Comparanten: - Dirck Rijcxzn., als grootvader en momber van - Geertgen, onmondige dochtertje van Reyer Looch Taets en wijlen Geertgen, dochter van Dirck Rijcxzn., ter ene zijde - Reyer Looch Taets, ter andere zijde Ten behoeve van de afdoening en zekerheid van de boedelscheiding tussen partijen, opgericht 19-06-1609, waarbij Reyer Looch Taets beweert "geledeert" (gecodeert?) te zijn betreffende de vererving van de goederen die Geertgen (zijn dochter), zou nalaten als zij overlijdt zonder kinderen. "So ist dat Dirck Rijcxzn. in voors. qualite en de rato in prive caverende voor zijn kleindochter en Reyer Looch Taets door intercessie van de ondertekende compositeurs om alle verdere costen en moeyten te voorkomen mette anderen hebben geaccordeert en getransigeert in maniere als volgt". Reyer Looch Taets zal zijn en blijven gevrijwaard van de rente van 300 gulden hoofdsom, door hem aan zijn dochter beloofd uit zijn goederen, boven de goederen die van haar moeder komen, en tot de tijd dat Geertgen zich in de echtelijke staat zal hebben begeven. Hij zal alsdan gehouden zijn deze hoofdsom binnen het jaar af te lossen, of indien hem dat niet gelegen komt, zullen de renten vandien na het vervallen van ditzelfde jaar een aanvang nemen. Indien Geertgen in die tussentijd komt te overlijden zonder geboorte, dan zal deze zelfde hoofdsom plus rente terugkomen bij Reyer Looch Taets of bij gebreke bij zijn naaste bloedverwanten. Reyer Looch Taets zal ter voldoening hiervan, als ook voor de voldoening van 100 gulden, door hem ontvangen van 400 gulden, als vierde deel van het verkochte huis en voor de 50 gulden waarop de koeien waren geschat, 150 gulden die sinds 15-06-1609 zijn vrijgekomen en voorts wat nog verschijnen zal volgens voornoemde boedelscheiding, een bevredigende garantie stellen.