Uw zoekacties: Afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootscha...

1266 Afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap, (1816) 1834 - 1924 ( Groninger Archieven )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
1266 Afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap, (1816) 1834 - 1924
Inleiding
Geschiedenis
ead-typering:
bioghist
Organisatie: Groninger Archieven
Reeds spoedig na de oprichting van het Nederlandsche Zendelinggenootschap te Rotterdam in 1797 kreeg de zendingstaak van de christelijke gemeente ook bijzondere aandacht van enkele Groningers. Sinds 1799 kwamen dezen, overeenkomstig de 'algemeene bepalingen' van het zendelinggenootschap, elke maand bijeen tot het houden van een bidstond - 'om door het gemeenschappelijk gebed tot belangstelling in de evangelieverbreiding op te wekken' -, eerst beurtelings ten huize van de leden, later in de promotiezaal van de Latijnse school, vanaf november 1810 in de Pepergasthuiskerk. De eerste te Groningen werkzame leden van het Nederlandsche Zendelinggenootschap, die het 'Zendeling-genootschap, gemeente Groningen' vormden, waren voornamelijk predikanten van de Hervormde gemeente aldaar; een enkel lid van die gemeente behoorde ook ertoe. In 1828 werden de hervormde predikanten ten plattelande van Groningen en in de provincie Drenthe aangezocht om medewerking, een jaar later ook de doopsgezinde en evangelisch-lutherse predikanten. Zelfs volgde in 1830 een verzoek aan de predikanten in Oost-Friesland tot deelneming aan de arbeid van het Nederlandsche Zendelinggenootschap.
Op 26 juni 1832 had 'vanwege bestuurders en medewerkende leden van het zendelinggenootschap te Groningen' een vergadering van verschillende van de in de voorafgaande jaren uitgenodigde personen plaats, waarop werd besloten - 'overéénkomstig het verlangen van bestuurders des genootschaps te Rotterdam' - tot oprichting van de 'Afdeeling Groningen van het Nederlandsche Zendeling-genootschap'. Nog in diezelfde vergadering is een reglement voor deze afdeling vastgesteld, dat in grote trekken overeenkomt met het door het bestuur van het Nederlandsche Zendelinggenootschap ontworpen 'reglement voor de afdeelingen', voorkomende in de 'algemeene bepalingen en reglementen' van het genootschap. Bepaald werd, dat lid van de afdeling konden worden alle in het 'kwartier' (d.i. provincie) Groningen wonende predikanten, alsmede 'andere in de zaak des christendoms belangstellende personen', aldaar woonachtig.
Naast de afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap bleef het 'Zendelinggenootschap, gemeente Groningen' bestaan. Zijn leden waren niet alleen werkzaam tot ondersteuning van de uitbreiding van het christendom onder de 'heidenen', maar zij wijdden zich eveneens aan de inwendige zending: zo voerde het genootschap in 1814 het 'krankbezoeken' in de hospitalen in, begon het kluftcatechisaties - in 1832 aan de zorg van de Hervormde gemeente overgelaten - en richtte het zondagsscholen op. Mede door toedoen van het genootschap kwam in 1834 het Vrouwen Hulp-zendelinggenootschap tot stand. In 1858 stelde de afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap aan het 'gemeente-zendelinggenootschap' voor, dat het zich zou 'ineensmelten' met de afdeling en aldus zou ophouden 'een afzonderlyk, buiten de afdeeling bestaand ligchaam' uit te maken. Aanneming van dit voorstel door de 'gemeente' maakte herziening van het afdelingsregelement noodzakelijk. Aan de afdeling kwam nu ook de zorg voor de maandelijkse bidstonden te Groningen, voor de zondagsscholen aldaar enz. Bezwaren leverde dit niet zozeer op, aangezien door de oprichting van afdelingen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap in de provincie het werkterrein van de afdeling Groningen langzamerhand aanmerkelijk kleiner was geworden. Sinds 1870 omvatte deze afdeling alleen nog maar de stad Groningen.
Hoewel het notulenboek slechts is bijgehouden tot 1924 moet de afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap nog een tiental jaren nadien hebben bestaan. In 1933 althans wordt zij nog genoemd in 'Oomkens' Regeeringsalmanak van en voor de provincie Groningen'. Volgens de 'regeeringsalmanak' voor het jaar 1934 zou in dat jaar of kort daarvoor met betrekking tot de meeste afdelingen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap in de provincie Groningen, waaronder de afdeling Groningen, een andere vorm van organisatie van de leden tot stand zijn gekomen, hetgeen opheffing van die afdelingen ten gevolge had. De afdeling Appingedam handhaafde zich het langst als stemhebbende afdeling van het zendelinggenootschap, maar ook deze afdeling verdween automatisch toen het zendingswerk - gedeeltelijk reeds in de jaren van de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945) - werd overgedragen aan de classicale zendingscommissies van de Nederlandse Hervormde Kerk. Reeds vóór 1924 leed de afdeling Groningen een kwijnend bestaan. Telde zij in 1886 achtenveertig leden en achtendertig begunstigers, in 1901 nog respectievelijk drieëndertig en vijfentwintig, in 1919 waren deze aantallen teruggelopen tot veertien leden en vijftien begunstigers, in 1921 - het laatste jaar, waarover hieromtrent in het notulenboek opgave wordt gedaan - tot elf leden en dertien begunstigers. De leden waren toen allen tevens bestuurders en oud-bestuurders van het Nederlandsche Zendelinggenootschap. Blijkbaar bleven dezen na 1924, overeenkomstig artikel 50 van de 'algemeene bepalingen' van het genootschap, de plaatselijke zaken behartigen, evenwel zonder verder een afdelings-administratie bij te houden.
Archiefbeheer
Bijlagen
1. Lijst van voorzitters
2. Lijst van secretarissen
3. Lijst van penningmeesters
4. Literatuur

Kenmerken

Beschrijving:
Inventaris van het archief van de afdeling Groningen van het Nederlandsche Zendelinggenootschap
Bewerker:
W.K. van der Veen
Behoort tot collectie:
Gemeente Groningen
Laatste Publicatie:
1983
Omvang:
0,25 m standaardarchiefberging