 (Erwin), kwamen beiden via Kosel (Polen) terecht in het beruchte werkkamp Blechhammer (Polen), waar Curt in 1943 overleed. Erwin wist ondanks de vele ontberingen te overleven en keerde terug naar Heerlen en overleed in 1976 te Den Haag.
Samenvatting3:
Joden in Houthem
In Houthem woonden ook enkele Joodse families, maar slechts van zeer korte duur. Het echtpaar Kopf-Weinrieb en beide dochters kwam op 2 mei 1933 uit Düsseldorf naar de Beekstraat in Houthem en vertrok weer op 15 januari 1934 naar Valkenburg. Moeder, Esther Weinrieb, kwam in 1943 om te Sobibor en haar oudste dochter, Frieda Kopf overleed in 1942 te Auschwitz. Vader, Elias Kopf overleed reeds in 1942 te Heerlen en de jongste dochter Klara overleefde de oorlog.

Mojzesz Leib Eisenberg en zijn vrouw Marja Goldberg vertrokken op 25 oktober 1935 uit Houthem naar Valkenburg. Beiden overleden te Auschwitz in 1942 resp. 1944.

In dit kader wil ik de Joodse familie Nathan-Friesem niet onvermeld laten. Deze Joodse familie had meer geluk en wist in zijn geheel de oorlog te overleven. Willy Nathan werd geboren in 1901 te Heimbach (D.) en vluchtte in 1937 met zijn echtgenote Hilde Friesem en hun zonen Fredo en Gerry vanuit Düren naar Valkenburg, alwaar hij als vrachtrijder en hoteleigenaar de kost probeerde te verdienen. In augustus 1942 gaf het gezin geen gehoor aan de oproep tot deportatie en dook onder in het huis van het kinderloze echtpaar Curfs-Drummen aan de Vroenhofweg bij de spoorwegovergang tussen Houthem en Meerssen (nu: huisnummer 3). Willy woonde daar met zijn echtgenote en twee zonen op de bovenverdieping samen met het jonge echtpaar Johan Kengen en Annie Drummen (nicht). Ze verbleven daar 25 maanden. Na de bevrijding vertrok de familie naar Amerika.
Samenvatting4:
Bronnen
- Familie-archief Wiel Curfs, Vroenhofweg 3 te Meerssen, interview door John Odekerken, 2013
- Samen door het vuur : Valkenburg tijdens de 2e Wereldoorlog / Jacquo Silvertant, Valkenburg, 2013
- “Herinneringen aan Joods Valkenburg”, expositie in Museum Land van Valkenburg, 2014
- 42 Joodse Valkenburgers opgepakt en vermoord / Jan Diederen, Valkenburg, 2016
- Valkenburg herdenkt haar omgekomen Joodse medeburgers / Henk Vossen. - In: Parochieblad voor Broekhem en Houthem, 24 (2016) nr. 9, (25 juni)
- Weerzien met verleden / Mia Meijers (*1933; Berkelplein 142, tel. 043-6013307). - In: weekblad 1Valkenburg d.d. 10-8-2016
Foto’s: www.joodsmonument.nl

Zie ook: Ria Gerritsen, het onderduikstertje bij de familie Mulleneers / Marij de Goede-van Gelder.- In: ’t Sjtegelke (2004) nr. 21, p. 21-25

Trefwoorden:
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
VALKENBURG HERDENKT HAAR OMGEKOMEN JOODSE MEDEBURGERS
Datering:
2016
Titel:
VALKENBURG HERDENKT HAAR OMGEKOMEN JOODSE MEDEBURGERS
Titel tijdschrift:
Parochieblad voor Broekhem en Houthem
Afleveringsnummer:
Parochieblad voor Broekhem en Houthem, 24 (2016) nr. 9 (25 juni), p. 1-2
Samenvatting:

