Uw zoekacties: Hervormde Gemeente Lekkum/Miedum, 1715-1951

1903 Hervormde Gemeente Lekkum/Miedum, 1715-1951 ( Historisch Centrum Leeuwarden/ Histoarysk Sintrum Ljouwert Leeuwarden )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis en organisatie
1903 Hervormde Gemeente Lekkum/Miedum, 1715-1951
1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis en organisatie
Bij de "annexatie van 1944" werden van het Noordelijk Trimdeel van Leeuwarderadeel o.m. de dorpen Lekkum en Miedum, de buurtschap Snakkerburen, de polder Camminghaburen en de noordelijke bebouwing van de stad Leeuwarden (een gedeelte van de Lekkumerweg) bij de gemeente Leeuwarden gevoegd. Voor het burgerlijk bestuur had dit gevolgen, doch kerkelijk bleef het zoals het was: Inwoners van de bovengenoemde plaatsen bleven, voor zover Hervormd lidmaat, aangesloten bij de Hervormde Gemeente Lekkum/Miedum. Pas in 1980 werd het gebied Camminghaburen bij de Hervormde Gemeente Leeuwarden ingelijfd.
Lekkum, een dorpje ten noorden van Leeuwarden en gelegen op een terp aan de oostelijke oever van de Dokkumer Ee temidden van weilanden, heeft een gering aantal inwoners. Volgens gegevens uit 1798 *  heeft Lekkum dan 290 zielen, waarvan 238 tot de Gereformeerde godsdienst worden gerekend. Op 1 januari 1980 samen met de buurtschap Snakkerburen 547 inwoners, waarvan 160 te boek staan als Nederlands Hervormd. In feite heeft de gemeente een veel geringer aantal lidmaten. Het is geen groeiend dorp, in tegenstelling tot de meeste dorpen ten zuiden van Leeuwarden. De naam Lekkum is misschien uit te leggen als: "Dorp bij de Luts". De Luts: eertijds een water, dat tussen de Dokkumer Ee en het Ouddeel liep en de dorpen Lekkum en Miedum van elkaar scheidde. Reeds in de 16e eeuw wordt de naam "Ledts" genoemd. *  In de "kerkeboeken" van Lekkum is te vinden, dat de Luts wordt geslat (o.m. in 1750). *  Een markant punt in Lekkum was de buitenplaats Eeburg, gesitueerd ten zuiden van de kerk. Zij werd bewoond door de familie Tromp. Rond de laatste eeuwwisseling is de "Eeburg" afgebroken en ook het "bos", de begroeiing om deze plaats verdween, al is een gedeelte van de gracht en het park nog herkenbaar. Van de oorspronkelijke kerk, opgedragen aan de H. Cecilia, is niets meer over. In 1778 moest een bedrag van 8200 car. glds. gevonden worden om een nieuwe kerk en toren te kunnen bouwen ter vervanging van de bestaande, welke geheel bouwvallig was geworden. *  Dacht men eerst nog te kunnen volstaan met nieuwbouw van de kerk en reparatie aan de toren, een later onderzoek bewees, dat ook de toren moest worden vernieuwd. Verzakkingen, slechte muren en verrotte balken noopten tot de beslissing van een totale vernieuwing. In 1778 werd het werk dan aan de laagste inschrijver, Sipke Jans, gegund.
Hij bouwde kerk en toren. Glazen werden geleverd door een zekere Boorsma en deze werden beschilderd door Thomas Gonggrijp uit Sneek, aan wie althans de rekening daarvoor, groot 163 car. glds., 8 strs., werd betaald. Helaas zijn deze glazen later uit de kerk verdwenen, temeer daar van Thomas en Tjalling Gonggrijp maar weinig werk bekend is. * 
Bestek en tekeningen van de kerkbouw van 1778 zijn niet meer in de kerkelijke archieven aanwezig, het resultaat van de bouw staat nog steeds te Lekkum. Wèl een gebouw, dat nogal van het vorige verschilt, als men de afbeelding, door J. Stellingwerf in 1723 gemaakt, mag geloven, waarop de kerk van Lekkum met zadeldaktoren is afgebeeld. *  De "nieuwe" kerk is opgetrokken uit kleine baksteen, en heeft een driezijdig gesloten koor en een vierkante toren met achtkantige spits.
Naast het gewone onderhoud aan de gebouwen en reparaties, o .m. noodzakelijk door een binnenbrandje op 12 april 1885, heeft in 1896 een ingrijpende restauratie van de toren plaatsgevonden. Deze werd voor een bedrag van c. f.2.850, -- verricht door Rienk Klazes Sijbrandij te Wirdum, o.l.v. de Huizumer architect L.B.Wesselius. *  De laatste restauratie vond plaats in 1968, toen door architect G.W. Goodijk uit Sneek zowel aan het in- als het exterieur van de kerk voor een totaalbedrag van c. f.55.000, - werd verbeterd en vernieuwd.
Beide torenklokken hebben de oorlog overleefd. Ze dateren resp. van 1512 en 1548. * 
Jan Molaan (schrijnwerker op Oldegalileën) maakte in 1778 de preekstoel, die zich nu nog in de kerk bevindt. * 
In 1827 bouwde de Fa. L.J. van Dam uit Leeuwarden het orgel, dat in latere jaren vele malen is gerepareerd en verbeterd. *  Het kreeg bij de restauratie van 1968 electrische aandrijving. Het uurwerk van G. de Looze uit Leeuwarden, geplaatst in 1876, werd in 1927 vervangen door één van B. Eysbouts uit Asten. Uitbreidingen van het kerkhof vonden plaats in 1914 en 1948. Op het kerkhof ligt o.a. begraven de Friese letterkundige Prof. Everwinus Wassenbergh *  , die in 1742 te Lekkum werd geboren als zoon van Abraham Wassenbergh, toen predikant van Lekkum/Miedum. Het lijkenhuisje, dat staat op de plaats van het vroegere schoolgebouw, werd in 1874 gebouwd, ontworpen door de architect F. Stoett. * 
De buurschap Snakkerburen, gelegen aan de oostkant van de Dokkumer Ee tussen Leeuwarden en Lekkum, is, zowel in het verenigingsleven als kerkelijk altijd nauw verbonden geweest aan Lekkum. Verschillende verklaringen worden gegeven voor de naam van deze streek langs het water. *  O.m. geeft het Frysk Wurdboek van Waling Dykstra voor het woord snak de betekenis "gepraat, gebabbel". De verklaring "aanlegplaats voor de trekschuit" (snikke), is een andere voor Snakke(rburen).
Bedrijvigheid was er in het verleden voldoende in Snakkerburen. Zo vond men daar een scheepswerf, olie- en pelmolen, kalkbranderij, steenbakkerijen, stroopfabriek, jeneverstokerij enz. In enkele gevallen zijn gevelstenen hiervan nog stille getuigen. Nu bijna niet meer te vinden is de in 1873 op "schoolland" aangelegde openbare begraafplaats van de gemeente Leeuwarderadeel. Deze is alleen gebruikt voor mensen van wie de identiteit niet was vast te stellen. Er ligt maar een viertal personen. Na de annexatie is deze begraafplaats overbodig geworden: de algemene begraafplaats van Leeuwarden nam haar functie over.
Miedum. Dit dorpje ten noorden van Lekkum bestaat slechts uit een aantal verspreid liggende boerderijen en een minieme kern. Waren er in 1798 63 zielen die allen tot de Gereformeerde godsdienst werden gerekend, eind 1979 bedroeg het inwonertal nog slechts 37, waarvan 6 Nederlands Hervormd.
De betekenis van de naam Miedum laat zich wel raden: "wonen op de Mieden" (graslanden, lage hooilanden).
Het middelpunt van het dorpje is een terp, waarop in vroeger tijden de kerk stond, gewijd aan de H. Johannes evangelist en oorspronkelijk behorende aan de commanderij Nes der Duitse Orde. *  Deze kerk werd waarschijnlijk c. 1615 vernieuwd, maar zeker is dit niet.
Archivalia hierover ontbreken. Het kerkgebouw werd steeds minder gebruikt, naargelang de verbindingen met Lekkum beter werden en men daar ter kerke kon gaan. In de 18e en het begin der 19e eeuw werd er nog maar twee maal per jaar gepreekt. De kerk raakte in verval, een laatste restauratie vond plaats in 1806. *  In 1834 werd zij op afbraak verkocht en slechts de zadeldaktoren bleef over. Deze is in de loop der jaren aan de oostzijde gaan overhellen. Het verzakken heeft men getracht tot staan te brengen. De laatste restauratie aan de toren, uitgevoerd door de gebr. De Vries uit Eestrum onder architectuur van A. Baart jr., kwam gereed in 1957.
Een groot deel der lasten hiervan moest worden opgebracht door de kerkelijke gemeente Lekkum/Miedum. Nu staat er een toren zonder uurwerk, waar helaas nog maar één klok in hangt, die uit de 13e of 14e eeuw zou dateren. *  Zij draagt het opschrift: "ora pro nobis sancte Ioanne Evangelista+". De tweede klok, die in 1638 door Jacob Noteman te Leeuwarden werd gegoten, is door de Duitsers in 1943 weggehaald.
Van het kerkje als gebouw hebben wij slechts één afbeelding kunnen vinden, door de kunstenaar Jacobus Stellingwerf, gedateerd 1723. *  In het algemeen wordt er wel getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de weergave op de tekeningen van Stellingwerf. Het kerkhof is nog in gebruik. Enkele stenen uit de 17e eeuw en een grafkelder van latere datum zijn daar te vinden. De koster van Lekkum onderhoudt ook dit kerkhof, waar nog in de 70er jaren dezer eeuw begrafenissen hebben plaatsgevonden.
Al snel nadat de Hervorming in Friesland officieel werd, ontstond een kerkelijke organisatie (nog in 1580 werd de eerste Synode gehouden en classes werden opgericht) , die een andere structuur kreeg bij het van centralistisch standpunt uitgaande Algemeen Reglement van 1816.
Lekkum/Miedum behoort tot de classis Leeuwarden en daarbinnen sinds 1951 tot de ring Bergum. Voordien was de gemeente deel van de ring Leeuwarden.
Waar de opkomsten ener pastorie niet voldoende waren voor het onderhoud van een predikant, konden Gedeputeerde Staten combinatie met andere dorpen toestaan, volgens Statenresolutie van 1584. *  Voor de Reformatie hadden Lekkum en Miedum elk een eigen pastoor. Peter Lieuwes, pastoor van Lekkum, werd in 1580 een pensioen van 60 gg. 's jaars toegekend, de pastoor van Miedum, M.R. Rodenstein ontving 40 gg. tot een "euich affsoen". In de ruzie die de "gemeensluijden van Leckum" in 1558 tot voor Gedeputeerde Staten uitvochten tegen ds. Albartus Dockum, ging het om een tractementskwestie. *  Uit de stukken blijkt, dat de predikant (zij het zeer weinig) geld ontving uit het "leen van Midum". Lekkum en Miedum zullen dus toen wel reeds een combinatie gevormd hebben, al worden de Miedumers in genoemd conflict nauwelijks genoemd. Het collatierecht (= recht tot predikantsberoeping) was vóór de Franse tijd verbonden aan het bezit van schotschietende (met belasting bezwaarde) huizen of ploeggangen, sinds 1804 was het opgedragen aan Hervormde floreenplichtigen, die het officieel in 1875 verloren, maar vaak hun macht nog via de kerkvoogdij lieten gelden (tot 1881). *  In Lekkum/Miedum wordt de predikantsverkiezing bij reglement van 1881 opgedragen aan de manlijke lidmaten. *  In 1923 krijgen de vrouwen ook stemrecht.
De archieven van de Hervormde gemeente Lekkum/Miedum bevatten weinig gegevens over de beroeping van predikanten, omdat veel stukken ontbreken. Zeer lang, van 1844-1889 was Frans Pieter Florison te Lekkum/Miedum predikant en hij was waarschijnlijk geliefder dan de reeds genoemde eerste dominee van deze gemeente, Albertus Dockum. Ook met Lovius Molinacus (1667-1688) zal de gemeente zich niet gelukkig gevoeld hebben. *  Zelfs legde de toenmalige schoolmeester Heere Sjoerds nog tegenstrijdige getuigenissen af in de zaak tegen deze predikant. *  Door hun publicistische activiteiten op religieus en geschiedkundig terrein onderscheidden zich de predikanten Paulus Mensonis, S.M. Cuperus en J.J.Kalma.
De kerkeraad vertegenwoordigt en bestuurt de kerkelijke gemeente. Zij zorgt voor de betamelijke viering der godsdienstoefeningen, voor het godsdienstonderwijs, het toezicht op gedrag der lidmaten, handhaving der kerkelijke orde, bijhouden der doop-, trouw- en lidmatenboeken enz.
In de kleine plattelandsgemeenten maken de diakenen om practische redenen deel uit van de kerkeraad.
Volgens de oudst aanwezige notulen, 1789, *  bestaat de kerkeraad van Lekkum/Miedum uit twee ouderlingen, twee diakenen en de predikant. Gedurende de periode die deze inventaris bestrijkt, is de samenstelling der kerkeraad ongewijzigd gebleven.
De benoeming der kerkeraadsleden bleef ook na het Synodaal Reglement van 1867 door de kerkeraad zelf bij coöptatie plaatsvinden, volgens besluit van de dan stemgerechtigd geworden manslidmaten. In 1881 beslissen deze echter het recht aan zich te houden, hetgeen ook werd vastgelegd in het plaatselijk reglement van 1881. Pas in 1923 kregen de vrouwen kiesrecht. In gemeenten waar het aantal stemgerechtigden minder dan 100 bedraagt, oefenen zij hun rechten direct uit. In grotere gemeenten indirect, via een kiescollege. (Synodaal Reglement 1867). Als gevolg van de kleinschaligheid van de gemeente Lekkum/Miedum werd hier geen kiescollege ingesteld. Binnen het kerkeraadscollege zijn de diakenen speciaal belast met de armenzorg. Een deel van deze taak omvat het beheer der diakoniegoederen en het innen van collecte- en andere de diakonie toekomende gelden waaruit de ondersteuning der kerkelijke armen wordt bekostigd.
Uit de diakonierekening van 1838 blijkt, dat de inkomsten worden getrokken uit de opbrengsten van enige huizen, effecten en collecten. Het bezit van de vastigheden is in de loop der jaren gewijzigd, huisjes op Snakkerburen werden gekocht en weer verkocht, het laatste in 1915.
In 1906 wordt een perceel hooiland met water, het westelijk deel van de "Greate Tarring" onder Rijperkerk aangekocht. In de laatste ons ter beschikking staande "inventaris", 1942, wordt dit land nog als eigendom vermeld. Verder bestaat het bezit der diakonie dan uit effecten en twee graven te Lekkum. * 
Het opzicht over kerken en pastorieën, beheer der kerkelijke eigendommen, fondsen en inkomsten en het regelen der benodigde onkosten voor de eredienst, behoort tot de taken van de kerkvoogdij. Tot 1824 was er één kerkvoogdij te Lekkum en één te Miedum, elk bestaande uit twee kerkvoogden. Sinds 1824 functioneert, zoals voorgeschreven in het Reglement op de administratie der kerkelijke fondsen enz. bij de Hervormde gemeenten in Friesland van 1823, een gecombineerde kerkvoogdij, met drie kerkvoogden, twee uit Lekkum en één uit Miedum. De predikant is adviserend lid. Er wordt één rekening opgesteld.
De kerkvoogden worden gekozen door stemgerechtigden. Door de eeuwen heen veranderde het criterium om deze rechten te mogen uitoefenen, maar het was in de regel op enige wijze verbonden aan bezit. Sedert 1804 aan floreenplichtigheid: Hervormde floreenplichtigen kozen kerkvoogden en hoorden hun rekening af. De wereldlijke overheid hield, sinds de Reformatie, toezicht op de kerkelijke zaken, ook na de verwarde "Franse tijd". Vanaf 1866 echter trok zij zich terug en dit verschafte de floreenplichtigen tijdelijk nog meer macht, aangezien de gemeenten zich in het algemeen niet bij het voorlopige toezichthoudende college aansloten. Op 29 december 1870 nemen kerkvoogdij en floreenplichtigen van Lekkum/Miedum het besluit toe te treden tot het College van Toezicht. * 
Als door een arrest van de Hoge Raad in 1881 de floreenplichtigen eindelijk buitenspel gezet zijn, worden de mannelijke lidmaten stemgerechtigd. Zij benoemen de zes notabelen, die op hun beurt de drie kerkvoogden kiezen. Notabelen hebben toezicht op kerkvoogden en moeten voor bepaalde beheershandelingen toestemming verlenen. Vóór de Reformatie bezat Lekkum kerkegoederen, pastoriegoederen en vicariegoederen. Miedum kerke- en pastoriegoederen. *  In 1799 wordt een deel van de bezittingen verkocht om aan de door de Staat opgelegde heffingen (tegen rente) op de corpora-goederen te kunnen voldoen. Zo werd in Miedum o.m. 8 pondemaat land verkocht en in Lekkum een deel van de kerkeplaats. In 1928 is het bezit aan ongebouwde kerkegoederen ruim 43 hectare. * 
Volgens het "Billet van verkopinge" van de vastigheden der pastorie van Lekkum en Miedum, werd in 1762 118 pondemaat pastorieland verkocht, ten bate van de provincie. De armste gemeenten werden tot deze verkopen gedwongen om aanspraak te kunnen blijven maken op suppletie op de predikantstractementen, toen een aanvulling tot 450 car. glds. per jaar. *  In 1828 wordt vermeld *  , dat er dan geen pastoriegoederen aanwezig zijn en de dominee ontvangt van het rijk f.675, - en uit de "kerkelijke beurs" f.75, -. De opbrengst van de vicariegoederen werd na de Reformatie gebruikt ten behoeve van de schoolonderwijzer, die tevens koster, voorlezer, voorzanger, en organist was.
Miedum was één van de twee dorpen in Leeuwarderadeel, waar geen schoolgebouw stond en de kinderen gingen school in Lekkum. In 1844 werd te Lekkum een schoolonderwijzer gevraagd, die de volgende inkomsten werden aangeboden: het vruchtgebruik van 16 bunder greidland, vrij wonen en schoolgelden van 60 leerlingen. * 
Voor de nevenfuncties koster enz. werd geen extra beloning gegeven.
Tot aan 1895 bleef de onderwijzer zijn inkomsten trekken uit de vicariegoederen, al werd reeds in 1878 een pensioengrondslag van fl. 900, - door de burgerlijke gemeente gewaarborgd. Nadien wordt de schoolmeester-voor een groot aantal was dit al sinds 1828 het geval-betaald door de gemeente Leeuwarderadeel. De beloning voor de koster en organist komt uit de opbrengst der vicariegoederen en wat overblijft wordt besteed ten bate van de kerk.
Nog in 1816 had Lekkum geen "wetenschappelijk gevormde" onderwijzer, maar in 1850 wordt als eis genoemd, dat de meester minstens "van de derde rang" moet zijn. *  in 1833 is Ritske Tjeerds Velstra aangesteld, *  die zelfs van de tweede rang is, wat in 1844 ook van zijn opvolger verlangd wordt. Het schoolgebouw, gelegen aan de noordkant van het kerkhof, werd in 1874 op kosten der burgerlijke gemeente-het buitengewoon onderhoud der schoolgebouwen was al in 1828 op de gemeente overgegaan-afgebroken en aan de "kunstweg" verrees een nieuwe school met onderwijzerswoning.
Richtingsstrijd, zoals vaak bij de grotere kerkelijke gemeenten in de 19e maar ook in de 20e eeuw tot c. 1940 voorkwam, heeft zich voor zover is na te gaan in Lekkum/Miedum niet afgespeeld. Behoorde ds. Florison nog tot de evangelische of Groninger richting, met ds. Kapteijn werd de gemeente duidelijk vrijzinnig. Een aantal lidmaten uit Lekkum etc. (b.v. het randgebied van Leeuwarden) ging naar Leeuwarden ter kerke bij een meer orthodoxe dominee, terwijl een enkeling uit Miedum naar Giekerk trok.

Kenmerken

Datering:
1715-1951
Soort toegang:
inventaris
Omvang:
2 m1
Samenvatting:
Betreft: Kerkeraad (incl.Diakonie), Kerkvoogdij Lekkum, Kerkvoogdij Miedum, Kerkvoogdij L/M
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 1903 Hervormde Gemeente Lekkum/Miedum, 1715-1951
VERKORT:
NL-LwnHCL 1903