Uw zoekacties: De eerste brievenbus te Houthem

Artikelen ( Heemkundevereniging Houthem-St.Gerlach )

beacon
 
 
Artikel
De eerste brievenbus te Houthem
Datering:
2005
Titel:
De eerste brievenbus te Houthem
Auteur:
M.W. Suijkerbuijk
Titel tijdschrift:
't Sjtegelke
Afleveringsnummer:
't Sjtegelke, jrg. 12, nr. 2, december 2005, p. 16/22
Samenvatting:
De eerste georganiseerde postdienst waarin deze gemeente werd opgenomen ontstond in de periode dat onze streken (op Maastricht na) deel uitmaakten van het Koninkrijk België (1830-1839). In Belgie bestonden in 1830 reeds 81 (en in 1836 142) kantoren. De bestuurlijke correspondentie van de overheid, maar ook de (weinige) brieven van particulieren konden daar, ter verdere verzending [via de de 'overheids'-voetboden of bijv. via de (particuliere) postdienst van Thurn en Taxis] aangeboden worden. Deze postinrichtingen waren in de grotere steden gevestigd; in Zuid-Limburg te Maastricht, Sittard en Vaals, met daarnaast van 1830-1836 te Beek en Gulpen distributiekantoren. De Belgische plattelandspostdienst werd opgericht naar het model dat sinds 1830 in Frankrijk bestond. Deze nieuwe dienst startte effectief op 1 september 1836 in de provincie Brabant en breidde zich successievelijk over het hele land (België) uit. De plattelandsdienst trad officieel vanaf 30 november 1836 in de provincie Limburg in werking. Al in december 1831 had de landelijke postadministrateur, Mr. Delfosse, verzocht hem op de kortst mogelijke termijn te informeren over de onderlinge afstanden tussen alle gemeenten, dorpen en gehuchten in de arrondissementen. De bedoeling was om bodelopen te organiseren, die maximaal 5 mijlen per dag mochten bedragen en waarbij de frequentie af zou hangen van de te verwachten hoeveelheid post: dagelijks, om de andere dag of wekelijks. Van plaatsen met (centrale) overheidsadministratie en handelsactiviteiten (markt, vestigingsplaats van notaris of advocaat, kasteelheer e.d.) was nu eenmaal meer correspondentie te verwachten dan van 'ingeslapen boerengemeenten'. Maar alle gemeenten van het koninkrijk zouden door een regelmatige postdienst verzorgd worden, dus ook de gemeente Houthem. Volgens het reglement op deze Belgische plattelandsdienst zouden in alle gemeenten brieven bezorgd en opgehaald worden ter verdere verzending.
Samenvatting2:
Daartoe zou in de gemeenten, waar geen postinrichting gevestigd was, een brievenbus worden geplaatst. In iedere brievenbus zou zich een letterstempel bevinden, dat vast met de brievenbus verbonden was. Met dat stempel diende iedere brief, die uit deze brievenbus gelicht werd, te worden afgestempeld. Om na te gaan of de voetbode wel een buslichting in ieder dorp had uitgevoerd, moest hij, ook indien er zich geen brieven in de bus bevonden, een afdruk van het betreffende stempel van iedere bus op zijn route plaatsen op een formulier dat hij van de betreffende directeur van het postkantoor vooraf had ontvangen. Om te kunnen bepalen hoeveel de ontvanger van de brief moest betalen werd een tarief naar afstand gehanteerd. Voor deze plattelandsdienst werd een extra port geheven van een decime (5 cent); brieven waarvan oorsprong en bestemming in hetzelfde kanton lagen, zouden echter alleen belast worden met het gewone afstandsport van twee decimes. Om toeslag op, of vrijstelling van, het porto te kunnen bepalen werden op de brieven stempels geplaatst: SR (Service Rurale) c.q. CA (Correspondance de l' Arrondissement). Doordat Maastricht in Nederlandse handen was (Nederland en Belgie waren met elkaar in oorlog!!), werd Valkenburg (Fauquemont) een belangrijke plaats. De te Hasselt zetelende gouverneur van de provincie Limburg benoemde de Belgisch gezinde Limburger Van de Weijer tot plattelandscommissaris over de plattelandsgemeenten in Zuid-Limburg. Deze vestigde zich te Fauquemont en beijverde zich deze plaats een centrumfunctie te geven. In Valkenburg werd een distributiekantoor gevestigd, ressorterende onder het postkantoor te Sittard, terwijl Beek en Gulpen als zodanig werden opgeheven. Heerlen werd relais (overdrachtskantoor). Mede door de toename van de administratieve correspondentie konden vanuit Fauquemont 4 bodelopen ('tournees') ingericht worden voor 27 omliggende plattelandsgemeenten.
Samenvatting3:
De eerste bodeloop voerde van Valkenburg, Houthem, Meerssen, Bunde, Itteren, Borgharen, Ambij, Berg retour naar Valkenburg. Deze bodeloop werd om de andere dag onderhouden. De plattelandsbesteller diende de brieven aan huis te bestellen en moest voor deze brieven onmiddellijk het verschuldigde port innen. De besteller zag zich hiertoe ook wel genoodzaakt daar hij, voor de aanvang van zijn ronde, het totale te innen portbedrag reeds vooruit had moeten betalen aan de directeur van het postkantoor! Indien er veel correspondentie was kon dit voor de bode wel eens oplopen tot een voorschot ter hoogte van zijn maandsalaris. Voor de bodeloop, waarin Houthem was opgenomen, was de te Valkenburg gevestigde voetbode Mathias Weusten (zie kader) aangewezen. Voor het begin van zijn bodeloop moest de 'Directeur' van het postkantoor zich ervan vergewissen dat het inktkussen, dat de bode bij zich had, voldoende van inkt was voorzien. Hij moest immers bij elke buslichting het busstempel kunnen plaatsen op elk gelicht briefstuk en op het geleidebiljet, dat hij ter controle voor zijn correct uitgevoerde dienst, bij terugkomst moest inleveren! In elke brievenbus was een specifiek letterstempel aanwezig. Omdat de oorspronkelijke stempels en toewijzingsbeschikkingen verloren zijn gegaan, konden de filatelistische onderzoekers slechts met de grootste moeite achterhalen welke letter aan welke gemeente werd toegekend. Slechts enkele poststukken zijn achterhaald. Na lang zoeken heeft Limburgs toonaangevende filatelist op dit gebied, wijlen de heer H.A. van Vucht, een brief weten te achterhalen, waarop Houthems letterstempel I voorkomt.
Samenvatting4:
Voor zijn vondst had hij echter in publicaties hiertoe al geconcludeerd, omdat poststukken uit Meerssen, Bunde en Ambij de letters K, L en O bleken te dragen. Aan de toekenning van de diverse letterstempels lag uiteraard een bepaalde systematiek ten grondslag, namelijk een alfabetische volgorde, de bodeloop volgend (waarbij alleen de letter J werd weggelaten om verwisseling met de letter I te voorkomen). Ten gevolge van het vredesverdrag van Londen werden op 22 juni 1839 de gebieden van het huidige Nederlands Limburg (Le Limbourg cede) weer onder Nederlands bestuur gebracht, en Maastricht zetel van de districtscommissaris van Zuid-Limburg! Na het nodige overleg en geschrijf besloot de Gouverneur van het Hertogdom Limburg op 25 februari 1841 een rurale postdienst vanuit het postkantoor Maastricht in te stellen. Daaraan zou o.a. een bodeloop verbonden zijn uit navolgende gemeenten, welke tot nu toe met het postkantoor Valkenburg waren verenigd: a. Amby, Berg, Houthem, Meerssen, Bunde, Itteren en Borgharen; [b. Eijsden enz.], waarbij de bediening werd opgedragen aan de te Valkenburg gevestigde voetbode Mathias Weusten, die echter zijn woonplaats moest verleggen naar Maastricht. Mathias Weusten genoot in 1841 een jaarlijks tractement van fl. 250,-- waarop 3% voor het pensioenfonds werd ingehouden; een brievenbus kostte op dat moment fl. 4,50, een lederen tas voor de voetbode fl. 6,-- en een letterstempel fl. 0,35. Ondanks dat voor Valkenburg dus de functie van bestuurscentrum van Zuid-Limburg verloren ging, bleef zijn status van postkantoor nog tot september 1850 gehandhaafd, waarna het hulpkantoor werd. De vroegere directeur van het postkantoor, Odekerken, nu dus brievengaarder van een hulpkantoor, mocht echter zijn rang van 'Directeur-titulair' na 1850 behouden. De SR- en CA-stempels bleven in gebruik tot de afschaffing van het plattelandsport, dat in Nederlands Limburg in 1850 werd afgeschaft (nadat België de toeslag al in 1848 afschafte).
Samenvatting5:
De brievenbusstempels verloren op dat moment hun belang voor de vaststelling van de toeslag op de rurale post. Zij bleven echter nog wel in gebruik, opdat de voetbode, via zijn pas waarop hij bij elke buslichting een stempelafdruk moest plaatsen, op de correcte uitvoering van zijn werkzaamheden gecontroleerd kon worden. (Op sommige plaatsen nog in 1866 in gebruik!). Het bewijs voor het bestaan van een brievenbus in Houthem is een brief, gedateerd Houthem den 11den Augustus 1851 (Nr 379 Reg 8) aan de Edele groot Achtbare Heeren der Nederlandsche Handel Maatschappij te Amsterdam: Bij desen heb ik d' Eer U Ed Achtbare[n] den goeden ontvangst der Assignatie Nr 514 groot fl. 52-50 te berigten, mij met de Missive dd. 9den deser Nr 1297G 5e Afd. geworden: ter voldoening van de door dese gemeente gedurende het 1ste halfjaar van dit jaar ten behoeve van het Departement van Kolonien verstrekte transportmiddelen. De Burgemeester der gemeente Houthem/Limburg/ [was getekend] J.H.Quix. De briefomslag is door de afzender voorzien van het stempel van het Gemeentebestuur van Houthem. De voetbode heeft bij de buslichting de letter I rechtsboven, alsmede 15 (het door de ontvanger verschuldigde port) in het midden daarop geschreven. Het postkantoor Maastricht plaatste daarbij op 13-8 haar stempel terwijl het postkantoor te Amsterdam het aankomststempel op 15-8-1851 op de achterzijde zette. [Wie, wanneer en waarom het stempel 'Na Posttijd' op de briefvoorzijde plaatste, is mij vooralsnog onduidelijk.] Rest nog de vraag waar de eerste brievenbus in de gemeente Houthem geplaatst was. Voorschrift was dat de brievenbussen in de woonkern moesten worden aangebracht, liefst in openbare gebouwen: het gemeentehuis, een school of zelfs in een kerkportaal. In de buitenmuur kwam een inworpgleuf, die zich niet meer dan 130 cm van de grond mocht bevinden; enigszins schuin moest boven de gleuf een plankje worden aangebracht om inregenen te voorkomen.
Samenvatting6:
Maar ook in een particulier huis (bijv. van de gemeentesecretaris) of in de plaatselijke herberg(!!) mocht, onder voorwaarden, de brievenbus geplaatst worden. Waar precies deze eerste openbare postale faciliteit in Houthem zich bevonden heeft, is helaas nog onbekend.

Bronnen:
Bovenstaande samenvatting werd ontleend aan publicaties van de heer H.A. van Vucht in de catalogi voor de postzegeltentoonstellingen LIMPHILA '89 te Kerkrade (67/82), LIMPHILEX '90 te Meerssen (56/60), MOSAPHIL '95 te Maastricht (59/79), onder raadpleging van J.C. Porignon, La Poste Rurale au XIXème Siècle en Belgique, Editions Dricol 1993.
Voor het beschikbaar stellen van een kopie van vorenvermelde brief ben ik de heer van Vucht zeer erkentelijk.
Trefwoorden:
Geografische namen: