273 Voor de heer drossaard Broekhuijsen en schepenen verscheen Joost Janssen van Uden en Ruth Jacops Hanenbergh als voogden over het minderjarig kind van Willem Rutten verwekt bij Heijlken Jacops Hanenbergh, voor een derde daarin, verder Klaas Suijskens voor hemzelf en voor zijn medevoogd Jan Jan Rademakers waarvoor Klaessen Goort Suijskens en Otto Somers als man van Rutjen Suijskens handelen, samen ook voor een derde deel, en verder Jan Rutten voor het overige derde part en verklaren een deling te maken van bezit zoals Willem Rutten, Jan Rutten en Jan Willem Suijskens als man van Catalijn Rutten die nog in leven zijn dat bezit hadden geerfd van Ruth Jan Peters. Zij geven deze deling hier ter secretarie over om alsnog te ratificeren en te bevestigen zoals gebruikelijk is. Het eerste lot ervan is bestemd voor Jan Rutten. Hij krijgt de helft van een huis, tuin en aanliggend land voor die helft groot ca. 4 lopenzaad gelegen te Dinther in de Commerstraat, belendend Jan Daniels, Paulus Hendrick van Uden, (335) Aart Jacop Driessen cum suis, de gemeijnte. Dit lot moet aan het derde lot 100 gulden geven. Hieruit jaarlijks een gulden en 19 stuivers te betalen aan de rentmeester Teijngnagel, nog de helft van 21 stuivers per jaar aan de zelfde rentmeester, verder de gebuurkommer en dorpslasten. Het tweede lot is toebedeeld aan Joost Janssen van Uden en aan Rut Jacops Hanenberg. Ze krijgen samen een huis, tuin en aanliggend erf etc. groot ca. 2 lopenzaad, gelegen te Dinther, belendend de heer van Avesteijn, de straat, Jenneken Martens. Uit dit bezit een kapitaal te betalen van 350 gulden aan de heer Adrijaen Suijskens, verder jaarlijks een gulden 15 stuivers aan de armen hier, nog een rente van een stuiver 4 penningen. Verder verklaren ze 150 gulden te hebben betaald aan Jan Willem Suijskens die het derde lot is toebedeeld. (336) Het derde lot is toebedeeld aan Klaes Suijskens, die voor ziclzelf handelt en ook in kwaliteit als voor.