Uw zoekacties: zzOUD Databestand kloosters in Nederland
beacon
254  beschrijvingen
sorteren op:
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Antonieten
Orde of congregatie:
Antonieten
Alternatieve namen:
Orde van Sint Antonius, Antonieten, Antonieters, Antonianen
Latijnse naam:
Canonici Regulares Sancti Antonii
Afkorting:
CRSAnt
Stichtingsjaar:
1095 - 1804
Land van oorsprong:
Frankrijk
Vestiging Nederland:
1209
Vertrek uit Nederland:
1786
Patroonheiligen:
Sint Antonius
Doelstelling:
Bestrijding van het Sint-Anthoniusvuur maar ook de verpleging van pest- en lepralijders
Geschiedenis:
Antonius van Egypte (250-356), kluizenaar in de Egyptische woestijn en grondlegger van het kloosterleven, werd aanbeden ter genezing van het gevreesde Sint Anthoniusvuur ofwel ergotisme, een ziekte die veroorzaakt werd door het eten van met moederkoorn besmet graan met name rogge en die leidde tot stremming van de bloedcirculatie, gangreen en tenslotte tot de dood. Rond 1070 wist kruisridder, Jocelyn of Geilin, de relieken van Antonius in Constantinopel buiten het bereik van de oprukkende Saracenen te stellen. Hij bracht de relieken over naar La Motte-Saint-Didier in Frankrijk. Opnieuw vonden er door toedoen van het gebeente van de heilige Antonius wonderbaarlijke genezingen plaats. De orde, die zich hier omheen ontwikkelde werd in 1095 door de paus erkend als Orde van Sint-Antonius, ook wel de orde van de antonieten, de antonieters of de antonianen genoemd. Deze orde, die de bestrijding van het Sint-Antoniusvuur maar ook de verpleging van pest- en lepralijders tot haar werkgebied rekende en die haar leden bij voorkeur uit adellijke families rekruteerde, nam een regel aan die verwant was aan die van de diverse ridderorden en breidde zich vanuit Frankrijk over heel Europa uit. In 1297 kregen de antonieten van de paus de titel kanunnik. Hun oorspronkelijk bruine habijt werd toen veranderd in zwart met een zwarte mantel met daarop een blauw Sint-Antoniuskruis in de vorm van een T, ook wel bekend als het taukruis. Om de hals droegen ze een zilveren taukruis aan een band. In 1804, toen de pestepidemieën en de endemische lepra tot het verleden behoorden, werd de orde opgeheven. De leden en de bezittingen gingen over naar de Maltezer Orde. In Nederland hadden de antonieten in Maastricht een vestiging, die in 1209 opgericht werd als onderdeel van het Franse moederklooster Pont-à-Mousson en waarvan het zich eind 14e, begin 15e eeuw losmaakte. In 1786 werd de Maastrichtse vestiging verkocht aan een particulier die het kloostergedeelte tot woningen verbouwde
Gebruikte bronnen:
Th. Bakker: “Middeleeuwse kloosters in Maastricht” op website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloosterstricht.pdf (03-01-2023). p. 6/7; Th. Bakker: “Is het Sint Anthoniusgasthuis het oudste klooster van Amsterdam?” op website Theo Bakker’s Domein, https://www.theobakker.net/pdf/anthoniusgasthuis.pdf (03-01-2023); F. Meijers, ‘Historie -St. Antoniusbank of ’t Gehuuch’ op website Historische Kring Cadier en Keer, https://historischekringcadierenkeer.nl/historie/st-antoniusbank.html (03-01-2023)
ENK Monasticon nummer:
P051
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Alexianen (Cellebroeders)
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Alternatieve namen:
Alexianen; Cellebroeders; Lollarden
Latijnse naam:
Congregatio Fratrum Alexianorum
Afkorting:
CFA
Stichtingsjaar:
14e eeuw
Land van oorsprong:
Vermoedelijk Duitsland
Vestiging Nederland:
Late Middeleeuwen; 1914
Vertrek uit Nederland:
Reformatie; 1958
Patroonheiligen:
H. Alexius
Doelstelling:
Verzorgen van pestlijders; afleggen en begraven van doden; verzorgen van geesteszieken
Geschiedenis:
Van de orde der cellebroeders liggen de wortels vermoedelijk in het Duitse Rijnland, waar het zijn oorsprong vond in de laatmiddeleeuwse begardenbeweging en andere bewegingen die zich op min of meer semi-religieuze basis bezig hielden met apostolische taken. Een stichter en een stichtingsdatum zijn niet aan te wijzen. Vóór 1800 behoorden tot haar voornaamste taak, naast het verzorgen van pestlijders, het afleggen en begraven van doden, waarvoor ze in veel steden het alleenrecht verwierf. Met name vanaf de 18e eeuw nam de orde het verzorgen van geesteszieken op zich, dat toen tot haar belangrijkste taak ging behoren. Om vanaf de periode van de Zwarte Pest (1348-1352) aan de toen woedende pestepidemie het hoofd te bieden, gingen de cellebroeders zich hechter organiseren en in kloosters samenleven. Aangenomen wordt, dat de benaming cellebroeders toe te schrijven is aan het feit dat zij in cellen een afgezonderd leven leidden. Een andere verklaring is de afleiding van het Latijnse woord cella in de betekenis van grafkapel. De cellebroeders begeleidden de doden immers naar de cella, de laatste rustplaats. In 1472 werd de orde door paus Sixtus IV erkend. Vanaf toen legden ze de drie kloostergeloften af en volgden ze de regel van Augustinus. Cellebroeders werden na hun professie niet tot priester gewijd. Zielzorg en prediking rekenden ze dan ook niet tot hun taak. Hoewel ze inkomsten wisten te verwerven met bedelen, met de gelden verkregen voor hun diensten en ook wel met handwerk, waren zij toch in belangrijke mate aangewezen op subsidies, uitdelingen en schenkingen. Aan het eind 15e eeuw werden de cellebroeders naar hun schutpatroon, Alexius van Edessa, ook wel alexianen genoemd. In het huidige Nederland hebben de cellebroeders in de Middeleeuwen en in de 16e eeuw tot aan de Reformatie bestaan. Tegenwoordig zijn de alexianen gevestigd in Duitsland, België, Engeland, Ierland, de Filippijnen, Hongarije en de VS. In Nederland hadden ze van 1914 tot 1958 in Son een vestiging
Gebruikte bronnen:
S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30e jaargang 1998, nr. 2, p.64-68; J. Eijt, “Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo 1875-2013” (Hilversum 2014), p.22/23; J. Smits, “Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant” (Alphen aan de Maas 2010). p.150/151; R.A Hoogland, ‘De Cellebroeders’ in “Jaarboek Oud-Utrecht 1974”, p.181/182-183/184/185/189; P.C. Broeren, ‘Een Cellebroeder in Princenhage 1661/2’ in “Jaarboek De Oranjeboom 16” (1963), p.33/34; L. Cleynhens, ‘Inventaris van het archief 1472-1990’
Website Internet Archive: Kadoc Katholieke Universiteit Leuven, https://web.archive.org/web/20230000000000*/http://kadoc.kuleuven.be/db/inv/978.pdf (14-04-2023), p.2-6; H. Levelt, “Het Cellebroedersklooster of De Bruers in de Nijeustrate” (Bergen op Zoom 1923); p.11-13
ENK Monasticon nummer:
B001
Toon op kaart Toon op kaart