Dat miljoenen Joden werden gedeponeerd tijdens de 2e Wereldoorlog en nooit meer zijn teruggekeerd, is algemeen bekend. Van de uit Valkenburg gedeporteerde 43 joden overleefde slechts een van hen.
Twee van de slachtoffers van de Holocaust Jozef Gûnsberg en Curt Hirschberg woonden in Broekhem.
Op initiatief van Henk Vossen is er een Stichting opgericht die er naar streeft om ter nagedachtenis van de omgekomen Valkenburgse Joden, zogeheten struikelstenen aan te brengen in de stoep vóór het huis van waar uit zij werden gedeporteerd. Op 7 november 2014 werden de eerste 18 struikelstenen gelegd vóór de huizen waar deze joden woonden.
Op 10 juni jl. werden 12 nieuwe struikelstenen gelegd, waarvan 2 te Broekhem.

Een ter nagedachtenis aan Jozef Günsberg (Koningswinkelstaat 7) en een ter nagedachtenis aan Curt Hirschberg (Broekhem 95). Bij de steenlegging werd bij beide levens stilgestaan met het lezen van onderstaande korte levensschetsen.

Jozef Günsberg, geboren in 1895, behoort tot de eerste groep Joodse mensen die op 25 augustus 1942 uit Valkenburg wordt gedeporteerd.
Vanuit Essen is hij naar Valkenburg gekomen, eerst woonde hij op de Daelhemerweg, daarna in de Lindenlaan en tenslotte op het adres Koningswinkelstraat 7
Hij is gescheiden en vader van 3 kinderen namelijk Gerold, die al in 1938 naar Amerika vertrokken is en verder een zoon Lothar en een dochter Fanny-Susanne. Net als hun vader ondergaan zij het wrede lot om gedeporteerd te worden en in het vernietigingskamp Sobibor worden ze omgebracht.
Wat er met Bertha Zwecker gebeurd is, zijn gescheiden vrouw, is tot op heden onbekend.
Samenvatting2:
Curt Hirschberg en zijn tweelingbroer Erwin werden in 1900 in Breslau geboren. In 1937 komen ze naar Valkenburg. Eerst wonen ze in de Wilhelminalaan, maar 5 jaar later verhuizen ze naar Broekhem.
Na hun deportatie in 1942 komen ze beiden terecht in het beruchte werkkamp Blechhammer, waar Curt in 1943 overlijdt.
Zijn tweelingbroer Erwin weet ondanks de vele ontberingen te overleven.
Hij keert terug naar Limburg, namelijk naar Heerlen in de Nobelstraat. Later verhuist hij naar Den Haag, waar hij in 1976 overlijdt.
Hun moeder woont op de Berkelstraat en voordat zij gedeporteerd zou worden in april 1943, sterft zij een natuurlijke dood. Haar graf bevindt op de Joodse begraafplaats aan de Cauberg.
Samenvatting3:
Wat zijn struikelstenen?
Oorspronkelijk heten ze "Stolpersteine" (stolpern betekent struikelen). Kubusvormige betonnen stenen met een messing bovenplaat. De stenen worden geplaatst in het trottoir voor de huizen waaruit de Joden gedeporteerd werden. Via Westerbork werden zij kort daarna in de diverse concentratiekampen vermoord. De struikelstenen zijn ongeveer 10 bij 10 cm en liggen gelijk met het trottoir. Op het messing plaatje staat de naam, geboortejaar en plaats en datum van de vermoorde Joodse medeburgers vermeld. Het leggen van struikelstenen is een initiatief van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, die sinds 2000 inmiddels ruim 56.000 struikelstenen heeft geplaatst in honderden plaatsen in Duitsland en vele andere Europese landen, waaronder ook reeds in meer dan honderd steden en dorpen in Nederland.
In het boek "42 Joodse Valkenburgers opgepakt en vermoord' geschreven door Jan Diederen, is uitvoerige informatie samengebracht over de joodse gemeenschap van Valkenburg in de oorlogsjaren.
Het boek is op onderstaand adres te koop voor € 10,— en wordt in Valkenburg eventueel bezorgd.
Voor informatie over de "Stichting Struikelstenen Valkenburg aan de Geul" of aanvullende informatie;
Henk Vossen
Prinses Christinalaan 3
6301 W Valkenburg a/d Geul
Tel: 043-4511312
e-mail:vosje-108@hotmail.com
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Rectificatie en aanvullingen
Datering:
2016
Titel:
Rectificatie en aanvullingen
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 23 (2016) nr. 2 (december), p. 28
Samenvatting:
Dat het Sjtegelke goed gelezen wordt blijkt uit reacties die soms de redactie bereiken. Zo attendeerde ons lid John Machiels ons op het feit dat aan de Joodse linguïst Max Weinreich de leeftijd van 105 jaren werd toegekend. Nu geven veel Joodse wetenschappers met veelal eerbiedwaardige en baardige gezichten een “oudere” indruk, maar in feite was hier sprake van een verschrijving. Max Weinreich werd geboren in 1894 en niet in 1864. Hij werd dus “slechts” 75 jaar.
De opengebleven vragen over de overbrengingsgegevens van de stoffelijke resten vanuit Stockholm naar Houthem-St. Gerlach en de plaats waar de grafsteen van Sophie Weinreich zich bevindt, zijn nog niet beantwoord. Maar de zoektocht naar deze nieuwsgierig makende feiten gaat door. Via Stockholm, Riga, Israël, Zuid-Afrika, Canada, USA : door de hele Joodse diaspora, waarvan de geschiedenis niet opbeurend is.

De foto van de jeugdige Robert de Selys de Fanson tegen de motorkap van een fraaie auto in hetzelfde artikel van Sjtegelke 45 (blz. 17) deden Ruud Drukker en Ralph Coumans, als liefhebbers van oude auto’s, reageren. Zij herkenden de auto meteen: een Cord 810 van de Amerikaanse onderneming Cord Company, eigenaar Errett Cord. Geproduceerd tussen 1935 en 1937. Opmerkelijk was de voorwielaandrijving en de doorlopende grille. De uitvoering was prachtig, maar veel te duur. De prijs was in 1936 US$ 3.000,-; een mooie Buick kostte US$ 900,-.
Beloofde afleveringen waren maanden vertraagd, de wagen bleek onbetrouwbaar (versnellingspook schoot los en vapor lock trad op) en ondanks technische verbeteringen trokken dealers zich terug en ging de Cord-producent in 1937 failliet.
Het was wel een auto die tot de verbeelding sprak. Ook Prins Bernard reed zo’n auto; alleen zal de Baron zijn auto zelf betaald hebben.
Een wagen van dit type Cord 810 is recent op een beurs voor US$ 80.000,- verkocht. Op internet is veel over de Cords te vinden, inclusief fraaie afbeeldingen.
Trefwoorden:
Geografische namen:
 
 
 
 
 
Artikel
Uit ons fotoarchief
Datering:
2016
Titel:
Uit ons fotoarchief
Auteur:
Rinus Suijkerbuijk
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, 23 (2016) nr. 1 (juni), p. 16-23
Samenvatting:
De Heemkundevereniging (1) bezit naast onder meer een verzameling bidprentjes, ansichtkaarten en boeken ook een collectie foto’s. Dit zijn niet alleen recentelijk gemaakte (digitale) foto’s, bijvoorbeeld van bijeenkomsten en excursies, maar ook nog “echte” zwart/wit kiekjes en afdrukken. De herkomst daarvan is divers; soms zelfs niet meer na te gaan. En als er personen op zijn afgebeeld is het nog maar de vraag of men zo attent is geweest op de achterzijde gegevens over de gefotografeerden te vermelden. Of bij digitale foto’s voldoende aandacht bestaat voor identificatiegegevens valt ook nog maar af te wachten. Ter wille van het nageslacht zou het wenselijk zijn daar ook meer aan te denken.

Auto
Oude auto’s spreken tot de verbeelding, zeker bij de mannelijke bevolking. De oude modellen hebben vloeiende lijnen, robuuste wielkasten/spatborden, verchroomde bumpers, echte richtingaanwijzers, de deuren gaan naar voren open, de motorkap kan doorgaans in twee gedeelten open, enz. En in onze collectie bevindt zich ook een foto van zo’n mooie auto. Op de achterkant staat: “Boby. Th. New; Sur le Gross-Glockner …. l. 18 août 1936”.

De forse personenauto staat voor een rotspartij geparkeerd; de auto-lampen zijn verzonken, hetgeen ook al op een luxueus type duidt. Helaas is er geen merkplaatje noch een nummerbord meegefotografeerd. Maar goed te zien is dat het voorvenster uit twee vlakke gedeelten bestaat en de ruitenwissers vanaf de bovenkant hun werk moeten verrichten. Het is blijkbaar warm weer, want het ventilatieklepje boven de motorkap staat aan de bestuurderszijde open (de bovenkant van het stuur is nog flauw te zien). Een bijzonderheid aan deze auto is nog de vlaggenstandaard op de bumper, helaas zonder, adellijk of diplomatiek vlaggetje. Op de motorkap zit (anders dan bij autoshows gebruikelijk) een opgeschoten jongen, met handtasje, in vakantiekledij, passend bij een warme vakantiedag. Dat moet dan Boby zijn.
Samenvatting2:
Maar wie mag die Boby wel zijn en wat is de relatie van Houthem tot deze jongen?

Kastanjeboom
Een op 8 augustus 1941 verzonden fotokaart toont een oude (tamme) kastanjeboom, waaraan de tand des tijds niet voorbij gegaan is. Een tak (van 19 meter lengte, zoals op de achterkant van de kaart vermeld wordt) is afgebroken en ligt reeds in stukken aan de voet van de boom. Vier (2-wielige) karren waren er nodig om het gezaagde hout af te voeren. Duidelijk is te zien dat de boom te lijden had van een respectabele wond aan de stam. Op een hoge ladder, vastgehouden door een knecht (Jean?) staat een man (de jachtopziener Meyers). Zij zijn bezig om een ijzeren kabel zodanig op ladderhoogte aan te brengen dat de overgebleven opgaande takken aan de stam gehouden worden. De kabel was door een directeur van de mijn Willem Sophie geleverd; als tegenprestatie mocht hij in de Geul vissen (toen zat er blijkbaar nog voldoende forel).
Deze informatie is te danken aan de mededelingen die de afzender op de kaartachterzijde, soms afgekort of cryptisch, typte. De term “fer intouvable” bijvoorbeeld zal als “fer introuvable” gelezen moeten worden: onvindbaar ijzer, omdat ijzer door de bezetter voor oorlogsdoeleinden gevorderd, en dus uitermate schaars voor privé gebruik was geworden. Zonder die informatie had de kaartomschrijving waarschijnlijk “geschonden kastanjeboom op binnenplaats van de pandhof van kasteel St. Gerlach” kunnen luiden.

Nu de kaart op 8 augustus 1941, voorzien van een postzegel met de beeltenis van Koningin Wilhelmina (2), te Houthem-St. Gerlach is gestempeld, van een Duits censuurstempel voorzien naar Stockholm is verzonden aan Baron R.M. de SELYS FANSON, krijgen we niet alleen over de boom, maar ook andere, informatie.
Samenvatting3:
De afzender, R.S.F. (de oude baron [1860-1946]) verbleef op het kasteel te St. Gerlach. Zijn kleinzoon, aan wie de kaart gericht was, verbleef te Stockholm, waar zijn vader, Florent, die Belgisch gezant in de Baltische Staten was [geweest?] klaarblijkelijk woonde. Naar de bezigheden en studies van diplomatenzoon Robert de Selys Fanson junior in het neutrale Zweden gedurende de oorlogsjaren is het slechts gissen.
Maar naast vele vragen die opdoemen, is er ook een antwoord: de kaart vangt aan met “Mon cher Boby”. Boby is baron Robert, te Warschau geboren op 8 november 1925 en te Brussel op 23 juli 1979 overleden. Hij verbleef na de oorlog veelvuldig op zijn kasteel te Houthem, was er een gezien en aimabel man, en liet de parochie te Houthem-St. Gerlach zijn kasteel en een aanzienlijk landbezit, gelegen ten zuiden van de weg van Meerssen naar Valkenburg (3) , na.

Baron Florent de Selys-Fanson
Baron Florent overleed op 6 augustus 1941 in Stockholm [en werd in de familie-grafkelder te Houthem bijgezet (volgens Houthems Verleden)]. De kaart aan Boby van 8 augustus geeft geen blijk van enige kennis van deze tragische gebeurtenis. Het is oorlog en het berichtenverkeer verloopt moeizaam. Eerst op zaterdag 23 augustus 1941 verschijnt in de Limburger Koerier onderstaande een kennisgeving van diens overlijden: [ADVERTENTIE]

nadat in het Advertentieblad van het departement van de Wester-Eems reeds op 22 augustus 1941 een identieke kennisgeving was gepubliceerd.
In het Stockholms overlijdens- en begraafboek is aangetekend dat de vroegere Belgische minister in Riga, Baron Florent de Selys-Fanson (Grevturegatan 71-i parochie Hedvig Eleonora), Belgisch onderdaan, geboren 13 november 1884, overleden 6 augustus 1941 (cardiosclerosis) begraven werd op 9 augustus 1941.
Samenvatting4:

Hij werd begraven en bijgezet in de crypte van het katholieke parochiekerkhof om eventueel later begraven te worden in zijn thuisland België.
Verdere aantekeningen, documenten en archiefkaarten ontbreken, zodat nog steeds onduidelijk is wanneer bijzetting, samen met de stoffelijke resten van zijn in 1921 en 1943 overleden kinderen, in de grafkelder te Houthem heeft plaatsgevonden.

Raadsel
De eerdergenoemde fotokaart van ‘auto-Boby’ (12,5x17,5 cm) was eenvoudig afgebiesd met een 1 cm brede zwarte strook “plakband”, omgeslagen, zodat aan de achterzijde een soortgelijke omlijsting zichtbaar was. In het midden van de achterbovenzijde was een oogje geconstrueerd van een soort paperclip, zodat de kaart aan de muur opgehangen kon worden. Op de achterzijde van dit geheel was de aantekening “Boby ..enz.” geplaatst.
Echter, wie schetst de verbazing als de zwarte strook aan de voorzijde wordt verwijderd en de achterzijde een andere foto (13x18 cm) blijkt te zijn. De afbeelding daarop laat niet aan duidelijkheid te wensen over. Het is een eenvoudige staande zwart-marmeren grafsteen, waarop gebeiteld staat: SOPHIE WEINREICH/ geb. GUTMANN/ AUS GOLDINGEN/GEB.D.16 DEC.1854/GEST.D.25 AUG.1934.
En dan is natuurlijk de nieuwsgierigheid gewekt. Wie was Sophie Weinreich, waar stond deze grafsteen en/of staat deze er nog? Wat was de relatie tussen haar en de Selys-Fanson? Was er geen ander stuk karton om de foto van ‘auto-Boby’ mee te verstevigen?

Of wilde men de herinnering aan deze Joodse vrouw niet weggooien en verborg men dit kleinood op simpele wijze voor mogelijk spiedende Nazi-ogen? Men kan er uitgebreid over speculeren, maar zonder diepgaand onderzoek zullen vele vragen openblijven.
En helaas is onbekend waar het familiearchief de Selys-Fanson gebleven is, zo het in de 20e eeuw al gevormd is (4) .
Samenvatting5:

Vast staat dat Sopie Weinreich de moeder was van Max Weinreich, de autoriteit op het gebied van het Jiddisch, de taal waarvan de Joden zich wereldwijd bedienen.
Max Weinreich (1864-1969) was in een Duits-Joodse gemeenschap opgegroeid, studeerde in (Russisch) St. Petersburg, Berlijn en Marburg en was in 1925 mede-oprichter van het YIVO, het huidige Institute for Jewish Research. Het Instituut was gevestigd in Vilnius, Litouwen, en werd, na de vlucht in 1940 van Max met zijn gezin en vele andere Joden, naar New York verplaatst. Op internet is het aantal ‘treffers’ op zijn naam niet te tellen. Als (schriftelijk) vastlegger van het Jiddische taalgebruik [en samensteller van de Engels-Jiddische dictionaire] wordt hij het meest geroemd.
Goldingen is de Duitse naam voor het Letse Kuldiga, niet ver van Riga, in Koerland, waar vóór W.O. II een belangrijk gedeelte van de bevolking zich van de Duitse taal bediende.
Waarschijnlijk woonde/verbleef Max veel te Riga en Vilnius, waar Florent de Selys-Fanson, als Belgisch gezant voor de Baltische Staten werkzaam was. Hebben zij elkaar daar ontmoet en zodanige vriend-schappelijke banden onderhouden dat daardoor een foto van Sophie’s grafsteen in Houthem belandde?
Intrigerend hoeveel vragen een foto in het archief van de Heemkundevereniging kan oproepen.

De pogingen om de Joodse begraafplaats te traceren, waar de zwart marmeren grafsteen van Sophie Weinreich werd geplaatst, waren vergeefs. In de Baltische Staten zijn honderden Joodse kerkhoven met oude en modernere grafmonumenten, voorzien van bloemperkjes en zitbankjes, geheel afwijkend van de sobere grafstenen welke in Nederland gebruikelijk zijn.
Samenvatting6:
Op Internet zou alles te vinden zijn, en misschien is dat ook wel zo. Maar bij een zoektocht naar begraaf- en genealogische gegevens duiken al gauw betaalsites op, en daar houdt de weetgierigheid op. Want onherroepelijk werpt elk antwoord weer nieuwe vragen op en ’t Sjtegelke is (budgettair gedwongen) aan een beperkte omvang gebonden.

Voetnoten:

1. Met dank aan de heren Jos van de Bosch, Wim Boersma, Fons Heijnens en mevrouw Monica Söderlund voor hun hulp.
2. De zegels met de beeltenis van Koningin Wilhelmina werden op 11 oktober 1940 door de bezetter ingetrokken. De serie werd vervangen door de guilloche serie. Vanaf 16 mei 1945 waren Wilhelminazegels weer geldig. Mij is onbekend wat de bezetter gedaan heeft met de zegels die nog in de omloop waren. Blijkbaar werden ze niet meer verkocht maar konden nog wel gebruikt worden. De zegel is op 8 VIII 1941 gestempeld, dus als geldig aangemerkt, er is geen “T”-stempel (strafporto) geplaatst en de Duitse censuur heeft ook niet geageerd.
3. Het testament was opgemaakt vóórdat de autoweg Meerssen -Valkenburg werd aangelegd. Wie was nu gerechtigd tot het grondbezit gelegen tussen de autoweg en de provinciale weg? De St. Gerlachusparochie of de parochie van het Belgische Xhoris, waar¬aan het benoorden de bedoelde weg gelegen bezit was gelegateerd?
In Xhoris staat het Belgische kasteel van de familie de Selys Fanson. Naar het familiegraf aldaar zijn in 1999 de stoffelijke resten van de familie uit de Houthemse grafkelder overgebracht.
4. Na het overlijden van de laatste baron heeft het kasteel lange tijd onverzorgd en onbewoond “leeg” gestaan. Veel archivalia zijn toen doelbewust vernietigd dan wel, als herinnering, op velerlei plaatsen terecht gekomen. Zolang niet bekend is waar het officiële kasteel-archief bewaard wordt, wil de Heemkundevereniging documenten uit en over het kasteel en haar bewoners zorgvuldig bewaren. Bovenstaande foto’s houden de herinnering aan een turbulente geschiedenis in stand.
Geografische namen: