Uw zoekacties: Provinciale commissie Groningen tot aanbieding van een natio...

455 Provinciale commissie Groningen tot aanbieding van een nationaal huldeblijk, 1895 - 1898 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
In de loop van 1895 namen enkele aanzienlijke Nederlanders het initiatief om Koningin Wilhelmina bij haar inhuldiging in 1898 een geschenk aan te bieden. Opdat het een echt nationaal huldeblijk zou worden werd in elke provincie een commissie opgericht die de inzameling van de benodigde gelden zou organiseren. Vertegenwoordigers uit deze provinciale commissies vormden samen het landelijke hoofdcomité. In Groningen nam het lid van de Eerste Kamer, jhr. mr. W.C.A. Alberda van Ekenstein het voorzitterschap op zich. Secre taris was jhr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, terwijl het comit verder bestond uit de leden mr. S.M.S. Modderman, J.E. Scholten, jhr. A.A.J.M. Verheijen, jhr. G. Alberda van Menkema en Dijksterhuis, D. Knol Welt en mr. A.J. de Sitter. Tijdens een van de eerste landelijke vergaderingen in juli 1895 stelde de Gelderse commisssie voor om ook de Koningin Regentes Emma in 1898 te huldigen. Voor deze gedachte werd maar weinig steun gevonden. In het algemeen was men bevreesd dat een geschenk voor Emma in 1898 te veel in de schaduw van dat voor haar dochter zou komen te staan.
In september 1895 namen de zaken voor de organisatoren een even onverwachte als teleurstellende wending, toen uit een brief van de particuliere secretaris van de Regentes bleek dat de vorstinnen de inhuldiging niet de juiste gelegenheid voor een nationaal huldeblijk voor Wilhelmina achtten: "...tevens vermeenen niet te mogen verzwijgen, dat het oogenblik waarop door Hare Majesteit de Koningin de taak zal worden aanvaard, welke Hoogstdezelve wacht, aan Hare Majesteiten niet het meest wenschelijke en meest eigenaardige toeschijnt tot het aanbieden van een nationaal geschenk, zoodat het aan Hare Majesteiten aangenaam zijn zoude indien van de uitvoering van het plan om de boven aangegeven reden voor het ogenblik konde worden afgezien".
De taak van de commissie leek hiermee beeindigd. Toch besloot men kontakt te houden, om bij een betere gelegenheid, waarbij men vooral aan een toekomstig huwelijk dacht, opnieuw actief te worden. Toen in mei 1896 na voorzichtig informeren echter bleek dat de Regentes een voor haar bestemde huldiging in 1898 wel zeer op prijs zou stellen, kwam men eerder dan verwacht weer bijeen. Omdat Koningin Emma de voorkeur gaf aan een geldbedrag, waarvoor zij zelf een bestemming wilde zoeken, werden vergaderingen over de aard van het geschenk overbodig. In september 1896 ging de eerste circulaire van de provinciale commissie Groningen naar de gemeenten uit met de oproep tot de vorming van gemeentelijke comité's. In een enkel geval was een tweede brief nodig, maar in februari 1897 was zonder uitzondering in elke gemeente een plaatselijk comit georganiseerd.
De inzameling, via intekenlijsten, begon in het najaar van 1897. Gegevens over de opbrengst in de provincie Groningen ontbreken maar landelijk werd ongeveer f 300.000,- opgehaald, welk bedrag op 2 september 1898 aan de Koningin-Moeder werd aangeboden. Bij het geschenk was een album gevoegd met daarin de namen van de leden van alle plaatselijke comité's. In haar dankwoord maakte de Regentes de bestemming voor het geld bekend: "sedert lang was het mijn wensch een stichting in het leven te roepen, waaraan Ik geloof dat groote behoefte bestaat, Ik bedoel een sanatorium voor longlijders".
Zij stond haar buitenverblijf nabij Renkum, sindsdien Oranje- Nassau-oord geheten, voor dit doel af.
N.B. Bijzonderheden over de overdracht van dit archief zijn niet bekend.
Literatuur
Inventaris
2 Voor de inzage van deze stukken gelden langere wachttijden. Zie: kenmerken/details Lijst van de leden van de plaatselijke commissies in de provincie Groningen, z.d.
455 Provinciale commissie Groningen tot aanbieding van een nationaal huldeblijk, 1895 - 1898
Inventaris
2
Voor de inzage van deze stukken gelden langere wachttijden. Zie: kenmerken/details
Lijst van de leden van de plaatselijke commissies in de provincie Groningen, z.d.
Organisatie: Groninger Archieven

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Provinciale commissie Groningen tot aanbieding van een nationaal huldeblijk aan de Koningin-weduwe- regentes naar aanleiding van het neerleggen van haar regentschap
Bewerker:
E.J. Reker
Behoort tot collectie:
Provincie Groningen
Laatste Publicatie:
1986
Omvang:
0,1 m standaardarchiefberging
Categorie: