Uw zoekacties: Hinderwetvergunningen gemeente Groningen (2), (1955) 1965 - ...

1971 Hinderwetvergunningen gemeente Groningen (2), (1955) 1965 - 1987 (1989) ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De Hinderwet
1971 Hinderwetvergunningen gemeente Groningen (2), (1955) 1965 - 1987 (1989)
Inleiding
1.
De Hinderwet
NB:
Deze tekst is vrijwel letterlijk overgenomen uit: Milieubeheer, Een institutioneel onderzoek naar de handelingen van diverse actoren op het beleidsterrein Milieubeheer en de thans daaronder vallende taken van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de jaren 1945 - 1994. PIVOT-rapportnummer 94. 's-Gravenhage, 2000.
Organisatie: Groninger Archieven
De Hinderwet, zoals die oorspronkelijk in 1875 is ingesteld (Hinderwet van 1 juni 1875, Stb 95), schrijft voor dat voor "inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken" een vergunning van het gemeentebestuur is vereist, behoudens uitzonderingen die in die wet zijn voorzien. Het gaat hierbij om gevallen waarin een inrichting zich in meer dan één gemeente bevindt, of zelf in meer dan één provincie. In dat geval wordt de vergunning verleend door Gedeputeerde Staten. De Kroon had deze bevoegdheden ten aanzien van inrichtingen die vielen onder het rijk. Aan de vergunningen konden voorwaarden worden verbonden, die niet in strijd mochten zijn met andere wettelijke regels. Daarom waren wetten als de Veiligheidswet van 1907 bindend voor het vergunningenbeleid van de gemeenten.
De Hinderwet werd in 1952 ingrijpend herzien (Hinderwet van 15 mei 1952, Stb. 274), omdat in de wet van 1875 limitatief werd opgesomd in welke categorieën bedrijven de Hinderwet van toepassing was; voor elk nieuw soort bedrijven moest de wet dus worden gewijzigd. De vooruitgang van de techniek maakte een flexibeler formulering noodzakelijk. Bovendien werd het gewenst geacht dat rijksinrichtingen niet werden uitgezonderd van de beslissingsbevoegdheid van het gemeentebestuur. De kroon mocht nu beslissen over Hinderwetvergunningen die "in het algemeen belang" konden worden verleend. De minister kende zich nu de bevoegdheid toe om bij AMVB vast te stellen welke soorten inrichtingen onder de Hinderwet vielen. In dit besluit kan de minister tevens bepalen welke gegevens bij de aanvrage van een Hinderwetvergunning ten minste dienen te worden overlegd (art. 5, lid 2). Ook werden aan de gemeenten bevoegdheden toegekend om bij verordening regels vast te stellen voor bepaalde soorten bedrijven, hezij op ruimtelijk gebied, hetzij met betrekking tot de inrichting. In 1960 werden wetswijzigingen vastgesteld om de procedures van de Hinderwet te vereenvoudigen en onbillijkheden weg te nemen.
De Hinderwet werd vanaf 1960 gezien als een instrument voor het milieubeleid. Hinderwetvergunningen mochten immers niet in strijd zijn met de veiligheidswetgeving en de wetgeving inzake de verontreiniging van het oppervlaktewater. Vanaf 1963 adviseerde de Commissie voor de Luchtverontreiniging ook over de toepassing en mogelijke aanpassing van de Hinderwet om luchtverontreiniging tegen te gaan. De wetswijzigingen die sedertdien werden voorbereid en ingevoerd hadden vooral ten doel om de minister de bevoegdheid toe te kennen tot het stellen van meer uniforme voorwaarden aan de lagere overheden ter bescherming van het milieu. Voorkomen moest worden dat de gemeenten ongelijke voorwaarden stelden op het gebied van algemeen milieubeheer en dat 'vervuilers' gemeentebesturen tegen elkaar uit konden spelen. Zo bestond het gevaar dat een "vervuiler" in de gemeente Rotterdam, die van goede controle-apparatuur was voorzien, zich ging vestigen in gemeenten die niet over een gelijkaardig vergunningsinstrumentarium konden beschikken.
Vanaf 1981 werd de Hinderwet aangepast aan de overige milieuwetgeving. Tevens werden in de milieuwetgeving bevoegdheden vastgelegd om procedures die voor combinaties van Hinderwetvergunningen waren vereist te bekorten en te vereenvoudigen. De wetswijziging van 1985 (Hinderwet 1985, Stb.494) gaf aan de minister de mogelijkheid landelijke standaardvoorwaarden vast te stellen voor het verlenen van gemeentelijke Hinderwetvergunningen. Aan deze standaardvoorwaarden per branche werden voorschriften en aanwijzingen toegevoegd. Op deze manier werd de Hinderwet een instrument voor de vorming van kaders aan de hand waarvan de toepassing door de gemeenten kon worden bestuurd. Het argument voor deze uniformering was de voorkoming van concurrentievervalsing.
In de jaren zeventig deed zich de noodzaak gevoelen van een wettelijke regeling op "een aantal algemene terreinen op het gebied van milieuhygiëne. Het ging hier vooral om coördinatie van vergunningsaanvragen, waarbij de regeling van inspraak en afhandeling, zou worden verbeterd.
In 1979 kwam de Wet Algemene bepalingen Milieubeheer tot stand. Hierin werden voorzieningen getroffen om procedures in het kader van de Hinderwet af te stemmen met procedures die door diverse milieuwetten werden voorgeschreven. Aan de provincie werden bevoegdheden toegekend om vergunningsaanvragen te combineren en te coördineren. Per 1 september 1980 trad deze wet in werking.
De uitvoering van de Hinderwet werd beinvloed door de Wet Algemene Bepalingen Milieubeheer (Wabm), waarin regels werden gesteld over de combinatie van Hinderwetvergunningen met milieuvergunningen en over de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen voor omvangrijke activiteiten. Tevens werden nadere regelingen gesteld voor schadeloosstelling van belanghebbenden die door een besluit onevenredig konden worden benadeeld.
De wetgeving inzake de vergunningsverlening stelde de volgende regelingen centraal op:
- Inspraak bij de verlening van een vergunning
- Voorschriften, waarbij centrale normen werden geïmplementeerd. Hierbij konden ook EG-richtlijnen worden toegepast.
- Voorschriften waarbij aan de aanvrager onderzoeksverplichtingen werden opgelegd.
In 1985 werd de Hinderwet herzien. De minister kreeg de bevoegdheid om bij AMVB besluiten vast te stellen waarin voor bepaalde categorieën bedrijven regels werden vastgesteld. Overtredingen hiertegen konden door handhaving worden opgespoord. Tevens werden in deze besluiten bepaald in hoeverre voor deze categorieën bedrijven vanwege het risico voor hinder en gevaar een vergunning werd vereist. Hierdoor kwamen kleinere bedrijven buiten de werking van de Hinderwet te vallen en werd aan een behoefte van deregulering voldaan. Vanaf dat moment bestonden er twee instrumenten: de algemene regelgeving ("confectie") voor kleinere en gelijkaardige inrichtingen, en de vergunningsplicht voor speciale gevallen ("maatwerk"). In het kader van de deregulering werd onderzocht in hoeverre meer bedrijven onder de algemene regelgeving konden worden gebracht. Dit bracht voor de wetgever wel de verplichting met zich mee om eenmaal genomen technische besluiten bij te stellen aan de hand van de beschikbare kennis: de z.g. actualiseringsplicht. Deze actualisering geschiedt in overleg met de desbetreffende brancheorganisaties.
2. Het archiefblok Hinderwetvergunningen
3. Verantwoording van de bewerking
Inventaris

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van de serie hinderwetvergunningen van de gemeente Groningen
Bewerker:
H. Jager en H. van der Meer
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
2004
Laatste uitvoer:
02-09-2021
Omvang:
25,5 m standaardarchiefberging
Categorie: