In de vergadering van ingelanden op 14 mei 1928 is op een verzoek van de ingeland B.W. Siemens om de westergrens van het waterschap ‘naar believen’ af te graven besloten hem die vrijheid te gunnen, op voorwaarde dat de dijkgaten bij mevr. Torringa in goede staat worden gebracht, en dat de dijk op de af te graven dijk volgende, ‘d.i. de (polder)dijk, gelegd in 1805’, onder schouw van het waterschap Oude Zuurdijkster Uiterdijkspolder wordt gebracht. ‘Tot slot kwam in bespreking: samenvoeging van beide uiterdijken, te weten Nieuwe Zuurdijkster Uiterdijkspolder en Oude Zuurdijkster Uiterdijkpolder. Nadat hier over ’t algemeen niet veel voor gevoeld werd, stapte men voorloopig maar van dit onderwerp af’ (inv. nr. 1).

Op de Historisch atlas van Groningen is goed te zien hoe de uiterdijken ten zuiden van Houwerzijl en Zuurdijk elkaar omvatten. *  Het Oude Zuurdijkster Uiterdijk is in 1729 bedijkt, de Nieuwe Zuurdijksterpolder in 1766, en de Hoogsterpolder in 1805. De in de notulen van 1928 bedoelde polderdijk is die van de Hoogsterpolder; de dijkgaten van mevr. Torringa-Rogaar door de oude provinciale dijk bij De Hoogte en de dijk tussen beide jongere polders in de Vliedorpsterweg van De Hoogte naar de Bankplaats moesten in orde worden gebracht.

De beide kleine polders, bij Geertsema de Vliedorpster en Zuurdijksterpolder of het Nieuwe Zuurdijkster en Hoogster Uiterdijk genoemd, zijn samen 92 ha. *  De uitwatering geschiedde in 1895 en ca. 1907 door een duiker en via een afwateringssloot ten oosten van (?) de afwateringssloot van complex II naar het Reitdiep. Via een grondduiker en een sloot en de aan het eind ervan staande watermolen loosden de gronden van de boerderij genaamd ‘Bankplaats’ ten zuiden van de Nieuwe Zuurdijksterpolder (91 ha.) op het Reitdiep [II]. De vroegere kwelder ten westen hiervan (66 ha.) waterde eveneens met een watermolentje tegenover de Munnikezijlsterriet af op het Reitdiep [I]. Twee kleinere complexen kwelderland in de gem. Leens met een vlaktemaat van 40 ha. [III], in 1895 gedeeltelijk bemalen met een tjasker, en 20 ha. [IV] waterden zonder kunstwerken af op het Reitdiep. Over al deze gronden is in 1877 (Prov. blad 1877, nr. 9, inv. nr. 9) het waterschap de Noorder Reitdiepspolder, met een vlaktemaat van 387 ha., opgericht. Volgens Geertsema is de organisatie van het waterschap door innerlijke tegenstellingen mislukt en is het beheer in bovenstaande eenheden uiteengevallen of voortgezet. De beoogde watermolen (oprichtingsbesluit onder c.) is niet tot stand gekomen; in plaats daarvan zijn na de afsluiting van het Reitdiep de particuliere molens in I en II zijn gebouwd. De in het oprichtingsbesluit opgegeven vlaktemaat is niet te rijmen met de gezamenlijke vlaktemaat van de twee polders en de vier complexen van gronden, namelijk ca. 310 ha.

Het waterschap De Noorder Reitdiepspolder is formeel opgeheven in 1987 (Prov. blad 1987, nr. 31).

In 1913 is tegelijk met het waterschap Electra het waterschap Reitdiep opgericht en gereglementeerd, dat het Reitdiep en de gronden ter weerszijden ten zuiden (Hunsingo) en ten noorden (Westerkwartier) van de oude provinciale dijk omvatte. Dit waterschap is eveneens in 1987 (Prov. blad 1987, nr. 31) opgeheven.

In 1937 en 1938 is in enige vergaderingen van ingelanden van het waterschap Oude Zuurdijkster Uiterdijkspolder gesproken over een mogelijke opheffing en opneming van de gronden in het waterschap Reitdiep. Aanleiding was een verzoek van de ingeland B.W. Siemens om enige percelen buiten het waterschap te brengen, en voorts het probleem van het vinden van nieuwe bestuursleden. Bij besluit van de commissaris van de provincie waarnemende de taak der Staten d.d. 19 februari 1942, nr. 138 is een nieuw bijzonder reglement vastgesteld (gepubliceerd in Prov. blad 1942, nr. 45), waarin in art. 9 is bepaald dat meerderjarige zoons en schoonzoons van stembevoegde ingelanden tot lid van het bestuur verkiesbaar zijn. Op grond van deze bepaling is het bestuur in 1942 geheel verjongd. *