Uw zoekacties: Familie Sickinghe, 1257 - 1974

572 Familie Sickinghe, 1257 - 1974 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Kort historisch overzicht
572 Familie Sickinghe, 1257 - 1974
Inleiding
Kort historisch overzicht
ead-typering:
bioghist
Organisatie: Groninger Archieven
Oorspronkelijk behoorde het geslacht Sickinghe tot het stadspatriciaat van Groningen. De in de 13e eeuw genoemde miles Otto en de in de 14 eeuw bekende burgemeester Geert dragen weliswaar de naam Sicking(h)e, maar hun relatie tot de hoofdstam Sickinghe staat niet vast *  . Diverse (vermoedelijke) nakomelingen waren onder meer burgemeester van Groningen.
In de 16e eeuw hebben belangrijke leden van de familie Sickinghe zich op de Ommelanden gericht. Na doctor Johan (II), die in 1579 overleed, was tot diep in de 18e eeuw geen enkele Sickinghe meer burgemeester van de stad. Feijo (I) was de eerste van zijn geslacht die een borg in de Ommelanden bewoonde en wel te Winsum. Na hem hebben nog in een zevental andere borgen Sickinghes vertoefd *  . In de stad heeft men in ieder geval 2 huizen in bezit gehad.
In 1457 deden de broers Evert en Feijo Sickinghe het Sickinghehuis in de Boteringestraat van de hand. Ruim een eeuw later, in 1589, blijkt de familie een ander pand in de stad te bezitten. In dat jaar gingen het klooster Essen en de familie Sickinghe een ruil aan, waarbij eerstgenoemde onder meer het huis, dat stond op de plaats waar de binnenste Heerepoort had gestaan, verkreeg. De minderjarige verkoper, Johan Sickinghe, had het huis verkregen uit de boedel van zijn vader Feijo. Diens vader, doctor Johan (II), had het huis vermoedelijk als eerste Sickinghe bewoond. Zijn schoonvader Harmen Gijsens heeft het huis rond 1549 laten bouwen op de plaats waar de oude stadsgracht en de muur liepen. Deze verdedigingswerken waren na de uitlegging van de stad naar het zuiden overbodig geworden *  .
Johan (II) heeft in Orléans gestudeerd. Hij werd in 1536 drost van het Oldambt en tussen 1540 en 1560 trad hij in de stad beurtelings op als hoofdman en burgemeester. Gezien zijn functies en taken was hij een invloedrijk bestuurder. Herhaaldelijk maakte hij deel uit van gezantschappen naar de stadhouder of de centrale regering in Brussel. In 1555 vertegenwoordigde hij met enkele anderen Stad en Lande bij de troonsafstand van Karel V.
Johan (II) was vermogend. Hij wist in 1560 de Warffumborg te verwerven. Dit huis is te beschouwen als het 'stamslot'. Sickinghe kocht de borg met alle bijbehorende rechten, heerlijkheden en landen uit de boedel van de zwaar met schulden overladen Oostfriese jonker Hoijke Manninga van Pewsum. De koopprijs van het huis bedroeg 3230 Emder gulden *  . Hoewel Johan dus nog burgemeester van de stad is geweest, zijn toch zijn zonen al als Ommelanders te beschouwen. Harmen en Feijo behoorden tot de Ommelander jonkers die in 1577 door de stad gevangen werden genomen *  .
Harmen was bestuurder, die onder meer gecommitteerde is geweest. In tegenstelling tot zijn vader was hij een groot voorstander van de politiek van de Ommelanden tegen de stad. In 1578 kocht Harmen land en rechten te Uithuizermeeden. Waarschijnlijk heeft hij daar van zijn moeder de borg Ungersma geërfd *  . Tijdens de perikelen in de eerste jaren van de Opstand, koos Harmen de Spaanse en dus ook de Stad-Groningse zijde. Abel Eppens, zelf in ballingschap en trouw aan de Opstand, schrijft in zijn kroniek schamper over diegenen die "hun goed gaarne meenden te bergen" *  . Na zijn verzoening met de Spaanse partij heeft Harmen zich vermoedelijk in de stad gevestigd. Vervolgens raakte hij als zoveel 'overlopers' een tijdlang bij beide partijen in diskrediet. Hij is in 1606 overleden.
De andere zoon, Feijo, was ook degene die al vóór het overlijden van zijn moeder Anna Gijsens bij de boedelscheiding de Warffumborg verkreeg. Hij diende 3000 Emder gulden te betalen voor "Asingeheerd" en andere goederen met bijbehorende rechten in de rechtstoel Warffum en Breede *  . Veel plezier heeft Feijo niet van zijn bezit gehad. In 1579 schoot hij zichzelf per ongeluk dood. Hij liet een weduwe met een zoontje na. Christopher van Ewsum schreef op 3 juni 1579 aan syndicus Verrutius:
"Schieslich kan ich E. Hoch. ausz betraubten gemuedth nit verhalten wie der Edelfesten Feijo Sickingha sich selbz durch ein Ungelueck den 24 verflossener Monatz Maij zur doit erschossen, wahrdurch wir alsampt hertzlich betraubt" *  .
Zijn zoon en rechtsopvolger, Johan, verkreeg de borg met de rechten. In 1594 ondertekende hij de akte van trouw aan de Unie van Utrecht, met uitzondering van de bepaling omtrent de godsdienst. Twaalf jaar later werd hij evenwel toegelaten tot de landdag. Hij is dus in de tussentijd overgegaan tot het protestantisme. Johan III was eveneens vermogend. Niet alleen had hij uitgestrekte bezittingen in de provincie verworven, zijn jaarlijkse inkomsten uit onder meer deze landerijen beliepen bijna 12.000 gulden.
Zijn zoon Feijo kreeg van het bezit de borg met de landen en de meeste heerlijke rechten. Weliswaar is ook hij nog lang te beschouwen als vermogend, maar het financiële verval van de familie zette tijdens zijn leven in *  . In 1674 behoorde tot de boedel van de dan reeds overleden Feijo al meer dan 58.000 gulden schuld. Het gevolg is weinig verrassend: in 1683 moest zijn zoon Roelof de borg verkopen wegens schulden. De Warffumborg werd gekocht door de zakenman Louis Trip. De koopprijs bedroeg 45.000 gulden.
Als lid van het Ommelander bestuur heeft Roelof Sickinghe hoge functies bekleed. Hij was onder meer afgevaardigde naar de Staten-Generaal en raad ter admiraliteit te Harlingen. In 1675 had Roelof als privé- bezit het eiland Rottumeroog verworven. Roelof Sickinghe is in 1688 gesneuveld bij de expeditie van Willem III naar Engeland. Het echtpaar Sickinghe-Clant had geen kinderen.
Roelofs broer Hendrik, "majoor te paard", had in 1678 de naburige Breedenborg verworven *  . Op dit bezit zou ook zijn zoon Feijo Johan wonen. Diens weduwe Thecla van Berum verkocht mede als gevolg van schulden het huis met bijbehoren in 1706.
Zo verdwenen de Sickinghes uit de omgeving van Warffum. Spoedig zouden zij in de gehele Ommelanden een veel minder belangrijke rol spelen. De laatste Sickinghe die in de Ommelander politiek aktief is geweest, was Onno (1688-1756). Deze zoon van Feijo (IV) en Elisabeth Tamminga-van Ludema was onder meer voor de Ommelanden lid van de provinciale rekenkamer van 1713 tot 1716. Ook compareerde Onno op de landdag tot 1717. Na deze tijd schijnt hij zich geheel op de stad te hebben gericht. Hier was hij onder andere rekenmeester, raadsheer en burgemeester.
De Sickinghes zijn nadien, voor zover zij overheidsambten bekleedden, voornamelijk nog in de stad aktief geweest. Van Onno stammen twee familietakken af. De ene is in mannelijke lijn uitgestorven in 1944. De nu nog levende Sickinghes zijn nakomelingen van Onno's zoon Feijo (V), die gehuwd was met Petronella van Iddekinge. Hun zoon Pieter Rembt was president van de Ridderschap te Groningen, lid van de rechtbank van eerste aanleg en lid van het Wetgevend Lichaam tijdens de Bataafse Republiek. Hij werd in 1815 benoemd in de adelstand met de titel van jonkheer. Zijn zoon Onno Joost (1782-1845) was onder meer lid van de Provinciale Statenvergadering en rechter te Winschoten.
Pieter Feijo Onno (1824-1885) verliet als militair Groningen. Zijn nakomelingen hebben onder meer belangrijke functies gehad in de koninklijke hofhouding te 's-Gravenhage. Zij zijn niet teruggekeerd naar Groningen, zodat na 600 jaar het geslacht Sickinghe niet meer aanwezig is in de provincie.
Genealogie Sickinghe i
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventarisatie
Bijlagen
Literatuur

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de familie Sickinghe en een beschrijving van stukken uit het Register Feith betreffende deze familie
Bewerker:
F.J. Hulst
Behoort tot collectie:
Rijk
Laatste Publicatie:
1990
Omvang:
0,75 m standaardarchiefberging
Archiefvormer(s):