Uw zoekacties: Meerschap Paterswolde, (1960) 1961 - 1989

1970 Meerschap Paterswolde, (1960) 1961 - 1989 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Het ontstaan van het 'Meerschap Paterswolde' *  * 
In de jaren vijftig verloor het Paterswoldse meer en meer haar aantrekkingskracht als recreatiegebied. Als gevolg van de toenemende welvaart kregen steeds meer mensen de beschikking over een eigen auto en bezochten hierdoor andere veelal verder weg gelegen gebieden om te recreëren. Het oorspronkelijke 170 ha. grote meer had door particulier eigendom zeer weinig voor dagrecreanten toegankelijke oevers. Dagrecreatie was alleen mogelijk via de cafébedrijven en een klein stukje groenland in de zuidoost hoek.
Al na de Tweede Wereldoorlog was het provinciaal bestuur begonnen met de voorbereiding van een streekplan, om met name de 'wildgroei' van zomeroptrekjes rond het meer in goede banen te leiden. In 1951 riep de burgemeester van Haren, in overleg met de Provinciale Planologische Dienst van Groningen, belanghebbenden rond het meer bijeen. De watersporters, bedrijven, natuurverengingen en landbouwers bespraken de knelpunten en wensen die in een streekplan gestalte moesten krijgen. In de tweede structuurschets voor de openluchtrecreatie van de tweede nota Ruimtelijke Ordening was door de regering de behoefte aan recreatiemogelijkheden voor een aantal grote steden onderkend. Bij deze steden was in de structuurschets een 'Groene ster' aangegeven, het zogenaamde 'Element van formaat'. Het Provinciaal Bestuur van Groningen had de structuurschets overgenomen en in het streekplan Centraal Groningen is o.a. het Paterswoldse meer als stadsgewestpark aangegeven als onderdeel van het 'Element van formaat'. Voor zinvolle ontspanning waren landelijk zeven grote recreatieprojecten aangewezen die konden rekenen (op toekenning van) grote financiële steun. Overleg met de provincie Drenthe voor een streekplan voor centraal Groningen en de kop van Drenthe en plannen voor de ruimtelijke inrichting van het Paterswoldse en Zuidlaarder meer, leidden uiteindelijk in 1961 tot de oprichting van het 'Meerschap Paterswolde'. Drie gemeenten Groningen, Haren en Eelde gingen samenwerken op basis van de wet gemeenschappelijke regelingen. Het Meerschap had zich tot doel gesteld niet alleen zorg te dragen voor de ontplooiing van de recreatieve functie van het Paterswoldse meer, maar ook de belangen van natuurbescherming en landschapsverzorging te behartigen. Dit gold met name voor de aangrenzende natuurgebieden 'Elsburger Onland' en 'Friescheveen'.
Overleg met de provincie Drenthe voor een streekplan voor centraal Groningen en de kop van Drenthe en plannen voor de ruimtelijke inrichting van het Paterswoldse en Zuidlaarder meer, leidden uiteindelijk in 1961 tot de oprichting van het 'Meerschap Paterswolde'. Drie gemeenten Groningen, Haren en Eelde gingen samenwerken op basis van de wet gemeenschappelijke regelingen. Het Meerschap had zich tot doel gesteld niet alleen zorg te dragen voor de ontplooiing van de recreatieve functie van het Paterswoldse meer maar ook de belangen van natuurbescherming en landschapsverzorging te behartigen. Dit gold met name voor de aangrenzende natuurgebieden 'Elsburger Onland' en 'Friescheveen'.
In 1966 kwam het Meerschap met een globaal plan. Twee jaar later kreeg de Grontmij de opdracht een 'Hoofdzakenplan' op te stellen. Het plan moest natuurlijk gebaseerd zijn op de te verwachtte bevolkingsgroei; op basis van de structuurschets 'Groningen 2000' mocht verwacht worden dat in de agglomeratie Groningen in 1975 omstreeks 200.000 mensen zouden wonen en tien jaar later bijna 300.000 en tegen het jaar 2000 wellicht 400.000. Gebruik makend van diverse onderzoeken werd het aantal openluchtrecreanten op zomerse vrije dagen voor dezelfde jaren op resp. 20.000, 30.000 en 40.000 geschat. Dit afgezet tegen de maximale opnamecapaciteit van 1960 van het Paterswoldse meer van tussen de 2000 en 3000 personen en wetende dat er geen andere recreatieruimten in de omgeving aanwezig waren was er dus een opvallend tekort aan recreatieve mogelijkheden. Na realisatie van de plannen voor het meer, de uitbreiding van het wateroppervlak met 100 ha. en een spartelplas van 23 ha. met omliggende stranden en ligweiden, zou de nieuwe opnamecapaciteit op ongeveer 20.000 mensen uitkomen.
De uiteindelijke kosten bedroegen 40 miljoen gulden. Deze zouden, als uitvloeisel van het beleid van de Rijksoverheid tot de ontwikkeling van recreatiegebieden bij grote steden, voor 75% voor rekening van het Ministerie van CRM komen. 15% door de Provincie en de rest door de gemeenten. Thema van het 'Hoofdzakenplan' was de voorkeur voor dagrecreatie boven verblijfsrecreatie. De aanwezige zomerhuisjes en caravans moesten zo geconcentreerd worden teneinde meer oeverstroken voor recreanten te ontsluiten.
Een ander onderdeel was de aanleg van een zuidelijke randweg ten noorden van het bestaande meer. Deze zuidelijke tangent van het geplande tangentenstelsel rond de stad Groningen zou midden door het gebied komen te lopen en pijlers krijgen op een groot aan te leggen eiland. Deze weg is er echter nimmer gekomen. Er is nog wel aan gewerkt zoals aan de verhogingen ten zuiden van de Hoornse Plas te zien zijn. Een aantrekkelijk onderdeel van het plan was, dat de stad Groningen aan het meer zou komen te liggen of anders gezegd: meer en stad zouden 'naar elkaar toekomen'. In 1979, nog tijdens de uitvoering van het oorspronkelijke plan, kwam het plan 'Herijking van het Hoofdzakenplan' uit. De belangrijkste wijzigingen waren o.a. een verschuiving van de watersport naar de oeverrecreatie en een belangrijke uitbreiding aan de oostkant, de 'Harense Poeltjes'; een haffen- en baaiengebied met een grillig verloop van de oevers, kwam wegens de hoge kosten te vervallen net als de aanleg van de zuidelijke randweg. Voor de watersport waren er twee doorvaarten gepland onder de brug, die een overspanning van 120 m. zou krijgen, n.l. een smalle westelijke met een hoogte van 3 meter en een oostelijke van 8.25 met breedte van 50 meter.
Aanleg Hoornse plas en Hoornse meer
Tussen 1971 en 1973 werd de aanleg van de Hoornse plas uitgevoerd en men verwachtte hiervan een geweldige aantrekkingskracht op de bewoners van de omliggende gemeenten. Om de stranden en het water van deze spartelplas niet te laten vervuilen en om baders en boten van elkaar te scheiden werd een dam aangelegd, tussen de plas en het Hoornse meer, die tevens de functie van wandelpromenade vervulde. De regelbare inlaat hierin en een dito stuw aan de zuidkant zorgden voor de waterverversing. In 1977 gaf het Meerschap toestemming, op aandringen van naturistenverenigingen om naakt te mogen zwemmen en te zonnebaden.
Vanaf 1973 werd er gewerkt aan het Hoornse meer. Deze uitbreiding van het Paterswoldse meer vond in compartimenten plaats. Een deel van het afgegraven veen werd gebruikt om de oostoever op te hogen of werd afgevoerd naar de stadstuinen. Nadat het veen uit het eerste compartiment was verwerkt, werd er zand gewonnen ten behoeve van de aanleg van Rijksweg 43 (Groningen - Drachten). Het veen uit het tweede compartiment werd in het eerste diepe zandgat gestort en afgedekt met een halve meter zand uit de tweede put en zo verder. In feite werd er zand gewonnen en werd er op het verzonken veen een nieuwe zandbodem van een halve meter aangebracht. De waterdiepte die zo ontstond bedroeg 3,5 meter.
In november 1981 werd het laatste stuk grond afgegraven en was het Paterswoldse meer verbonden met het Hoornse meer. Ter gelegenheid van de uitbreiding werd in 1982 een monument onthuld op het 'Peter van Oveneiland'. Peter van Oven planoloog van de Provinciale Planologische Dienst van Groningen was vanaf de oprichting in 1961 secretaris van de Technische Commissie van het Meerschap. In 1980 merkte hij in een interview op het als een goede zaak te beschouwen dat bij ingrijpende plannen het een flinke tijd duurt voor ze klaar zijn. In de tussen liggende jaren kunnen denkbeelden worden aangepast en kan de gebruikerrecreant aan de nieuwe plannen wennen. Het monument heeft de vorm die gelijk is aan die van het baken die in de Kobbeduinen op Schiermonnikoog staat. Op iedere zijde van het baken zijn in de top de namen van de deelnemende gemeenten Groningen, Haren en Eelde aangebracht.
Inrichting van de oevers
Het waren uiteindelijk niet alleen de protesten, maar ook de hoog oplopende kosten van verplaatsing, die erin resulteerden dat slechts een klein gedeelte van de door het meerschap aangewezen zomerverblijven werden verplaatst. Zo konden onder andere de groepen zomerhuisjes 'Ons Kamp Haren', 'De Fokken', 'Zomersbuiten', 'Meerwold' en 'De Zandkoppen' blijven bestaan. Daarentegen moesten om een voorbeeld te noemen de bewoners van de 'Noordwesthoek' wel verhuizen naar de havenkom de 'Eelderkreek' waardoor er een nieuwe oeverstrook voor extensieve dagrecreatie vrijkwam. Vlak ten noorden hiervan kwam het 'Skandinavisch dorp' gereed: een restaurant met trekkershutten en enkele ruimten voor beeldende kunstenaars.
De oostoever van het nieuwe meergedeelte was volgens het 'Hoofdzakenplan' bestemd als uitloop- en rustgebied voor de stad. Het zou een natuurlijk en landschappelijk karakter moeten krijgen. De landerijen gelegen tussen de oevers van het Hoornse meer en de Drentse A en ten noorden van de Nijenveensterwiek waren zo drassig, dat ze werden opgehoogd tot gemiddeld 1.70 meter boven het zomerpeil van het meer. Wat niet werd opgehoogd waren de graslanden ten zuiden van de sluis aan de Nijenveensterwiek. In 1969 werd de Helpermolen, overbodig geworden door de aanleg van de snelweg Groningen - Assen, aangekocht door het Meerschap en aan voornoemde vaart geplaatst voor handhaving van het waterpeil van de polder.
De aanblik van de zuidwesthoek in het begin van de jaren zeventig riep het beeld op van vergane glorie. De speeltuin van De Twee Provinciën lag er verwaarloosd en verlaten bij, de botenhuizen van de beide watersportbedrijven waren er slecht aan toe. Het Meerschap wilde, volgens het Hoofdzakenplan, de verbetering van dit gebied aan de particuliere sector overlaten. De ontwerpen uit deze hoek strookten niet bij de ideeën van het Meerschap en uiteindelijk werd dit gebied voor bijna 3 miljoen gulden opgekocht. Er ontstond een moderne jachthaven met ruim 300 ligplaatsen. Aan de zuidkant werden de oude vervenerswoningen, het clubgebouw van de watersportvereniging, de vuurtoren en de Paalkoepel, eertijds in het bezit van de familie Scholten, gerenoveerd. Het laatste project van het Meerschap betrof de inrichting van de noordzijde van het Hoornse meer, de plaats waar Groningen stad aan-het-meer zou worden. Uiteindelijk is door de verwerkelijking van de plannen van het Meerschap een prachtig en afwisselend gebied ontstaan die voor menige passant en gebruiker een schot in de roos is gebleken.
In 1969 was de samenstelling van bestuur en commissie van het Meerschap:
Algemeen bestuur:
Mr.F.W. van Ketwich Verschuur: voorzitter,burgemeester van Haren Mr.B. Struben: plv. voorzitter, burgemeester van Eelde J.J.A. Berger: plv. voorzitter, burgemeester van Groningen G.E. Bos: secretaris Mevr. Dr.N.M. Stelling- Dekker: raadslid gem. Eelde J.B.Brons: raadslid gem. Groningen M. W. Kastermans: raadslid gem. Groningen Mr. E.G. IJspeert: raadslid gem. Groningen J. Buunk: raadslid gem. Haren W. Hendriks: wethouder gem. Groningen
Technische Commissie:
Ir. H. J. Dix: voorzitter, directeur van de dienst Stadsontwikkeling Volkshuisvesting Groningen Ir. Dieperink: secretaris, directeur van de Provinciale Planologische Dienst van Groningen Ir. J. A. M. den Boer: directeur van de Provinciale Planologische Dienst van Drenthe Ir. J. F. van Mansveld: hoofd van het District Noord voor Aanvullende Civieltechnische Werken P. van Oven: planoloog van de Provinciale Planologische Dienst van Groningen Ir.P. B. Offringa: stedenbouwkundig adviseur van Eelde Ir. N. P. H. J. Roorda van Eysinga: stedenbouwkundig adviseur van Haren Ir. J. Snijder: directeur van de dienst Openbare werken van Groningen Ir. J. van der Veen hoofdingenieur adjunct-directeur van de Provinciale Waterstaat van Groningen
Verantwoording van de bewerking van het archief
Het in bewaringgegeven archief van het Meerschap had een lengte van 25 meter. Na selectie is de uiteindelijke omvang 16 meter geworden. De bescheiden zijn afkomstig van het secretariaat van het Meerschap gevestigd in de Meerschapsboerderij aan de Groningerweg.
Tot 1987 is het archief beheerd door ambtenaren van de gemeente Groningen in het Stadhuis. Bij de bewerking van het archief werden ook stukken aangetroffen van het Samenwerkingsverband Openluchtrecreatie Centraal en West Groningen *  . Waarschijnlijk is deze vermenging ontstaan door het feit dat beide archieven bij hetzelfde secretariaat berustten.
Later werd ook het archief van N.V. 'De Sluis Paterswoldse meer' *  door tussenkomst van een oud-secretaris van het Meerschap overgedragen. Dit archief is te beschouwen als een gedeponeerd archief omdat het Meerschap deze N.V. op 10 september 1970 aankocht.
Het archief van het Meerschap was geordend volgens de Basisarchiefcode VNG. Selectie en vernietiging heeft plaatsgevonden volgens de gemeentelijke vernietigingslijst.
Een deel van het archief van het Meerschap bleek gevormd te zijn door de Provinciale Planologische Dienst met als registratuurcodes -81.216. Dit deelarchief is in 1992 naar de dienst O.S.W. verhuisd (zie archief P.P.D. inv. nr. 25). Vanaf de installatie van de Technische Commissie (TC) is planoloog Peter van Oven van de PPD secretaris geweest. Aangezien Van Oven ook deelnam als adviseur aan vergaderingen van het Algemeen en Dagelijks Bestuur, waren er ook notulen van het AB en DB in het secretariaatsarchief aanwezig. Deze notulen zijn overtollig maar zijn in de inventaris opgenomen omdat de desbetreffende bijlagen het gedachtengoed en het groeiproces van ontwikkelings- tot bestekplannen goed weergeven en niet aanwezig zijn in de serie notulen van het meerschapsecretariaat. Om deze redenen is ook het werkarchief van de voorzitter van de TC bewaard gebleven. Het was ondoenlijk om op stukniveau bestekken, jaarrekeningen of jaarverslagen die om bovengenoemde redenen in drievoud aanwezig kunnen zijn, er 2 uit te lichten.

Openbaarheid
Aan de openbaarheid van een beperkt aantal archiefbescheiden zijn beperkingen gesteld. Deze stukken zijn slechts raadpleegbaar met toestemming van de directeur van de Groninger Archieven
Bijlage: kaart met genummerde deelgebieden van het Hoofdzakenplan

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Samenwerkingsverband Meerschap Paterswolde
Bewerker:
T. Boekema en B. Valkenburg
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
2003
Omvang:
40 m standaardarchiefberging
Archiefvormer(s):