Uw zoekacties: Stichting 'Redt de Harmonie' / Studiegroep Binnenstad, 1966 - 1982

1406 Stichting 'Redt de Harmonie' / Studiegroep Binnenstad, 1966 - 1982 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Geschiedenis
1406 Stichting 'Redt de Harmonie' / Studiegroep Binnenstad, 1966 - 1982
Inventaris
1.
Geschiedenis
Organisatie: Groninger Archieven
De oprichting van de Stichting 'Redt de Harmonie' markeerde een nieuw hoogtepunt en verheviging van de strijd om deze Groninger concertzaal voor dreigend slopersgeweld te behoeden. De bestuursleden van de nieuwe stichting, de architecten P.L. de Vrieze en P. Reijenga en de musicus D.J. Leutscher hadden op dat moment al jaren van strijd en verzet tegen ambtelijke plannen en beslissingen van gemeentelijke autoriteiten achter de rug.
Het gebouw 'de Harmonie', dat als verbouwde en vergrote concertzaal in 1891 gereed kwam en in neo- renaissancistische stijl was opgetrokken, had in 1942 door brand zware schade geleden. Overeenkomstig de naoorlogse bezieling en mentaliteit van wederopbouw, daadkracht en ingrijpende vernieuwing gingen de gedachten in de noordelijke provinciehoofdstad uit naar een nieuw cultuurcentrum, waarin allure en aanzien zouden stoelen op moderne vormgeving, afmetingen en concentratie. De kunstkring 'De Ploeg' stelde het gemeentebestuur voor op de plaats van het Scholtenshuis aan de oostzijde van de Grote Markt het nieuwe cultuurpaleis te laten verrijzen. Na vele aarzelingen, discussies en bezuinigingen werd uiteindelijk in 1962 besloten de oude veemarkt als locatie voor het cultuurcentrum aan te wijzen. Deze wijziging van de locatie voor het gebouw, waarvan de opdracht tot ontwerp reeds jaren eerder was toevertrouwd aan de Amsterdamse hoogleraar M. Duintjer, werd onder meer onderschreven door P.L. de Vrieze. Ondertussen was in al die jaren de restauratie van de Harmonie steeds meer op de achtergrond geraakt en voor de meeste Groninger functionarissen en autoriteiten tot een onwaarschijnlijkheid of zelfs een onmogelijkheid verworden. Het gebrek aan parkeerruimte en de geringe bereikbaarheid van de concertzaal aan de Oude Kijk in 't Jatstraat bekoelde elk enthousiasme bij ambtenaren en politici voor restauratie en behoud. In 1963 verkocht de gemeente het verwaarloosde gebouw aan het rijk ten behoeve van uitbreiding van de Groninger rijksuniversiteit.
Kort na deze verkoop begon het verzet tegen de grootschaligheid en de concentratiegedachte, die in de wederopbouw van het naoorlogse Nederland een brede bedding gevonden hadden, duidelijke contouren te vertonen. De 'Studiegroep Binnenstad', waarvan de kern de actiegroep 'Redt de Harmonie' en later de stichting met dezelfde naam zouden vormen, vreesde functieverlies van de binnenstad en verzette zich tegen de nadruk die gelegd werd op bereikbaarheid voor het autoverkeer. Men wilde aandacht voor het historisch gegroeide en respect voor de toevalligheden en kenmerkende aspecten van de Groninger binnenstad. De architectuur van de in de binnenstad gesitueerde Harmonie was van monumentale betekenis en de akoestiek van deze, in de vorige eeuw gebouwde concertzaal was van nauwelijks geëvenaarde kwaliteit. In 1966 ontving de gemeente een adres, waarin gepleit werd voor een algehele heroverweging ten aanzien van de culturele voorzieningen en gebouwen in Groningen; men pleitte voor een zekere deconcentratie van de gebouwen in de binnenstad en in dat kader voor het behoud van de Harmonie, als akoestisch monument. Ernstig waarschuwden de ondertekenaars voor de verloedering, die zich in diverse Amerikaanse binnensteden aftekende. Overleg, discussie en oplaaiende emoties volgden. De gemeentelijke autoriteiten bleven echter vasthouden aan de onverkorte bouw van het cultuurcentrum op de plaats van de oude veemarkt en de universitaire gezagsdragers wilden de nieuwbouw-plannen voor de alfa- faculteiten op de plaats van het af te breken Harmoniegebouw niet meer wijzigen. Een poging om de Harmonie op de definitieve monumenten-lijst te laten plaatsen en daardoor voor de slopershamer te redden mislukte eveneens. Tenslotte bleef de adressanten en actievoerders slechts de troost, dat ook de verloren strijd gestreden moet worden.
In dezelfde jaren, dat de affaire rond de Harmonie ook landelijk geruchtmakend werd, voltrok zich in Groningen eveneens een heftige discussie over het verkeersplan. Het opgestelde 'Goudappel-plan' was gebaseerd op tangenten, in een ruitvorm, die het autoverkeer langs de binnenstad zouden laten scheren; langs de diepen zou een verdeelstelsel komen, waar het afslaande verkeer de binnenstad zou kunnen bereiken. Er zouden enige doorbraken voor het auto-verkeer gerealiseerd moeten worden. Volgens dit plan zou het doorgaande verkeer uit de binnenstad geweerd worden, maar dezelfde binnenstad zou wel goed bereikbaar blijven voor de auto. Het verkeersplan baseerde zich op een sterke concentratie van werken en wonen in een klein voetgangersgebied en parkeergarages. De studiegroep binnenstad kon zich in beginsel wel verenigen met een tangenten-stelsel, maar had bezwaar tegen de doorbraak bij de Lutkenieuwstraat en tegen de noordelijke tangent langs het Nieuwe Kerkhof. Bovendien stond men een sterkere woonfunctie voor de binnenstad voor en meer aandacht en consideratie voor de historische en organisch gegroeide kenmerken en bijzonderheden van de Groninger binnenstad. Ook de afgeschermde planning en voorbereiding binnen een ambtelijk bestel met sterke invloeden en onderhevig aan moeilijk te doorgronden formaliteiten en ingewikkelde procedures riepen onbehagen op bij de leden van de studiegroep. De toegestane inspraak leidde tot langdurige discussies en verkreeg veel publiciteit. Uiteindelijk voorkwam de wethouderscrisis in het Groninger college in 1972 een volledige uitvoering van de door ir. Goudappel opgestelde plannen.
Nadat in 1972 het cultuurcentrum d' Oosterpoort op het terrein van de oude veemarkt was geopend, drong zich geleidelijk de vraag op wat het toekomstig perspectief moest zijn voor de in 1883 gebouwde schouwburg aan de Turfsingel. Voor het moderne toneel en met name de grotere produkties was een verbouwing reeds lang noodzakelijk geworden; met name het toneelhuis diende aangepast en vergroot te worden. De sociaal-democraten, die in Groningen de grootste partij vormden, kenden echter aarzelingen en waren geneigd tot terughoudendheid als het ging om het opnieuw uitgeven van miljoenen voor culturele voorzieningen. Uitvoerbare voornemens en besluitvorming bleven bijgevolg achterwege. In 1976 werd de Groninger schouwburg op last van de bouwpolitie wegens instortingsgevaar gesloten. Opnieuw lukte het de Groningers de landelijke pers te halen. Door omstandigheden en publicitaire ophef gedwongen liet het gemeentebestuur alsnog een ingrijpend en kostbaar verbouwingsplan opstellen, waarbij het bestemmingsplan gewijzigd zou moeten worden. De buurtgroep Binnenstad- oost kondigde aan tegen een dergelijke wijziging in verzet te zullen gaan. Op dat moment tekende zich in volle scherpte één van de fundamentele problemen rondom het actiewezen en inspraak af; persoonlijke- en buurtbelangen vallen al te vaak niet samen met algemene stedelijke belangen en de schouwburg was nu eenmaal geen buurt- of wijkvoorziening.
De ironie van het Groninger drama wou bovendien, dat P.L. de Vrieze zich onder de agerende buurtbewoners bevondt; als achterbuurman vreesde hij door de verbouwing voor verminderd uitzicht en zonlicht. De zaak kwam muurvast te zitten en één van de mooiste gebouwen van de stad Groningen, een replica van het Parijse theater 'Sarah Bernhardt' verwerd tot een bouwval. In die fase van de strijd trad nog een ander opmerkelijk verschijnsel rondom actievoering en inspraak naar voren: de woordvoerders van de buurtgroep, die zelf niet gehinderd of geremd werden door interne regels en democratische verhoudingen bleken in staat te zijn de staatkundig gefundeerde democratie te ontregelen en het hoogste orgaan van de stad, de gemeenteraad tot volslagen machteloosheid te veroordelen. In deze situatie resteerde de gemeentelijke autoriteiten geen andere uitweg dan het zoeken naar compromissen en tegemoetkomingen. In 1982 slaagde het college erin om eindelijk over een opnieuw gewijzigd bouwplan overeenstemming te bereiken met de buurtgroep, zodat de impasse doorbroken werd en de verbouwing van de schouwburg aan de Turfsingel mogelijk werd. Opmerkelijk bij deze geruchtmakende schouwburg-affaire was, dat de Studiegroep Binnenstad nauwelijks van zich liet horen; waarschijnlijk heeft de onenigheid tussen P.L. de Vrieze en D.J. Leutscher het ontplooien van energieke acties en aansprekende aktiviteiten belemmerd. Wel zie men in dit verband ook archief 359 (stukken afkomstig van P.L. de Vrieze betreffende de verbouw van de stadsschouwburg), dat is opgenomen in de gemeentelijke archiefbewaarplaats.
Bijlagen
1. Lijst van vernietigde stukken
2. Lijst van afzenders van stukken (inv.nr. 6)

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de stichting 'Redt de Harmonie' / Studiegroep Binnenstad
Bewerker:
P.H.J. Woltjer
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
1990
Omvang:
0,5 m standaardarchiefberging