De norbertijnen van de abdij van Drongen bij Gent hadden een uithof in Hulsterloo, een bij de inundatie van 1585 en een daarna bij de herinrichting van het gebied verdwenen plaats in Zeeuws-Vlaanderen, die te situeren is daar waar het huidige Nieuw-Namen, een dorpskern van  de gemeente Hulst, zich bevindt. De oudste vermelding van dit uithof dateert uit 1136. Hulsterloo betrof een schenking van Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen van 1128 tot 1168, aan de abdij te Saleghem, waarvan de reguliere kanunniken de regel van de H. Augustinus volgden. In 1138 werd deze abdij evenwel overgebracht naar Drongen, waar de kanunniken de Premonstratenzerregel aannamen. Tot voornoemde betrekkelijk kleine uithof behoorde naast een woning voor de dienstdoende monnik, twee herbergen en wat boerenschuren, een kapel die door een miraculeus Mariabeeldje, dat boven het hoogaltaar in een nis stond, vermaard was en van heinde en ver door pelgrims bezocht werd. Het domein van de uithof bestond uit weiland, bossen, bouwland en moeren, waar turf werd gestoken. Vooral door de turfwinning kwam de uithof tot bloei, waaraan echter omstreeks 1450, toen de moeren uitgeput raakte, een eind kwam