Uw zoekacties: Berichten RVS, 1916-06-01; p. 4

Berichten RVS, 1916 ( Bedrijfshistorie Nationale-Nederlanden )

beacon
1  records
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
Berichten RVS, 1916-06-01; p. 4
Titel:
Berichten RVS
Archiefvormers:
RVS
Datum:
1916-06-01
Jaar:
1916
Pagina:
4
Is onderdeel van:
6
7
7. Vooruitgang 1915. Zoo langzamerhand wordt de uitslag bekend van den competitie-wedstrijd der verschillende Maatschappijen over 1915. Van alle Maatschappijen is de juiste vooruitgang nog niet bekend, daar nog niet alle haar jaarverslag hebben gepubliceerd, doch voor zooverre wij kunnen nagaan, gelooven wij toch, dat wij met onzen vooruitgang van ongeveer f 4.250.000 aan de spits staan. Namen wij over 1914 de tweede plaats in, over 1915 waren wij nummer één, de „leider" van de ruim 100 Nederlandsche Maatschappijen en Fondsen. Voorwaar een mooi succes; wilt gij schooner bewijs, dat het Nederlandsche publiek ver-trouwen ( vertrouwen ) stelt in onze Maatschappij! Hoeveel vertrouwen zouden wij echter niet inboeten, wanneer ook U in den concurrentie-strijd te werk gingt als, helaas, vele anderen. Schokt niet het vertrouwen in een zuster-instelling, dan zal het ver-trouwen ( vertrouwen ) in U en daardoor ook dat in Uwe Maatschappij [versterkt worden, en dan zal het U minder moeielijk vallen, de eens verkregen plaats in den wedloop te behouden. Laat dat Uw streven zijn! 8. Vooruitgang 1916. Is 1915 met een vooruitgang van bijna f4.250.000.- een recordjaar geweest, wat zal het geheele loopende jaar opleveren, waar wij nu medio Juni reeds een vooruitgang over vijf en een halve maand constateeren van ongeveer 3.500.000 Gulden. Mijne Heeren, volhouden, wij rekenen op U! De beoordeelaar van ons jaarverslag 1914 heeft zeer juist gezien, toen hij schreef: „ . °... en het ziet er vooralsnog niet naar uit, dat die ontwikkelings-gang ( ontwikkelingsgang ) zich in tempo zal wijzigen.”
9. Wiskundige Reserve. Over het begrip „wiskundige reserve” bestaan bij vele verzekeringsagenten de meest verwarde denkbeelden. En juist degenen, die er de minste notie van hebben, spreken er het meeste over. Heel dikwijls wordt er verband gezocht tusschen de grootte van het verzekerde kapitaal van een Maatschappij en het bedrag harer wiskundige reserve. Dit is natuurlijk dwaasheid. Bij de telling van het verzekerde kapitaal wordt iedere verzekering, onverschillig in welk tarief of op welken ouderdom gesloten, voor het
volle bedrag gerekend. Een verzekering van f 1000.— in tarief 2, uit- keering bij overlijden, of tarief 1, Gemengde Verzekering, met een duur van 10 of 40 jaar, of een dadelijk ingaande lijfrente van flOO.— op een jong leven, tellen alle voor f 1000.—, maar het zal U duidelijk zijn, dat de waarde van iedere verzekering verschillend is. De waarde immers van een verzekering, levenslang, op het leven van een 20-jarige zal belangrijk lager zijn, dan die eener gemengde verzekering, welke over één of twee jaar vervalt. De tijd, welken een verzekering bestaan heeft, telt niet voor het verzekerd bedrag, immers of de verzekering gesloten is in 1916 of in 1870, het verzekerd bedrag blijft gelijk, maar de waarde (de reserve) stijgt naarmate de verzekering ouder wordt, naarmate er meer premiën betaald zijn. Hieruit volgt onmid-dellijk, ( onmiddellijk, ) dat men geen Maatschappij met een andere kan vergelijken door te letten op de verhouding tusschen verzekerd bedrag en reserve, omdat voor iedere Maatschappij de samenstelling van het verzekerde bedrag anders zal zijn. Dat ondanks het ongerijmde in die voorstelling toch door vele concurrenten met die verhouding tusschen reserve en verzekerd bedrag geschermd wordt, blijkt ook uit het „blaadje” van de Algemeene Maat-schappij ( Maatschappij ) van Levensverzekering en Lijfrente aan hare agenten dd. 15 April 1916, waarin de Directie op hét onzinnige daarvan wijst. Zij plaatst boven dat artikel „Onnoozelheid? of Misleiding?” Wij hebben wel eens de opmerking gehoord,3 dat men evengoed het gewicht der directeuren als basis van vergelijking zou kunnen nemen, als de verhouding der reserve tot verzekerd kapitaal. Wij zullen hierover niet verder uitweiden, anders zouden wij vervallen in een theoretisch en wetenschappelijk betoog, dat voor het grootste ge-deelte ( gedeelte ) toch zijn doel zou missen.(1) Wij verwijzen alleen naar de uitvoerige publicaties dienaangaande in ons jaarverslag, waaruit blijkt, dat deze mater
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer