Uw zoekacties: Bredenborg te Warffum , 1610 - 1927

616 Bredenborg te Warffum , 1610 - 1927 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Het rijksarchief in Groningen verkreeg in 1962 van de heer D.H. Smit te Groningen, namens de erven Van der Goot, het huisarchief van de Bredenborg. Het archief bestond uit een conglomeraat van stukken, waarvan de samenhang in eerste instantie niet geheel duidelijk was. Bij een nader onderzoek bleek een gedeelte der stukken afkomstig te zijn van de bewoners van de Bredenborg te Warffum en van de door huwelijk aanverwante families. Een tweede groep stukken bleek te behoren tot het archief van de Sociëteit tot het graven van het Slochterdiep. Deze stukken zijn waarschijnlijk van één der participanten van de sociëteit, Aries Nanning Dijkhuizen, via zijn dochter in het bezit gekomen van de familie Tichelaar. De derde groep stukken was afkomstig van de ijzerhandel en loodwitfabriek Stratingh te Groningen. Ook deze bleken door vererving bij de familie Tichelaar terecht te zijn gekomen. Aangezien deze drie groepen van stukken onderling geen enkele binding hebben, zijn ze geheel gescheiden gehouden en in deze inventaris als drie afzonderlijke hoofdstukken beschreven.
Inventaris
2. Inventaris van het archief van de sociëteit tot het graven van het Slochterdiep, 1770 - 1841
2.1. Inleiding
616 Bredenborg te Warffum , 1610 - 1927
Inventaris
2. Inventaris van het archief van de sociëteit tot het graven van het Slochterdiep, 1770 - 1841
2.1.
Inleiding
Organisatie: Groninger Archieven
Het verband tussen de stukken betreffende de Sociëteit tot het graven van het Slochterdiep en die van de bewoners van de Bredenborg en aanverwante families leek in eerste instantie enigszins raadselachtig. Om de samenhang van de verschillende familieleden aan te duiden werden kwartierstaten gemaakt van de laatste bewoners van de Bredenborg, waarvan stukken aanwezig zijn in het archief. Aanvankelijk werden op deze staten slechts die personen vermeld waarvan stukken in het archief voorkomen. Toen later de lege plaatsen toch ingevuld werden, kwam de naam van Aries Nanning Dijkhuizen naar voren. Deze bleek één der participanten van de sociëteit te zijn. Via zijn dochter Johanna Klazina Harmanna Dijkhuizen zullen deze stukken in het bezit zijn gekomen van haar dochter Zwaantina Pieternella Tichelaar op de Bredenborg.
In 1659 werd door de staten van Groningen octrooi verleend aan de armen van Slochteren, om een trekvaart te graven van Slochteren naar het Damsterdiep (Staten archieven inventarisnummer 12, fol. 551). Nog in hetzelfde jaar droeg de diaconie van Slochteren dit octrooi over aan jonker Oesebrant Johan Rengers, heer van Slochteren, waarop deze overging tot het laten graven van het diep. Het onderhoud van dit diep berustte geheel bij het huis van Slochteren. Waarschijnlijk liet dit onderhoud nogal wat te wensen over. De eigenaren van de venen, die hun turf langs het Slochterdiep moesten afvoeren, besloten daarom om voor gezamenlijke rekening het diep in het vervolg te laten uitbaggeren en andere noodzakelijke voorzieningen te treffen. Hiertoe werd in 1770 opgericht de Sociëteit tot het graven van het Slochterdiep, waarbij onder graven het uitbaggeren dient te worden verstaan. Door de oprichting van de sociëteit in 1770 werd uitvoering gegeven aan de overeenkomst van 21 december1769 tussen de aspirant-participanten en H.O. Piccardt, heer van Slochteren.
In het reglement van de sociëteit dat op 9 mei 1776 te Groningen opgesteld werd (inv. nr. 315) wordt hoofdzakelijk de financiële kant van de maatschap geregeld, alsmede de verkiezing van een boekhouder en zijn taken. Het eigenlijke doel van de sociëteit en de uitwerking daarvan worden niet in het reglement genoemd, maar er wordt wel steeds verwezen naar "Conventies" met het huis van Slochteren uit 1769 en latere verzegelingen. Deze verzegelingen zijn niet in het archief aanwezig. Hopelijk zal het archief van de Fraeylemaborg hier tezijnertijd enig licht in brengen. De participanten verstrekten ieder een bepaald aandeel van het beginkapitaal. De inbreng van dit kapitaal en ook de latere aflossing is nauwkeurig geregeld "tot verhoedinge en voorkominge van langwijligen, hatelijken en kostbare procedures". Het reglement is ondertekend T. Lieftinck, H.A. Werumeus, B.D. van Idsinga, gesworene Lichtenvoort, Jan Zepers, Jacobus en Klaas Hesseling, Gerben Ybes, Kleis Henders. Een aantal dezer heren waren Friese verveners die in deze jaren gronden hadden gekocht in deze streken met het doel ze te vervenen. In de rechterlijke archieven, inventarisnummer XV c2, komen verschillende verkoopaktes voor van landerijen (d.d. 1769 november 24, april 30, mei 1, mei 3,, mei 30 en 1770 juni 16) aan K. Hesselink, koopman te Heerenveen, Gerben Ybes te Tjalleberd, Jan Zeper te Leeuwarden, Nanne Derks Drijfhoudt te Heerenveen, Ane Jelles te Tjalleberd enz.
Op de lijst van "participanten of geïnteresseerden" uit 1770 komen voor prof. Bertling, hopman Lijfting, P. Houttuin, H. Werumeus, hoofdman Gockinga, Jan Lijfting, Gerben Ybes, Nanne Derks Drijfhoudt, cornet Piccardt en A. Lijfting, tezamen voor 198 7/8 akker.
De rechten en verplichtingen werden verdeeld naar het aantal akkers dat ieder der participanten bezat. Uit de overgebleven bescheiden kan men slechts tot de conclusie komen dat de financiële zijde van de onderneming verre van rooskleurig was. Rente over de verstrekte kapitalen kon de eerste 35 jaren niet uitgekeerd worden. De achterstallig rente werd bij de hoofdsom gevoegd. Na 1810 werd er op bescheiden schaal rente betaald en kapitaal afgelost.
De exploitatie valt uiteen in twee afdelingen. Ten eerste de zaken die samenhangen met het doen uitbaggeren van het Slochterdiep zoals de bestekken hiervoor, de contracten met de aannemers, de financiële zijde enz. En ten tweede de zaken betreffende het klapland, klaphuis en de klap zelf. Aan het einde van het Slochterdiep, dicht bij de uitmonding in het Damsterdiep, werd een ophaalbrug of klap gelegd. Bij deze klap werd een brugwachterswoning of klaphuis gebouwd. Dit klaphuis was tevens een herberg,die bij latere verpachtingen steeds aangeduid werd als een "neringrijke herberg". Ook behoorden bij dit huis 38 grazen land. Bij het passeren van de brug waren de schippers verplicht klapgeld te betalen, ook wel genaamd boom- of passagegeld. De term passagegeld kan ook slaan op degenen die juist over de brug gingen. De participanten waren vrijgesteld van het betalen van klapgeld en kregen gratis passeerbriefjes uitgereikt. Op vertoon van deze briefjes konden de schippers, die voor de participanten voeren, gratis passeren. De helft van de opbrengst van de boomgelden was voor het huis van Slochteren. Deze regeling bleek een bron van geschillen, waar eindeloos over getwist werd.
Het klaphuis met land en de opbrengst der boomgelden werden verpacht, telkens voor een gering aantal jaren. Tijdens het beleg van Delfzijl in 1814 was de vaart door het diep zo afgenomen dat de pachter van het klaphuis de pachtsom niet kon voldoen en derhalve vermindering hiervan verzocht.
In 1841 kwam aan alle activiteiten een einde. In augustus van dat jaar kwam de liquidatievergadering bijeen. Een verslag van deze vergadering is helaas niet bewaard gebleven, de convocatie voor deze bijeenkomst wel. De beweegredenen zijn dan ook slechts te gissen. Als reden kunnen we aannamen dat de vervening van de aangrenzende gebieden voltooid was en het kanaal voor de afvoer van het turf niet meer gebruikt behoefde te worden.
Bij de ordening van de stukken van de Sociëteit bleek weldra dat er van een eigenlijk "archief" geen sprake was. Het was meer een verzameling van stukken die bij één persoon achtergebleven was. De meest essentiële zaken zoals de handelingen van de bestuurs- of participantenvergaderingen ontbreken vrijwel geheel. Terugbrengen van de stukken tot de oude orde was dan ook niet mogelijk. Getracht is dan ook om de stukken een zodanige orde te geven als ze gehad zouden kunnen hebben.

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het huisarchief van de Bredenborg te Warffum
Bewerker:
J. Meinema
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1976
Laatste uitvoer:
09-04-2021
Omvang:
115 charters 2,3 m standaardarchiefberging
Bijzonderheden:
Inventarisnummers 1-475
Categorie: