Uw zoekacties: Oude Mannenhuis (Fundatie van Beijeren van Schagen) te 's-Gravenhage

0533-01 Oude Mannenhuis (Fundatie van Beijeren van Schagen) te 's-Gravenhage ( Haags Gemeentearchief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het Oude Mannenhuis
0533-01 Oude Mannenhuis (Fundatie van Beijeren van Schagen) te 's-Gravenhage
Inleiding
Geschiedenis van het Oude Mannenhuis
Organisatie: Haags Gemeentearchief
Aan het Noordeinde in Den Haag werd omstreeks 1440 door het Heilig Sacramentsgilde een gildehuis opgericht, waar ook oude mannen en vrouwen werden verzorgd. Na de kerkhervorming werd het bestuur over dit 'sacramentsgasthuis' overgenomen door het bestuur van Den Haag. De exploitatie van dit huis bleek op den duur problematisch. In de achttiende eeuw moest het bestuur van het Sacramentsgasthuis bij de plaatselijke overheid subsidie aanvragen om het gasthuis te kunnen blijven beheren. Uiteindelijk werd besloten het Sacramentsgasthuis op te heffen. Jacob Frederik baron van Beijeren van Schagen, heer van Heenvliet, overleed in 1724. Zijn testament is van wezenlijk belang voor de geschiedenis van het Oude Mannenhuis en voor de slotgeschiedenis van het Sacramentsgasthuis.
Jacob Frederik van Beijeren van Schagen was een nazaat van heer Willem 'de bastaard', heer van Schagen, een natuurlijke zoon van hertog Albrecht van Beieren (1336-1404) en jonkvrouwe Maria van Bronkhorst. Hij spiegelde zich aan het voorbeeld van zijn voorvader Albrecht van Beieren, die volgens overlevering in Den Haag het Sint Nicolaas Gasthuis zou hebben gesticht, en besloot dat na zijn dood en die van zijn vrouw al hun nagelaten bezittingen zouden moeten worden aangewend voor een nieuwe fundatie. Bij testamentaire beschikking liet hij op 29 juni 1721 vastleggen dat van zijn vermogen een tehuis voor oude mannen van de protestantse religie in Den Haag moest worden gesticht.
In 1729 stierf de weduwe van Jacob Frederik van Beijeren van Schagen en het volgende jaar werd de heerlijkheid Heenvliet en een aantal onroerende goederen afkomstig uit de nagelaten boedel in Den Haag geveild. Na de veiling bemerkten de burgemeesters van Den Haag, die belast waren met de uitvoering van het testament, dat de gelegateerde middelen voorlopig niet toereikend waren om een nieuw gasthuis te stichten. In 1764, nadat het kapitaal tot een aanzienlijk bedrag was aangegroeid, richtten de burgemeesters van Den Haag een verzoek aan de Staten van Holland en West-Friesland om de instelling alsnog te mogen oprichten.
De burgemeesters ontvouwden het plan om het oude Sacramentsgasthuis in de Oude Molstraat af te breken en op die grond een nieuw huis te bouwen. Het oude Sacramentsgasthuis stond natuurlijk op een gunstige centraal gelegen plaats. Bovendien genoot het oude gasthuis vrijdom van verponding. Door het oude huis te laten overgaan in de nieuwe fundatie hoopten de burgemeesters dezelfde belastingprivileges te behouden. Ondanks dat de Staten in 1756 opnieuw hadden bepaald dat dergelijke voorrechten niet meer zouden worden verleend, gaven zij hun goedkeuring aan de oprichting van het Oude Mannenhuis met behoud van het oude privilege.
Het noodlijdende Sacramentsgasthuis aan de Oude Molstraat werd afgebroken en er werd een nieuw gebouw neergezet. Op 9 september 1773 werd het nieuwe Oude Mannenhuis, gelegen tussen het Noordeinde en de Oude Molstraat, in gebruik genomen.
Omdat de verantwoordelijkheid voor het beheer van het legaat van Jacob Frederik van Beijeren van Schagen en de bouw van het nieuwe Oude Mannenhuis bij het bestuur van Den Haag lag, zijn veel archiefstukken die hierover handelen terug te vinden in het zogenaamde 'Oud-archief van Den Haag'.(1)
Het testament van Jacob Frederik van Beijeren van Schagen gaf strikte aanwijzingen die tot in lengte van dagen zouden moeten worden opgevolgd. In de kamers van de oude mannen mocht niet worden gegeten of een 'vuur aangelegd dan alleen in ziekte, krankheden ende ongemakken des lichaams'. Deze bepaling was in de achttiende eeuw vanwege de brandveiligheid begrijpelijk, maar twee eeuwen later was hij hopeloos verouderd. De regenten bedachten allerlei inventieve oplossingen om het Oude Mannenhuis toch goed te laten functioneren, zo lieten zij op de gangen een gasverwarmingsinstallatie aanleggen.
Het Oude Mannenhuis was bestemd voor maximaal dertig mannen, die een bewijs van lidmaatschap van de Gereformeerde Gemeente konden overleggen. In de achttiende eeuw werden hiermee bedoeld de lidmaten van de Nederlands Hervormde Kerk. Omstreeks 1950 werd deze bepaling door de regenten uitgelegd als 'alle godsdiensten die niet strijdig zijn met de Hervormde'.
Een college van regenten bestuurde het Oude Mannenhuis; hun echtgenotes zijn regentessen. Volgens het eerste reglement uit 1773 behoorden de regenten vijf bekwame en betrouwbare lieden te zijn. Twee van hen moesten suppoost van het Hof van Holland zijn, van wie één een oud en ervaren advocaat. De andere drie moesten lid zijn van de Haagse vroedschap of behoren tot de stedelijke elite. Zij werden voor het leven benoemd en kregen geen beloning voor het regentschap. Overleed een regent, dan droegen de overige regenten twee kandidaten voor bij de burgemeesters van Den Haag, later burgemeester en wethouders van Den Haag, die hieruit de nieuwe regent kozen. Volgens het reglement moesten de regenten eenmaal per maand vergaderen.
Volgens het testament van Jacob Frederik van Beijeren van Schagen moest de jaarrekening 'ijder jaar aan ende ten overstaan van de Heeren Burgemeesteren van 's-Gravenhage' worden afgehoord. Elk jaar moesten de regenten aan de burgemeesters verantwoording voor de uitgaven en het financieel beleid afleggen. Hiertoe kwam men elke eerste woensdag in december in de regentenkamer van het Oude Mannenhuis bijeen. Nadat de rekening was afgehoord werd gezamenlijk in de regentenkamer een maaltijd genuttigd. Tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw is dit gebruik blijven bestaan.
Ook de rentmeester werd door burgemeesters van Den Haag voor het leven aangesteld. Hij bekleedde een bezoldigde functie.
Het testament bepaalde tevens, dat de dagelijkse leiding van het huis bij een kinderloos echtpaar moest berusten, de zogenaamde binnenvader en binnenmoeder, later directeur en directrice genaamd.
Met financiële problemen kreeg het Oude Mannenhuis te kampen toen aan het begin van de negentiende eeuw, door de tiërcering van de staatsschuld, de waarde van het geld met twee-derde verminderde. Bovendien werd de jaarlijkse voedseltoelage niet meer toegekend en verviel de belastingvrijdom. Het aantal bewoners, commensalen genoemd, liep sterk terug. In 1818 kende het Oude Mannenhuis nog maar zes bewoners.
Veel extra inkomsten wist het Oude Mannenhuis, net als het Sint Nicolaas Gasthuis, sedert 1839 te verwerven uit de verhuuropbrengsten van opslagplaatsen voor meubilaire goederen in het huis. Hierdoor kwam het Oude Mannenhuis er financieel gezien langzaam bovenop.
In de periode 1912-1919 werd serieus overwogen om een nieuwe huisvestingsplaats te kiezen voor het Oude Mannenhuis. Het bestuur was van mening dat het huis niet voldeed aan de eisen van de tijd. Diverse opties werden overwogen, onder meer een ruiling van het gebouw tegen dat van het gesticht van zwakzinnige kinderen op de hoek van de Morsestraat en de Beeklaan in Den Haag. Uiteindelijk werd geen der plannen uitgevoerd. De in het archief geborgen ontwerptekeningen van een nieuw Oude Mannenhuis zijn de stille overblijfselen van het niet-doorgegane project. In plaats van nieuwbouw of verhuizing zijn in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw grootscheepse restauratiewerkzaamheden verricht om het gebouw aan de Oude Molstraat te renoveren.
Foto van het Oude Mannenhuis in de Oude Molstraat in Den Haag, ca. 1960. Fotograaf: Meyer, Fotoburo. Collectie Haags Gemeentearchief, fotonr. 0.53685.
Erfgoedstuk
In 1950 werd er tussen de besturen van het Oude Mannenhuis en die van het Sint Nicolaas Gasthuis overleg gevoerd over een mogelijke fusie tussen de beide instellingen. De langdurige onderbezetting van het aantal bewoners was voor het bestuur van Oude Mannenhuis een indicatie, dat de instelling in de huidige opzet niet meer aan de oorspronkelijke bestemming voldeed. Een dergelijk soort verschijnsel had men ook geconstateerd bij het Sint Nicolaas Gasthuis. Principiële bezwaren tegen een fusie waren er niet. Tot een fusie zou het evenwel niet komen. Het saneringsplan van de gemeente Den Haag uit 1960 was namelijk verantwoordelijk voor de sluiting van het Sint Nicolaas Gasthuis aan de Amsterdamse Veerkade 15.
Het Oude Mannenhuis kon steeds moeilijker voldoen aan de strengere eisen die sedert de jaren zestig aan bejaardenhuizen werden gesteld. Het 18de-eeuwse pand aan de Oude Molstraat was te verouderd en het bleek technisch gezien nauwelijks meer mogelijk het aan te passen aan de nieuwe eisen. Ook het aantal bejaarde mannen dat gehuisvest wilde worden in het Oude Mannenhuis liep drastisch terug.
Op 1 oktober 1979 sloot het Oude Mannenhuis de deuren. De laatste zestien bewoners van het Oude Mannenhuis vertrokken in 1979 naar andere bejaardencentra. Het gebouw werd aan de gemeente Den Haag verkocht. Een deel van het complex werd doorverkocht aan de Stichting Stadsherstel die het pand verbouwde tot een aantal wooneenheden.
Na de sluiting van het Oude Mannenhuis aan de Oude Molstraat moest de doelstelling van de instelling worden gewijzigd. Er was niet langer meer een bejaardencentrum dat moest worden geëxploiteerd. Gezien de dwingende bepalingen in het testament van Jacob Frederik van Beijeren van Schagen uit 1721 besloot het bestuur van de Stichting Oude Mannenhuis een verzoekschrift te richten aan de arrondissementsrechtbank te Den Haag, waarin om wijziging van de oude reglementen werd verzocht. Op 3 april 1980 deed de rechtbank uitspraak. Met de stichting was deze van oordeel dat, gelet op de ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen sinds 1721, de statuten moesten worden gewijzigd. Een volledige wijziging werd niet goedgekeurd. Volgens de statuten werd de nieuwe doelstelling van de stichting:
- het beheer van een kapitaal ter financiering van het onderhoud en de verzorging van bejaarden, bij voorkeur van het mannelijk geslacht en bij voorkeur van protestants-christelijke geloofsovertuiging;
- het uitkeren van bedragen uit het kapitaal van de stichting en het verlenen van ondersteuning aan instellingen die zich bezighouden met bejaardenzorg.
In de nieuwe statuten werd ook de oprichting van de Stichting Fundatie van Beijeren van Schagen vastgelegd.
Archief en inventarisatie
Openbaarheid
Noten

Kenmerken

Datering:
(1720) 1773-1997
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Stichting Oude Mannenhuis, vanaf 1980 Stichting Fundatie van Beijeren van Schagen te 's-Gravenhage
Omvang in m¹:
9,00
Auteur:
C.N.W.M. Glaudemans (2000)
Bewerker:
C. Hakil (2011)
Openbaarheid:
Beschrijvingen openbaar, stukken gedeeltelijk openbaar