Uw zoekacties: Hervormde Gemeente Goutum/Swichum, 1659-1951

1902 Hervormde Gemeente Goutum/Swichum, 1659-1951 ( Historisch Centrum Leeuwarden/ Histoarysk Sintrum Ljouwert Leeuwarden )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis en organisatie
1902 Hervormde Gemeente Goutum/Swichum, 1659-1951
1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis en organisatie
Het terpdorp Goutum, vroeger *  ook wel Dola-Goutum genoemd, een naam waarvan de betekenis niet zeker is (misschien iets als: "op de grens in het waterland" *  vindt men een "groot 1/2 uur ten zuiden van Leeuwarden", zoals dat twee eeuwen geleden nog heette. *  Het is evenals Swichum gelegen in het zgn. Zuidertrimdeel van de gemeente Leeuwarderadeel, dat bij de annexatie van 1944 tot de gemeente Leeuwarden ging behoren.
Goutum, c. 1800 een van de kleinere dorpen in de grietenij Leeuwarderadeel, met 193 inwoners waarvan nog niet de helft de "gereformeerde" godsdienst was toegedaan, telde anno 1951 al 525 zielen. Als forensendorp is het vooral in de 70-er jaren zeer gegroeid: 1681 inwoners volgens de Provinciale Almanak van 1979. Het aantal Hervormde lidmaten bedroeg 108 in 1950 en 146 in 1979. Ten zuid-oosten van Goutum, oorspronkelijk op een verhoging temidden van moerasland nabij Hempenser en Wargaster meer, nu echter in een aanzienlijk veranderde omgeving, ligt Swichum. Het was en is een klein dorpje, rond 1800 waren er 79 inwoners, waarvan 28 Gereformeerd lidmaat. In 1951 bedroeg het inwonertal 94, met 18 lidmaten, anno 1978 zijn er nog 51 Swichumers, waaronder 5 Hervormde lidmaten. een opvallende plaats in de geschiedenis van Goutum wordt ingenomen door de familie Wiarda. Leden van dit hoofdelingengeslacht stichtten in de 14e en 15e eeuw bij het dorp een drietal states: Burmania-, Wiarda- en Eminga-state, ook wel veelbetekenend genoemd, respectievelijk Putsma-, Schenkinsma-en Drinkuitsma-state. De 15e eeuwse stinsen Burmania en Eminga verdwenen in 1720 en 1775. *  Wiarda-state, herhaalde malen verbouwd en uitgebreid, heeft tot 1882 het dorp gesierd. *  In 1881 werden gebouwen en inboedel verkocht en in het volgende jaar is de state afgebroken. In zijn beschrijving van Wiarda-state d.d. 1869, vermeldt G.A. Six de aanwezigheid van een schilderij, waarop afgebeeld de martelares St. Agneta, met als onderschrift: patrones van Goutum.
De dus waarschijnlijk aan haar opgedragen kerk van Goutum, met zadeldaktoren en romaanse vensters in de noordwand, stamt uit de 12e en vnl. de 15e eeuw en is nadien herhaaldelijk vertimmerd en gerestaureerd, o.a. in 1850, 1875 en 1927 *  In de rekening van 1864 worden uitgaven aangetroffen voor een te stichten nieuw orgel in de kerk, dat gebouwd werd door de firma L. van Dam en zn. te Leeuwarden .
Drukten de Wiarda's hun stempel op Goutum, in Swichum heeft de familie der Aytta's een grote rol gespeeld, die in het dorp een state bezat, in de 19e eeuw afgebroken en vervangen door een gewone boerderij.
De bekende rechtsgeleerde en staatsman Viglius (Wigle) van Aytta (1507-1577) woonde daar in zijn jeugd bij zijn oom, de godgeleerde Bernardus Bucho, na wiens dood hij de state erfde en Bucho's toenaam Suichemius overnam. In 1572 stichtte Viglius het zgn. Aytta-Godshuis, een tehuis voor zeven oude mensen, waarvoor hij gedetailleerde statuten opstelde en fondsen reserveerde. Tevens zonderde hij gelden af t.b.v. een "schoelmeester met zes scholieren oftclercken", waarvoor een huis aan de Lutkeburen werd ingericht. Door Viglius benoemde opzichters moesten erop toezien, dat de kerkvoogden een "goeden, oprechten ende catholicxs bequaemen schoelmeester opnemen". *  In 1912/ 1913, toen de fondsen voor het gasthuis reeds lang verdwenen waren en het Godshuis danig vervallen was geraakt, heeft men het gebouw afgebroken. Ook de schoolfondsen zullen verdwenen zijn; de school werd nog lang door de kerk beheerd. Het romaanse bakstenen kerkje van Swichum, opgedragen aan St. Nicolaas, dateert uit de 13e eeuw en zou door voorouders van Viglius van Aytta gebouwd zijn. *  De toren is van later datum. O.a.in 1856 heeft een tamelijk uitgebreide "vernieuwing" van de kerk plaatsgevonden. De toren werd in 1882 hersteld. *  Tot een volledige restauratie is men nog niet gekomen.
Terstond na de vestiging der Reformatie in Friesland-op 31 maart 1580 werd de Rooms-Katholieke openbare godsdienstoefening bij besluit van de Staten verboden-begon de Gereformeerde kerk zich te organiseren. Nog in 1580 werd de eerste Synode gehouden. Tevens werden classes opgericht, die in de 17e eeuw, vooral in verband met vacaturediensten, onderverdeeld werden in afdelingen, later ringen genoemd. *  In het Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk van 1816, werd, behalve de naamsverandering van Gereformeerde Kerk in Nederlandse Hervormde Kerk, wijziging gebracht in de structuur van het kerkelijk bestuur, die werd gecentraliseerd: Algemene Synode, Provinciaal kerkbestuur, classicaal bestuur, ringen en gemeenten. Goutum en Swichum behoorden tot 1951 tot de ring Leeuwarden binnen de classis Leeuwarden. het uit het ius patronatus voortvloeiende recht om pastoor of vicaris ter institutie voor te dragen aan de bisschop (collatierecht) kwam in Friesland in het algemeen toe aan de kerkelijke gemeenten. De grondslag van het patronaatsrecht was de kerkstichting. In een placcaat van Karel V, 1539, werd gesteld, dat (tenzij anderen hun beter recht konden bewijzen) de beneficiën "solden geholden wordden als gesticht bij dingesetenen" en het collatierecht daaruit volgend opgedragen aan "ingesetenen... gebruyckende scotschietende huysen off ploechgangen". *  Ook nadat de Hervorming in Friesland vaste voet had gekregen, is het verband tussen collatierecht en het bezit van goederen blijven bestaan. Aanvankelijk, tot 1795, dus accessoir aan "schotschietende" goederen, sinds 1804 *  verbonden aan de floreenplichtigheid.
Aan alle Hervormden, die in het dorp floreenplichtig zijn, ongeacht hun woonplaats, wordt de predikantsberoeping toegestaan. *  Approbatie van de beroeping vond plaats door de classis, nadat ook van overheidswege goedkeuring was verleend, aanvankelijk door de grietman, tijdens het Franse bewind en daarna, tot 1861, door de Ministeries van Eredienst, Binnenlandse en Kerkelijke Zaken.
Toen de Staten van Friesland in 1580 aandrongen op het aanstellen van Gereformeerde predikanten, is de toenmalige pastoor van Goutum, Dominicus Tialingi niet, zoals velen, tot de Hervorming overgegaan, doch katholiek gebleven en uitgeweken. Ook heer Hieronymus, pastoor van Swichum, week uit en werd kapelaan aan de Martinikerk te Groningen. *  Als eerste predikant wordt genoemd Henricus Bernardi, die 1585-c. 1599 te Goutum en Swichum stond (en die bepaald geen toonbeeld van een goed predikant geweest zou zijn) *  . In 1865 werden de floreenplichtigen van Goutum en Swichum voor het laatst tot een predikantsverkiezing bijeengeroepen. Het Synodaal Reglement op beroeping en benoeming van 1867, waarin uitgewerkt de bepalingen van het Algemeen Reglement van 1852, kende de rechten op beroeping van predikanten toe aan stemgerechtigde manslidmaten, behoudens echter de rechten van de floreenplichtigen hierin, die pas bij Synodaal Besluit van 1874 werden opgeheven. *  In 1887 werd de nieuwe predikant ds. G. Aalbers door stemgerechtigde manslidmaten gekozen. *  Een predikantenlijst treft men als bijlage aan.
"Daer 't ghetal van den Ouderlinghen seer cleyn is, sullen de Diakenen mede tot den Kercken-Raedt moghen ghenomen worden", zo werd al in de (overigens in Friesland niet ingevoerde) Dordtse Kerkenorde bepaald. Ook combinatie van kleine dorpjes in één kerkelijke gemeente vond plaats, om voldoende achterban te krijgen voor het samenstellen van een kerkeraad en het benoemen van een predikant. *  Zo is er van oudsher de combinatie Goutum-Swichum, waarvan de kerkeraad behalve de predikant twee ouderlingen en twee diakenen, sinds 1885 drie ouderlingen en drie diakenen telde. Waarom Swichum een combinatie aanging met Goutum en niet met b.v. het dichterbijgelegen Wirdum of Warga, is niet duidelijk. Men wil het wel toeschrijven aan de slechtere verbinding met laatstgenoemde dorpen. Echter, in de jaren 1580-1613 was er desondanks tussen de dorpen Swichum en Wirdum wel degelijk een verbintenis, gezien het feit, dat beide dorpen toen één wereldlijke rekening hielden. *  Misschien speelde ligging binnen verschillende onderafdelingen der classis een rol.
De kerkeraad vormt het bestuur van de kerkelijke gemeente; de diakenen hebben daarbij de zorg voor de kerkelijke armen. Sinds het Synodaal Reglement van 1867 wordt de stemgerechtigde mannelijke lidmaten van Goutum en Swichum op gezette tijden de vraag voorgelegd, of de kerkeraad haar leden, zoals voordien, zelf zal benoemen, of dat stemgerechtigden zich dat recht voorbehouden, waarop zij tot het laatste besluiten.
Sinds 1923 komt het stemrecht ook de vrouwelijke lidmaten toe. In Goutum/Swichum was het aantal stemgerechtigden te gering voor het instellen van een kiescollege.
Bezaten Goutum en Swichum één kerkeraad en één predikant, het beheer van de stoffelijke belangen bleef aanvankelijk toevertrouwd aan twee kerkvoogdijen, die elk hun eigen administratie voerden. De door Gedeputeerde Staten en stadhouder aangestelde grietman hield aanvankelijk toezicht. De classis kon slechts in geval van machtsmisbruik de wereldlijke overheid op haar plichten wijzen. Verkiezing van kerkvoogden vond, gebaseerd op het patronaatsrecht, plaats door eigenaars van schotschietende huizen of ploeggangen; na de Franse tijd door Hervormde floreenplichtigen.
Sinds 1823 werd het toezicht uitgeoefend door een Provinciaal College, waarin de wereldlijke overheid ruime invloed had. Het hoogste gezag berustte bij de Koning. Genoemd College moest o.a. middelen beramen tot scheiding van de administratie van kerk- en armvoogdijen, waar dit nog niet gebeurd was (zie p.21) en anderzijds de vereniging bevorderen van verschillende kerkvoogdijen, die in één gecombineerde gemeente mochten bestaan. *  In Goutum en Swichum zijn ten gevolge hiervan in 1824 de beide kerkvoogdijen samengegaan *  en werden uit de mannelijke lidmaten der beide dorpen drie kerkvoogden benoemd. Om het andere jaar trad 1/3 deel der kerkvoogdij af.
Sinds 1866 trok de overheid zich terug inzake het beheer der kerkelijke goederen en de verkiezing van kerkvoogden. Een Algemeen College van Toezicht ontstond, samengesteld uit kerkelijke vertegenwoordigers, waar overigens slechts weinig Friese gemeenten zich bij aansloten (c. 10%). Het zou nog tot 1881 duren eer de macht der floreenplichtigen door een arrest van de Hoge Raad verloren ging. *  In het plaatselijk reglement van Goutum/Swichum van 1881 *  worden het beheer der kerkelijke goederen en fondsen en de zorg voor de kosten van de eredienst opgedragen aan kerkvoogden, onder medewerking van notabelen en onder toezicht van het Provinciaal en het Algemeen College.
Verkiezing van 6 notabelen vindt plaats door de mannelijke lidmaten (na 1923 ook vrouwelijke). Notabelen benoemen de drie kerkvoogden. Van beide colleges treedt om de twee jaar 1/3 deel af.
De Statenresolutie van 1580 laat de kerkelijke goederen, voor zover mogelijk, hun oorspronkelijke bestemming bewaren. De beneficiën dienen voor pieuze doeleinden gebruikt te worden en zijn vaak met de kerkfabriek versmolten. De zgn. vrije lenen, die ter begeving van particulieren stonden en zich tot studiebeurzen ontwikkeld hadden, bleven dat ook na 1580, al zijn vele daarvan door slecht beheer verloren gegaan. *  Betreffende de Pastoralia: De predikant heeft, na de Statenresolutie van 8 april 1584, het vruchtgebruik van de pastoriegoederen. in de Franse tijd werd men gedwongen bezittingen te verkopen, om aan door de Provincie opgelegde eisen tot leniging van de nood van 's Lands kas, te kunnen voldoen. *  In het Beneficiaalboek van 1543 worden betreffende Goutum patroons-, pastorie- en vicarielanden genoemd, benevens goederen behorende tot een vrij leen, dat bediend werd door een kapelaan en kennelijk ter begeving stond van de familie Camminga. Voor Swichum worden in het Beneficiaalboek, buiten een behoorlijk bezit aan patroons- en pastorielanden ook prebendelanden vermeld, dan (1543) in bezit van heer Pieter. Het register van geestelijke opkomsten van Oostergo van 1580 geeft zeer onvolledige gegevens omtrent patroons-, pastorie- en costeriegoederen van Goutum.
Een legger van patroons-, vicarie-, costerie- en armelanden, c. 1700, in het oudste rekeningboek der kerkvoogdij, blijft wegens gebrek aan onderverdeling ook zeer onduidelijk. Halverwege de 19e eeuw bezit de kerk van Goutum aan landen nog ruim 28 bunder. Een staat van 1942 vermeldt ruim 60 bunder, maar dit is samen met de bezittingen die oorspronkelijk aan de kerkvoogdij van Swichum behoorden (in 1843 ruim 16 bunder). Behalve de kerkelijke gebouwen beheerde de kerkvoogdij nog andere, zoals de schoolgebouwen en onderwijzerswoningen, die per 1876 aan de burgerlijke gemeente zijn overgedragen. *  Deze had in 1828 al de zorg voor de schoolmeesterstractementen van de kerkvoogdij overgenomen. De school te Swichum werd in 1892 opgeheven.
Armenzorg was vanouds een zaak van de kerk. Kerk- of armvoogden zorgden voor alle armen in de parochie. De aldra door de Gereformeerden om religieuze redenen aangestelde diakenen strikt genomen eveneens. Al snel echter wijdden diakenen zich aan de zorg voor Gereformeerde armen, terwijl niet-Gereformeerde behoeftigen onder de armvoogdij vielen en in de 17e eeuw was dit de normale toestand. *  het Provinciaal College van Toezicht, het werd hierboven al gezegd, moest zich sinds 1823 beijveren om op plaatsen, waar de kerk- en arm voogdijen nog verenigd waren, zoals te Goutum en Swichum, een scheiding tussen deze administratiën tot stand te brengen. Treft men in de kerkvoogdijrekeningen van Goutum en Swichum tot 1827 verantwoording aan van de besteding van gelden ten behoeve van armen, sedert dat jaar wordt het in de begroting voor dat doel vastgestelde bedrag uitgekeerd aan armvoogden van Goutum en Swichum. "De armvoogdijen van Goutum en Swichum zijn nog nauw met de kerkvoogdij verbonden", schrijft Burgemeester van Cammingha van Leeuwarderadeel in 1850, *  zeker doelend op deze geldvoorziening.
Armvoogden, gekozen en benoemd door het burgerlijk gemeentebestuur van Leeuwarderadeel *  maakten een aparte rekening op, waarvan verantwoording werd afgelegd aan floreenplichtigen, soms met predikant en kerkvoogden, sedert 1835 aan de kerkeraad. In 1859 werden de armvoogdijen, naast de subsidie uit de kerkebeurs voor het eerst begiftigd met een geldbedrag uit de dorpskas. Sindsdien zijn de rekeningen der armvoogdijen van Goutum en Swichum goedgekeurd door de gemeenteraad, na controle door een door deze raad benoemde commissie. De post "subsidie aan de armvoogdijen" treft men voor het laatst aan in de kerkvoogdijrekening van 1880, al bedraagt zij reeds sinds 1877: "nihil".
Wat de strijd tussen de verschillende richtingen binnen de kerkelijke gemeente betreft, is het in Goutum lang rustig gebleven, daar de gemeente meer de ethisch-evangelische richting volgde, die ongeveer een middenpositie innam tussen rechtzinnigen en vrijzinnigen.
Toen echter dé predikant H. Stolk (van1927-1931 te Goutum) steeds meer opschoof naar de rechtzinnige kant, ontstond er in Goutum tegenstelling tussen vrijzinnigen en ethischen enerzijds en rechtzinnigen anderzijds. Ds. Stolk trok vele rechtzinnigen uit de omgeving naar Goutum, vooral uit Wirdum. Niet alleen naar zijn preken, maar ook naar de door hem opgerichte Christelijke Jonge Mannen Vereniging (CJMV). Nadat ds. Stolk in 1931 vertrokken was, hebben de rechtzinnigen in Wirdum een "Evangelisatie" opgericht, waar de Goutumer rechtzinnigen ook ter kerke gingen. Of zij togen naar Pniël in Huizum. Sinds de Tweede Wereldoorlog werden ook in het CJMV-gebouw in Goutum orthodoxe diensten gehouden. De meerderheid van vrijzinnigen en ethischen kon, wegens de onenigheid, pas in 1935 een nieuwe predikant beroepen.

Kenmerken

Datering:
1659-1951
Soort toegang:
inventaris
Omvang:
2,9 m1
Samenvatting:
Betreft: Kerkeraad (incl.Diakonie), Kerkvoogdij Goutum, Kerkvoogdij Swichum, Kerkvoogdij G/S, Armvoogdij Goutum, Armvoogdij Swichum
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Historisch Centrum Leeuwarden. Toegang 1902 Hervormde Gemeente Goutum/Swichum, 1659-1951
VERKORT:
NL-LwnHCL 1902